De Parelduiker. Jaargang 8
(2003)– [tijdschrift] Parelduiker, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
Marco EntropGa naar voetnoot+
| |
RokkenjagerOver Mondriaans Weibergeschichten zijn meer verhalen in omloop dan er concrete gegevens voorhanden zijn om ze te bevestigen. En nog steeds worden er nieuwe mythes aan de al bestaande toegevoegd. Zo gaf de schrijver Max Dendermonde zijn fantasie vrij spel door Mondriaan in een roman af te schilderen als een eersteklas rokkenjager.Ga naar eindnoot2 Het leverde immers een mooi contrast op met de steile man voor wie hij in de overlevering doorgaat. De womanizer die Dendermonde van hem heeft gemaakt, is even overdreven als onwerkelijk. Maar dat Mondriaan een bijzondere aantrekkingskracht op vrouwen had, is niet helemaal uit de lucht gegrepen. Mondriaan is nooit getrouwd geweest. Wel was hij in de herfst van 1911 enige maanden verloofd met Greta Heijbroek (1884-1964), die hij al in 1909 kende en die net als De Beneditty de dochter was van een gegoede Amsterdamse koopman. Ver- | |
[pagina 29]
| |
Piet Mondriaan, 1907 (coll. P P. Huf).
der heeft hij in de jaren rond 1910 al dan niet amoureuze betrekkingen onderhouden met zijn model annex leerlinge Agaath Zethraeus (1872-1966), de theosofe Marie Simon (1887-1976) en mogelijk ook met de violiste Aletta de Iongh (1887-1975).Ga naar eindnoot3 Geen van deze vrouwen heeft evenwel een getuigenis van hun omgang met Mondriaan nagelaten. Alleen Henriëtte Mooy (1890-1974) hechtte eraan haar herinnering aan hem te beschrijven. Zij verwerkte haar vriendschap met Mondriaan in Maalstroom, een driedelige autobiografische (sleutel)roman in dagboekvorm.Ga naar eindnoot4 | |
NakomertjeVan Eva de Beneditty wisten we tot nu toe niet veel meer dan dat zij de echtgenote was geweest van de toneelspeler Paul Peter Henri Huf (1891-1961), met wie zij veertig jaar lang lief en leed deelde, en dat zij de moeder was van de journaliste Emmy (1922-1992) en de fotograaf Paul Huf (1924-2002). Voor aanvullende biografische gegevens moesten de archieven worden geraadpleegd.Ga naar eindnoot5 Eva Bernardine de Beneditty werd op 25 januari 1888 in Amsterdam geboren als jongste kind in het Portugees-joodse gezin van Abraham Matthias de Beneditty (1848-1921) en Rosalie de Groot (1857-1916). Ze was in zekere zin een nakomertje. Door het vroege overlijden van haar twee jaar eerder geboren zusje Sara Josephina - het meisje werd nog geen zes maanden oud - bestond er enig leeftijdsverschil tussen Eva en de andere kinderen: Matthias (1878), Frederika (1880) en Nochem (1883). Abraham de Beneditty was een niet onbemiddeld man. Evenals zíjn vader was hij rijk geworden in de handel, in zijn geval in effecten. Echtgenote Rosalie kwam uit een meer artistiek joods milieu. Haar beide (jongere) zussen, Jeannette en Joséphine, waren actrice. Joséphine had zich nog mogen koesteren in de amoureuze bewondering van de dichter Jacques Perk.Ga naar eindnoot6 Jeannette zou de moeder worden van de latere acteur Louis Saalborn (1891-1957), een volle neef dus van Eva.Ga naar eindnoot7 Bij de geboorte van Eva stond het gezin De Beneditty ingeschreven op het adres Keizersgracht 727. Maar het verhuisde vaak. In maart 1892 verlieten De Beneditty's zelfs Amsterdam om in Londen te gaan wonen, waarschijnlijk om zakelijke redenen. Na drie jaar keerden ze naar Nederland terug en vestigden zich in Rotterdam. Vanaf eind oktober 1900 is de familie weer woonachtig in de hoofdstad, waar | |
[pagina 30]
| |
Eva (links) en haar zuster Frederika de Beneditty, ca. 1906 (coll. P.P. Huf).
de verhuisdrift andermaal toesloeg, al bleef deze beteugeld binnen de grenzen van de Concertgebouwbuurt. In 1909, het jaar waarin ze Mondriaan leerde kennen, woonde Eva met haar ouders en jongste broer Nochem op het adres Willemsparkweg 124 boven. Zus Frederika, inmiddels getrouwd en moeder van twee zoontjes, was toen al enige tijd het huis uit, evenals Matthias. Hij was in 1907 naar Londen vertrokken en van daaruit naar Amerika geëmigreerd. Tot haar huwelijk met Huf, gesloten op 22 juni 1921, bleef Eva in het ouderlijk huis wonen. Ze overleed op 20 april 1969 in Amsterdam en werd begraven op Zorgvlied. | |
GevoelslevenAfgezien van het dagboek, een handvol foto's en een paar summiere biografische notities van dochter Emmy - die zich in haar geschriften in de eerste plaats haar vader herinnerde - is het leven van Eva tot haar huwelijk met Huf niet gedocumenteerd. In de nalatenschap van Mondriaan berusten geen brieven van haar. De brieven van Mondriaan aan Eva zijn na haar dood door de familie weggegooid.Ga naar eindnoot8 Helaas is haar dagboek van weinig waarde als het gaat om het bijeensprokkelen van feiten. Het eerste deel, waarin ze haar liefde voor Mondriaan beschrijft, beslaat een periode van vijf maanden, van februari tot en met juni 1909. In maart 1910 vervolgt Eva haar aantekeningen, vrij consequent, tot 25 januari 1911, de dag waarop ze drieëntwintig wordt. Het dagboek was er voor haar gevoelsleven. Over haar dagelijkse beslommeringen vermeldt ze hoegenaamd niets, evenmin over haar huiselijke omstandigheden of over haar familieleden. Haar broer Nochem bijvoorbeeld promoveerde op 9 maart 1910 aan de Universiteit van Amsterdam.Ga naar eindnoot9 Deze, toch bijzondere, gebeurtenis is door Eva niet geboekstaafd. Ze had genoeg aan haar eigen gedachten. | |
UitgaanEva de Beneditty groeide op in een tamelijk beschermd milieu, dat nog stevig was verankerd in de negentiende eeuw. Van een meisje werd niet veel anders verwacht dan dat het zich lijdzaam voorbereidde op de huwelijkse staat, waarbij eerder de wens van de ouders werd gevolgd dan het hart van de dochter. Eline Vere in Amsterdam. Eva was een goede partij, gezien de redelijke welstand waarin De Beneditty's leefden. Haar zakgeld was meer dan toereikend om haar vele liefhebberijen te bekostigen. Eva hield van uitgaan. Ze was een geregeld bezoekster van muziekuitvoeringen - ze bezat een abonnement voor het Concertgebouw - en bezocht theatervoorstellingen. Haar literaire voorkeur ging uit naar romantische dichters | |
[pagina 31]
| |
als Heine, Goethe en Walter Scott. Dat blijkt althans uit de citaten uit hun gedichten die aan sommige passages in haar dagboek voorafgaan. Maar ze las ook Oscar Wilde - destijds een hype -, en niet eens in vertaling. Buiten cultureel vertier waren haar, vanaf haar veertiende de enige dochter in huis, echter weinig frivoliteiten toegestaan. Overdag maakte ze zich nuttig in huis door haar moeder gezelschap te houden en lichte administratieve werkzaamheden te verrichten voor haar vader en later ook voor Nochem, nadat haar broer zich had gevestigd als advocaat en procureur. Er bleef genoeg vrije tijd over om piano en mandoline te studeren en privélessen Engels en Frans te volgen, voor meisjes uit die kringen het hoogst bereikbare in algemene ontwikkeling. 's Zomers ging de familie naar zee, ieder jaar naar Zandvoort. Een onbezorgd en overzichtelijk leven, zo lijkt het. Maar getuige haar dagboek was dit voor Eva niet het geluk waar ze naar verlangde. Er ontbrak iets. Ze voelde zich vaak eenzaam en gefnuikt in haar zielenleven. Dat veranderde toen Mondriaan in haar leven kwam. | |
VoorhoedePiet Mondriaan leidde een heel wat wereldser bestaan, te midden van zijn Amsterdamse kunstenaars- en bohémienvrienden, met wie hij artistieke gedachten uitwisselde en stadse genoegens deelde. Begin 1908 had hij een ruime atelierwoning betrokken tegenover het Sarphatipark, op de eerste verdieping van nummer 42, aan de kant van de Ceintuurbaan. Bij mooi weer trok hij eropuit, alleen of in gezelschap van een collega, studies makend en schetsend in de ommelanden van de stad: langs de Amstel of het Gein nabij Abcoude, zijn meest geliefde plek. 's Zomers was hij in Zeeland te vinden, onder geestverwanten in de kunstenaarskolonie die zich in Domburg rond Jan Toorop had gevormd. Als beeldend kunstenaar maakte Mondriaan in die tijd een belangrijke ontwikkeling door die hem gaandeweg in de voorhoede van zijn generatie zou plaatsen. In januari 1909 zette hij in ieder geval een flinke stap voorwaarts in de belangstelling voor zijn werk, toen in het Stedelijk Museum de eerste ‘groepententoonstelling van levende meesters’ werd geopend, een gezamenlijk retrospectief van Mondriaan, Jan Sluyters en Kees Spoor. De expositie trok veel aandacht in de pers en een groot aantal bezoekers.Ga naar eindnoot10 Naast zijn landschappen en avondlandschappen uit vroegere jaren toonde Mondriaan - in de middelste van de drie zalen die voor hem waren vrijgemaakt - voor het eerst zijn recente, expressieve werken, naar het oordeel van de kunstcriticus C.L. Dake ‘visioenen van iemand die in de war is’.Ga naar eindnoot11 In april exposeerde Mondriaan opnieuw in het Stedelijk, ditmaal in genootschapsverband van de kunstenaarsvereniging Sint Lucas, waarvan hij sinds 1897 lid was.Ga naar eindnoot12 | |
ChrysantHoe Eva Mondriaan heeft leren kennen, waar en wanneer precies, onthult het dagboek niet. Haar eerste aantekening dateert van begin februari 1909. Daaruit valt op te maken dat ze elkaar dan al een paar keer hebben getroffen. Waarschijnlijk heeft ze hem ontmoet via haar neef Louis Saalborn, die destijds nauw met | |
[pagina 32]
| |
Mondriaan bevriend was en schilderlessen bij hem volgde.Ga naar eindnoot13 De tentoonstelling in het Stedelijk kan een aanleiding zijn geweest voor hun kennismaking, maar beeldende kunst had niet in de eerste plaats Eva's interesse. Er wordt althans nergens in haar dagboek gewag gemaakt van enig museumbezoek, ook niet in april 1909 als Mondriaan bij Sint Lucas exposeert, onder anderen met Saalborn. De kunstenaar Mondriaan blijft verborgen in het dagboek, de man die Eva zegt lief te hebben eveneens. Ze noemt nooit zijn naam, heeft het slechts over ‘mijn schilder’. Eén keer verwijst ze concreet naar zijn werk. Ze blijkt namelijk een bloemstilleven - een chrysant - van hem te hebben gekregen, dat ze heimelijk op haar kamer bewaart om er op eenzame momenten bij weg te dromen. Die tekening is niet meer in familiebezit. Emmy Huf verkocht haar jaren geleden aan een kunsthandelaar, omdat ze geld nodig had.Ga naar eindnoot14 Eva's chrysant was overigens geen unicum: Mondriaan heeft deze bloem in de jaren 1908-'09 vele malen afgebeeld en er meer liefjes mee verblijd. Zowel Agaath Zethraeus als Greta Heijbroek bezat een door Mondriaan getekende chrysant.Ga naar eindnoot15 | |
OerversieVoor een meisje met een romantische natuur als Eva betekende het bijhouden van een dagboek kennelijk meer dan het vastleggen van losse invallen, gebeurtenissen of concrete gedachten. Ze wilde er iets moois van maken, een kostbaar document dat haar herinnering aan Mondriaan levend zou houden. ‘'t Is voor later zoo heerlijk,’ noteert ze op 7 maart, ‘als je alles geschreven hebt nog onder den invloed van 't oogenblik, midden - in de extaze van je geluk, om 't dan te lezen en te herlezen, en als 't noodig is, er òp te kunnen leven, - op je verleden.’ Doordat zeven van de twaalf gedagtekende passages zijn voorzien van een motto, ontleend aan een passend gedicht of een liedtekst, wordt de indruk gewekt dat het dagboek eerder zorgvuldig is gecomponeerd dan ‘onder den invloed van 't oogenblik’ geschreven. Sterker nog, het heeft er de schijn van dat de inhoud later door de schrijfster is herzien, bij welke gelegenheid zij de citaten heeft uitgezocht. Die veronderstelling is niet onaannemelijk, te meer omdat aan het dagboek de eerste vier katernen ontbreken. Zo te zien zijn de bladen er, met enig geweld, uitgescheurd. Dat zijn - een telling maakt dit duidelijk - in totaal 96 pagina's. Stond hier de oerversie van wat zij te vertellen had over haar relatie met Mondriaan? Als dat waar is, dan bevatten de veertig bladzijden die de tekst nu beslaat, niet alleen een bewerking maar mogelijk ook een bekorting van haar verhaal. Heeft ze aantekeningen weggelaten? In februari 1909 legde Eva van haar belevenissen slechts tweemaal getuigenis af. En dat terwijl zij Mondriaan toen pas kende en er om die reden toch meer te melden zou moeten zijn. Maart is met vijf aantekeningen een uitschieter. April daarentegen passeerde geruisloos. Niet eerder dan op 11 mei werd er weer iets opgeschreven en in de laatste week van die maand nogmaals, kort na elkaar twee keer. In juni ten slotte zijn er nog twee data geweest waarop Eva haar gedachten heeft verwoord. Het is een opvallend magere score in vergelijking met het vervolgdagboek uit 1910, | |
[pagina 33]
| |
Eva de Beneditty, ca. 1916 (coll. P.P Huf).
dat met zijn 143 pagina's het aantal aan Mondriaan gewijde bladzijden ver overtreft. In de zomer van dat jaar ontmoette Eva een nieuwe liefde, over wie ze vanaf dat moment vrijwel dagelijks schreef, vier maanden achtereen. Deze aantekeningen lijken bovendien tamelijk spontaan geschreven, zijn minder gedragen van toon, alledaagser ook. Eva was in deze periode aanmerkelijk minder zwaar op de hand dan het jaar daarvoor. Mondriaan moet veel in haar hebben losgemaakt. | |
[pagina 34]
| |
Openingspagina van het dagboek van Eva de Beneditty.
Heb ik ooit een tijd gehad in m'n leven, dat ik me zóó voelde als nu? - Neen nooit. - Maar hoe voel ik me dan eigenlijk? - Ja, dat weet ik zèlf niet; ik ben rustig, en tòch bekruipt me soms een vreeselijke onrust, ik ben gelukkig, ja zóó gelukkig als nog nooit tevoren, en tòch ben ik bang voor m'n geluk, o zoo bang soms! - Dan denk ik, dat 't te mooi en te goed is, dat ik hem heb gevonden, den ‘Mann meiner Träume’, en dat hij me begrijpt en me ook wil begrijpen, en met me spreekt en ook met me wil spreken, en dat ik hem nu geregeld zie en dat ook hij mij wil zien, dat àlles, is dat dan ook niet bijna geluk te groot! -
Eva is in verrukking als zij in februari 1909 haar dagboek begint: Komm', komm', Held meiner Träume, komm'..., staat er als motto boven deze eerste aantekening. Was het haar niet net zo vergaan als Nadina Popoff, de kolonelsdochter uit Der tapfere Soldat, die na het smachten van deze woorden haar wensdroom zag vervuld? Eva was er getuige van geweest, in de Amsterdamse Stadsschouwburg, waar zij een opvoering van deze ‘neuester Operetten-schlager’ van Oscar Straus had bijgewoond.Ga naar eindnoot16 Zwijmelend bij het portret van haar verloofde Alexius Spiridoff, majoor in het Bulgaarse leger en al maanden van huis omdat zijn land in oorlog verkeert met Servië, zingt zij haar begeerte naar hem uit. Maar in plaats van de kordate Alexius stormt de schuchtere soldaat Bumerli haar slaapvertrek binnen, een Zwitser in Servische krijgsdienst die op de vlucht is voor de vijand. Hoewel hij in alles het tegenbeeld is van een held, vindt ze in hem ten slotte de man die haar geluksverlangen vervult en vervolmaakt. Dat zij, net als Nadina in de operetteromance, eindelijk het ware geluk heeft gevonden, kan Eva nauwelijks bevatten. Vooral in het begin van haar dagboek spreekt zij hierover regelmatig haar onzekerheid uit: ‘een nauw-durvend-opkomende twijfel, een wèl sterk-onderdrukte, maar tòch een zekere angst, voor 't bijna te plots gekomen, héél onverwachte geluk’. Haar vrees was niet onterecht, vond ze. Want hoe ongelukkig was zij vroeger niet geweest? Iemand die oprecht begrip voor haar toonde, zoals Mondriaan dat deed, was ze op haar levenspad nog niet tegengekomen. Ik had nog nooit iemand gevonden, die in-waar is, die niet, al was 't nòg zoo weinig, tòch altijd iets van dat wereldvernis had en dat vond ik zoo troosteloos- | |
[pagina 35]
| |
wanhopig, om nu nooit eens iemand te hebben, die je met volle oprechtheid kon vertellen van je eigen gevoel; dat ik nooit iemand had, die begreep mijn méér-willen-dan-ik-kàn.... Had Eva vroeger altijd in de veronderstelling geleefd dat zij nu eenmaal niet voor het ware geluk was geboren, nadat zij Mondriaan had leren kennen wist ze dat het ook voor haar bereikbaar was geworden. Dit besef gaf haar niet alleen een ongekende innerlijke kracht maar, bovenal, zelfvertrouwen: [...] te weten, dat er iemand is, die je niet missen wil, dat er iemand bestaat, wiens leven je zóó kunt veraangenamen, als niemand anders 't kan, dan jij en jij alleen; dat er iemand leeft, voor wien je 't beste van je eigen leven zoudt willen offeren, alleen maar om dien ander er gelukkig door te maken; en te weten, dat die ander al gelukkig is, alleen door je eigen dáárzijn, door je persoon, omdat die hem lief is....., dàt bewustzijn moet sterk maken en in staat alle moeilijkheden te trotseeren. - | |
SteunpilaarMondriaan wordt door Eva voortdurend opgehemeld, één keer zelfs letterlijk als ze Heine citeert: Du bist mir wie ein hoher Stern / Der mich vom Himmel grüszet, / Und meine Erdennacht erhellt, / Und all mein Leid versüszet... Hij is het levende beeld van haar mooiste dromen, die alles in zich verenigt om haar ideaal - het ondervinden van het ware geluk - te verwezenlijken. ‘Hij is goed en eerlijk en ik vertrouw 'm, ik geloof 'm en àlles wat hij zegt; hij is voor mij 'n brok waarheid in m'n leven, en dat is waar ik altijd naar verlangd heb, naar iemand, die oprecht, en intens-waar is.’ Het kan niet op. Wat zag Eva in de zestien jaar oudere Mondriaan? Een vaderfiguur? Vaderlijk kón hij zijn, als we de aantekeningen in die zin lezen. Ze voerden lange gesprekken met elkaar, waarin hij probeerde haar onrust weg te praten en haar adviseerde de ‘akelige gedachten’ die ze vaak heeft, te laten varen. Maar hij liet ook merken dat hij in haar geloofde: ‘En ondanks mijn niets-kunnen, ondanks mijn in-niets-uitmunten, ondanks àl m'n gebreken, weet hij me te waarderen, ziet hij, voelt hij 't bijzondere in mij...’ Hun ontmoetingen waren niet alleen voor Eva prettig. Volgens haar konden zij | |
[pagina 36]
| |
en Mondriaan het zo goed met elkaar vinden omdat ze op elkaar leken. Hij vond dat zelf ook. Eerst was ik 'm dankbaar, omdat hij voelde, dat de gesprekken met hem iets heerlijks voor mij in m'n leventje waren, omdat hij begreep, dat ik ze noodig had en hij z'n tijd ervoor gaf; toch terwille van mij! - En nu weet ik, omdat hij 't zèlf gezegd heeft, dat hij 't niet als 'n opoffering beschouwt, maar als iets, dat ook voor hèm prettig is, nu zijn sympathie gelijk staat aan de mijne, en hij mijn bijzijn al even graag heeft als ik 't zijne, nu voel ik, dat ik 't vrijuit 'n intens geluk mag noemen... Sinds haar vriendschap met Mondriaan zag de wereld er voor Eva een stuk zonniger uit. ‘Ik voel telkens en telkens meer,’ constateert ze op 30 maart, ‘hoe m'n leven verfraaid is, meer waarde heeft gekregen, nu ik hèm ken.’ Niet alleen voor zichzelf, ook voor haar omgeving. ‘Ik ben geduldiger, veel kalmer, niet zoo hinderlijk als vroeger.’ Huiselijke onaangenaamheden maken haar niet langer zenuwachtig. Ze tilt minder zwaar aan problemen, ‘want door 't ellendigste heen zie ik hèm, als m'n troost, als 'n steunpilaar....’ Als ze weet dat ze hem zal zien, omdat ze een afspraak hebben, is niets haar te veel: ik vlieg trappen op en neer, één en àl gedienstigheid; ik zou iedereen behulpzaam willen zijn, genoegen willen doen; ik doe dingen, die ik zelf vervelend vind, als 'n ander 't graag hebben wil, want ik weet: straks krijg ik m'n belooning! - Geen bedelaar gaat me voorbij, zonder iets te krijgen, al heb ik nòg zoo weinig zelf, ieder moet meegenieten, als ik m'n geluksdag heb! - En al regent 't, al waait 't, sneeuwt 't, ik vind 't mooi weer, goed weer, nèt weer zooals ik 't gewild had, de regen maakt me niet nat, de modder maakt me niet vuil, de kou voel ik niet, en àls ik 'm voel, vind ik 'm prettig, is ie me aangenaam, want ik voel me gelukkig! - [28 maart 1909] En als er toch momenten zijn waarop onaangename gedachten haar dreigen te kwellen, vlucht ze naar boven, naar haar kamer, om te ‘turen voor z'n chrysant’. Of ze haalt zijn fotoportret te voorschijn, ‘van hemzèlf gekregen, als 'n tastbaar bewijs van z'n sympathie’, en dan voelt ze zich weer even verlicht. Soms hoeft ze alleen maar te denken aan zijn ogen om haar onrust te verjagen: Als ik daaraan denk, aan die oogen, recht in de mijne, [...] en ik sluit dan m'n oogen en zie hem voor mij, hoor 'm spreken, voel z'n hand in de mijne, dan is 't | |
[pagina 37]
| |
Piet Mondriaan, volgens de door Eva de Beneditty eigenhandig aangebrachte datering een fotoportret uit 1910 (coll. P.P. Huf).
soms net gelijk aan de werkelijkheid... Nu ben ik alleen in m'n eigen kamertje, nu hoef ik m'n oogen niet te sluiten, nu zie ik 'm tòch, nu voel 'k bijna z'n nabijheid, nu ben ik weer gelukkig, éven! - [13 maart 1909] | |
Passie en onschuldHem zien en hem spreken - meer lijkt Eva niet te wensen van haar relatie met Mondriaan. Paul Huf herinnerde zich wat zijn moeder hem had verteld over de kussen van Mondriaan.Ga naar eindnoot17 Die moeten een indrukwekkende ervaring | |
[pagina 38]
| |
Piet Mondriaan, Portret van Eva de Beneditty, 1909-1910 (coll. Haags Gemeentemuseum, houtskooltekening, afgebeeld in Mondriaan aan de Amstel, p. 33).
zijn geweest. Vanuit zijn atelier kon Eva op de klok van de Oranjekerk, achter het huis van Mondriaan, zien hoe lang die kussen duurden - ‘twintig minuten, een halfuur soms’. Dit soort intimiteiten vertrouwde Eva echter niet aan haar dagboek toe, misschien wel uit vrees dat anderen, haar ouders bijvoorbeeld, het zouden lezen. Het is overigens maar de vraag of de liefde ook werkelijk is geconsumeerd. Het lijkt er eerder op dat zij in de eerste plaats platonisch was. Hoe Mondriaan hun verhouding zag, is niet overgeleverd. Uitsluitend vriendschappelijk? Hij had in die tijd omgang met verschillende vrouwen. Zo was hij eind april 1909 met Greta Heijbroek te gast bij haar familie in Laren en verkeerde hij regelmatig met Alette | |
[pagina 39]
| |
de Iongh, met wie hij ook correspondeerde.Ga naar eindnoot18 Zijn rendez-vous met Eva leken zich tot (al dan niet intieme) conversatie te beperken. Na iedere keer was zij er vól van: In de laatste dagen heb ik zóóveel genot gehad, hem zooveel gesproken, dat 't me hoe langer hoe machtiger wordt, om zònder hèm te moeten... Eva heeft niet al haar ontmoetingen met Mondriaan geboekstaafd. Uit het dagboek valt namelijk op te maken dat ze elkaar geregeld zagen, soms ook in het bijzijn van anderen. Op zondag 7 maart 1909, de dag dat Mondriaan 37 jaar wordt, is ze zo attent hem bloemen te laten bezorgen. De volgende dag noteert ze: Ik heb uitgezocht, wat ik 't mooist, 't meest sprekend vond, en ik combineerde viooltjes met anjelieren, ‘all so sweet, and so are you’... | |
SprookjeIn maart zijn er voor Eva vele dagen van geluk, omdat ze Mondriaan dikwijls ziet en hij blijkbaar te kennen heeft gegeven dat vaker te willen. Die ontmoetingen zullen in het geheim hebben plaatsgevonden, want Eva's ouders hebben inmiddels lucht gekregen van de relatie en verbieden hun dochter met Mondriaan om te gaan. Ze wilden niet horen ‘van een schilder met een baard die op een zolder woonde en van armoe rijst at’.Ga naar eindnoot19 Eva is er zeer verdrietig onder en begrijpt het niet: Ik voel me zoo ongelukkig vandaag, alléén juist om m'n geluk, dat door anderen géén geluk wordt genoemd. Maar als ik dàt nu als 't mooiste en hoogste beschouw, waarom wordt me dat dan niet vergund? 't Is toch niet kwaad, integendeel, ik eisch toch niets, verlang toch geen offers, ik wil hèm alleen maar zien, vaak in de gelegenheid zijn met hem te spreken, den warmen gloed van z'n oogen voelen... [13 maart 1909] Tegen de wil van haar ouders in blijft Eva Mondriaan zien. Maar in april komt daar weinig van. Vanwege het mooie lenteweer trekt Mondriaan er bijna dagelijks op uit om in de openlucht te schilderen en te schetsen. Bovendien heeft hij het druk | |
[pagina 40]
| |
met de voorbereiding van de expositie van Sint Lucas in het Stedelijk en met zijn functie als plaatsvervangend lid van de jury voor de ledententoonstelling. De paasdagen (11 en 12 april) brengt hij door bij familie in Arnhem.Ga naar eindnoot20 Pas op dinsdag 11 mei schrijft Eva weer in haar dagboek, na zes weken van stilte: Den laatsten tijd zie ik hem weinig, heel weinig, maar m'n leven is er niet véél minder rijk om, want ik weet dat zijn dagen druk-bezet zijn, met werk dat prettig voor hem is, hij schildert buiten. - Eind mei verkeert Eva in de opperste staat van verrukking, na een week ‘van gróóte weelde, één week met driemaal hem zien en spreken!’ Op zondag 23 mei gaan ze samen naar het ‘Populair concert’ in de tuin van het Concertgebouw, waar die avond Beethoven op het programma staat.Ga naar eindnoot21 Voor Eva was het alsof ze in een sprookje terecht was gekomen: Wat heb ik ònbeschrijfelijk genoten 's avonds bij 't concert, in den sprookjesachtig-verlichten tuin, met de heerlijke Beethoven-muziek, en daar tusschen-door eigenaardig wind-ruischen in de boomen, heerlijk zee-geluid, en zacht-zingen van 'n paar laat-wakkere vogeltjes, dat tòch de muziek niet stoorde, maar voor mij, één ermee werd, één mooie zuivere toon in de zomeravond-warmte! En dan hij tegenover mij, met z'n oogen naar den grond, stil-genietend, zooals ik, en nu en dan even opkijkend naar mij, als 't blader-geluid zóó sterk werd, dat 't de muziek éven overstemde; dat 't blies over de kleine lichtjes van de bogen, héél-éven dreigend ze te doven, om ze dan weer plots hel op te laten flikkeren, terwijl dan weer 't orkest, na 'n klein stukje solo-spel, met heerlijke jubel-tonen inviel! | |
[pagina 41]
| |
Mondriaans atelier aan het Amsterdamse Sarphatipark, ca. 1909 (foto R. Drektraan; coll. P P. Huf).
| |
AfscheidWaar Eva en Mondriaan elkaar telkens troffen, buiten die paar keer dat ze samen een concert bezochten, wordt in het dagboek niet vermeld. Op zijn atelier was zij nog niet geweest. Dat gebeurde voor het eerst op donderdag 10 juni 1909, zegge en schrijve ruim vier maanden na hun kennismaking. Of zij bij die gelegenheid het genoegen heeft gesmaakt van zijn voortreffelijke kussen, laat ze in het midden. Opgewonden was Eva nog steeds, toen ze enkele uren later verslag deed van haar bezoek: Zijn huis! Zijn atelier! Zijn schilderijen! Zijn meubels! Zijn gordijnen! En hijzelf temidden van dat alles..... van hèm! | |
[pagina 42]
| |
Als herinnering aan het bezoek gaf Mondriaan haar waarschijnlijk de foto die, evenals zijn portret, door Eva haar hele leven is bewaard en na haar overlijden door haar kinderen. Het is de enig bekende interieurfoto van zijn atelierwoning aan het Sarphatipark: de kunstenaar omringd door zijn werk, in een door de fotograaf verordonneerde pose. De foto werd eind 1908, begin 1909 gemaakt door de met Mondriaan bevriende (decoratie)schilder Reinier Drektraan en toont het atelier nog in zijn oorspronkelijke staat. In 1910 zou Mondriaan de muren wit en de vloer tot en met de lambrisering koolzwart schilderen. Eva kreeg de foto ook als aandenken mee, want Mondriaan had haar verteld dat hij eind juni naar Domburg zou afreizen. Eva vindt het een verschrikkelijk vooruitzicht: ‘Hij hier weg! Er blijft niets voor mij, àl dien tijd, want hij zal m'n ziel mèt zich nemen, en dan blijf ik achter, zonder hèm, zonder mezèlf...’ De weken voor zijn vertrek zien ze elkaar vaak. Mondriaan is ‘oneindig’ lief voor haar. Eva houdt zich groot omdat ze niet wil laten merken dat zijn weggaan haar vreselijk veel pijn en verdriet doet. Ze troost zich met de gedachte dat ze in elk geval kan teren op de herinnering aan al het moois van de afgelopen maanden. De hele zomer, als ze zelf met de familie in Zandvoort verblijft, zal ze het hiermee moeten doen. Op donderdag 24 juni - ze hebben dan al afscheid genomen - schrijft Eva nog eenmaal in haar dagboek: Geen woord van spijt of verdriet heb ik hem gezegd, integendeel, ik zei, dat 'k 't heerlijk voor hem vond, dat hij kon gaan, en 't is ook heerlijk voor hèm, hij zal naar hartelust in de natuur kunnen werken, en 'n heerlijk rustigen tijd hebben! Wèl vindt hij 't óók niet prettig mij in lang niet te zien, maar hij heeft z'n kunst, die àl z'n gedachten vergt, en hij zal hard werken ginds, en heelemaal daarin opgaan,... had ik hem nu van mijn onaangenamen tijd gesproken, dan zou hij misschien met medelijden aan me denken, en 't zou 'n zonde zijn, om zijn mooie gedachten te willen storen! - Dat ‘lijden’ zou alleszins blijken mee te vallen. Van het tweede halfjaar van 1909 zijn geen dagboekbladen overgeleverd. Eva hervat haar notities op 7 maart 1910, nota | |
[pagina 43]
| |
Eva Huf-de Beneditty met haar kinderen Emmy en Paul, ca. 1930 (foto Hanna Elkan; coll. P P. Huf).
bene de verjaardag van Mondriaan. Maar bij dit feit staat zij, opmerkelijk genoeg, niet stil. Ze schrijft die dag over haar ‘woelige leven van den laatsten tijd’, dat er nog leuker op is geworden sinds zij de rolschaatsbaan in het Paleis voor Volksvlijt heeft ontdekt. Zwierend over de spiegelgladde vloer flirt ze met de rolschaatsende jongens en met ‘die snoes van 'n hoofdinstructeur’. Mondriaan lijkt verleden tijd. Toch duikt hij nog drie keer op in dit dagboek. Op 17 oktober 1910 schrijft Eva dat ze een brief van haar ‘oude vriend de schilder’ heeft ontvangen - meer niet. Precies een maand later krijgt ze er weer een. Hij vraagt of ze in goede gezondheid verkeert en zegt dat ze hem niet hoeft te antwoorden als ze dat niet wil. Op oudejaarsdag 1910 is Mondriaan even terug in Amsterdam.Ga naar eindnoot22 Via Saalborn heeft hij laten weten haar te willen ontmoeten. De volgende dag noteert ze in haar dagboek dat het haar niet is gelukt hem te bereiken. Het staat er een beetje tussen neus en lippen door geschreven, want de meeste aandacht in deze aantekening gaat uit naar ene Eddy, die ze net heeft ontmoet, en naar een brief van Dick, een andere vlam. ‘That's three love-affairs on one day!,’ schrijft ze nog wel.Ga naar eindnoot23 Maar Mondriaan is duidelijk exit. | |
FlirterigNog één keer zou Eva over Mondriaan schrijven. Op haar laatste aantekening, van 24 juni 1909, volgt nog een drietal bladzijden waarin zij terugkijkt op de relatie met hem en wat er daarna is gebeurd. De terugblik is geschreven in 1910 - dit jaartal staat erboven -, maar heeft betrekking op de zomer van 1909. Verteerd door hartenleed was Eva geweest, de dag dat Mondriaan naar Zeeland vertrok en zij op het punt stond naar Zandvoort te gaan. Maar haar liefde voor hem was toch niet bestand gebleken tegen de geneugten van het ‘wufte strandleven’, moest ze achteraf constateren. Die hadden haar ‘flirterig’ gemaakt. Ze begon een | |
[pagina 44]
| |
affaire met een getrouwde man. Na hem zocht ze troost bij een Haarlemmer die zij, omdat hij haar te weinig serieus overkwam, verruilde voor iemand uit Amsterdam. Maar deze charmeur gaf naar haar zin iets te vaak toe aan zijn overspelige gedachten. En toen volgde de eene dolle verliefdheid en flirterij de andere, en toen ik weer in Amsterdam kwam, was de heele mooie invloed van m'n schilder weg! Ik had twee àndere schilders leeren kennen, die ook aardige, en vooral gevoels-menschen waren! - Ik ging m'n oude lief niet meer ‘unique’ vinden, verlangde niet meer zóó naar 'm, en van lieverlede verdween de liefde! When, musing on companions gone, / We doubly feel ourselves alone, citeerde Eva op 13 maart 1909 uit het gedicht ‘Marmion’ van Sir Walter Scott. Gevoelens van eenzaamheid riepen mijmeringen over Mondriaan niet meer op. De liefde was weggedreven met het stillen van het verlangen naar hem. Dat het geen schijn van liefde was geweest die zij voor hem had gekoesterd, daar kon ze op zweren. Zoals zij ook zeker wist dat die heerlijke maanden met hem ‘tot den gelukkigsten tijd’ uit haar leven behoorden, een die zij zich altijd zou blijven herinneren. |
|