Omslag van het unieke exemplaar van de proefdruk
zins was min of meer bibliofiel uitgevoerde en geïllustreerde dichtbundels uit te gaan geven in de zogenaamde
Braak-reeks. Het leek bij een aankondiging te zijn gebleven, totdat Rudy Kousbroek in 1971 in een artikel onder de kop ‘De analphabetische naam
ii’ in
nrc Handelsblad schreef dat als eerste deeltje van de
Braak-reeks wel degelijk een bundel van Lucebert in Parijs - waar Campert en Kousbroek toen woonden - was samengesteld en ook al gezet, ‘maar als gevolg van gebrek aan contanten bij de drukker’ was blijven liggen. Een paar jaar later is Kousbroek nog eens gaan informeren bij de drukkerij, ‘maar er was toen al geen spoor meer van terug te vinden’.
De analphabetische naam verscheen in juni 1952 bij De Bezige Bij als onderdeel van de bundel
Apocrief/De analphabetische naam. Waar onderzoekers meestal alleen maar van kunnen dromen, is nu gebeurd. Het verloren gewaande exemplaar van de
Braak-reeksproefdruk heb ik vijftig jaar na dato kunnen traceren bij een verzamelaar.
De eerste bundel die van Lucebert gepubliceerd werd, Triangel in de jungle/de dieren der democratie, bij A.A.M. Stols in 1951, was als het aan Lucebert gelegen had, de tweede geweest, en Apocrief/De analphabetische naam de eerste. Daarom wordt die laatste bundel doorgaans het ‘historisch debuut’ van Lucebert genoemd. In de omvangrijke ‘Lucebertkunde’ is men er altijd vanuit gegaan dat de dichter het manuscript van Apocrief/De analphabetische naam in 1951 bij De Bezige Bij heeft ingeleverd. De uitgeverij wist niet goed raad met deze kopij. En een van de directeuren, Wim Schouten, vond dat ‘die baardaap’ maar even moest wachten, zo citeerde Wim Wennekes in zijn biografie van die andere Bijdirecteur, Geert Lubberhuizen. Schierbeek - hij was net redacteur van De Bezige Bij geworden - schreef verontwaardigd in een interne notitie (bewaard in het Bij-archief) dat zijn uitgeverij de elders uitgegeven gedichten van Hans Andreus, W.F. Hermans, Hans Lodeizen en Leo Vroman had kunnen krijgen. De Bezige Bij had ‘ook belangstelling aan de dag kunnen leggen voor een weliswaar niet au serieux (gelukkig maar) tijdschriftje’: Braak. Als uitgeverij moet je ruiken dat ‘uit zulke zo genaamde “pest-blaadjes” de talenten van later komen’.
In de bestuursvergadering van een maand later pleit Schierbeek nog eens voor meer aandacht voor de avant-garde, want daaruit ‘komen ten slotte de mensen van de toekomst voort’. Ter illustratie noemt hij Lucebert, waarop voorzitter Victor van Vriesland zegt ‘dat deze meer een soort chef d'école dan een oorspronkelijk kunstenaar is. Hij heeft iets waar de jongsten in geloven, en de jongsten weten het altijd beter dan wij bejaarde