men dichters uit 29 landen aantreft, tien Nederlanders en vier Vlamingen heeft opgenomen. Zij treden daarin op onder de namen Giacomo Perk, Guglielmo Kloos, Elena Swarth, Federico van Eeden, Luigi Couperus, Alberto Verwey (‘il più grande poeta olandese’), Enrichetta Roland Holst-Van der Schalk, Pietro Cornelis Boutens, Martino Nijhoff en Luigi de Bourbon. De Vlamingen heten: Guido Gezelle, Carlo van de Woestijne, Carlo van den Oever en Marnix Gijsen.
Minder belangrijk is een tweede, door dezelfde Spiritini verzorgde bloemlezing, Panorama della poesia mondiale (1951). Ook in dit werk werden de Noord- en Zuid-Nederlanders niet vergeten. Er zijn er tien van opgenomen.
In het laatste decennium hebben drie bloemlezingen van wereldpoëzie het levenslicht gezien.
Parnaso europeo: L'età contemporanea (1989) dwingt zeker respect af. Dit werk bestaat uit vijf delen, die een zeer rijke bloemlezing bevatten uit de poëzie van vrijwel alle Europese landen. Alle teksten worden in de oorspronkelijke taal en in Italiaanse vertaling gepubliceerd, aangevuld met uitvoerige biografische toelichting. De makers ervan hebben stellig naar objectiviteit gestreefd en gezegd moet worden dat hen dat ook aardig gelukt is. Enkele ongerijmdheden zijn er natuurlijk wel, zoals het feit dat een eeuw Portugese dichtkunst slechts door één dichter vertegenwoordigd wordt: wie anders dan Fernando Pessoa.
De Nederlandse afdeling, in deel 3 samen met de Engelse en Scandinavische dichters, slaat geen slecht figuur. De verzorger van de sectie Nederlands, Jeannette E. Koch, tekende ook voor de vertaling van enkele gedichten in het Italiaans. Andere vertalingen zijn afkomstig uit het boek Poesia olandese contemporanea door wijlen Gerda van Woudenberg en Francesco Nicosia; een bloemlezing die nog steeds onovertroffen is. Jeannette Koch koos voor zestien auteurs: Adwaita (Dèr Mouw), Leopold, Van Eyck, Bloem, Nijhoff, Van Ostaijen, H. de Vries, Slauerhoff, Marsman, Donker, Achterberg, Trijntje Fop (Kees Stip), Hoornik, Hanlo, Aafjes en Emmens. De Vlaamse dichters, zelfs grote lyrici als Van de Woestijne en Claus, ontbreken geheel; alleen Van Ostaijen vertegenwoordigt een eeuw Vlaamse poëzie.
Gelijktijdig met Parnaso europeo: L'età contemporanea verscheen zijn eveneens vijfdelige pendant Parnaso europeo: Dal protoromanticismo al decadentismo, waarin werk is opgenomen van dertien Nederlandse dichters uit de achttiende en negentiende eeuw. De grote Vlaamse dichter Gezelle wordt hier merkwaardigerwijs als ‘olandese’ beschouwd en door een te klein aantal (vier) gedichten vertegenwoordigd. De meeste vertalingen zijn van Jeannette Koch en zien er keurig uit.
Een beknoptere bloemlezing van (westerse) wereldpoëzie, La lirica d'Occidente dagli Anni omerici al Novecento (1990), werd samengesteld door de bekende dichter Giuseppe Conte en telt bijna duizend pagina's. Alle teksten worden slechts in vertaling gegeven. Wat een teleurstelling te moeten constateren dat deze grote bloemlezing vrijwel geheel aan de Nederlandstalige poëzie voorbijgaat: alleen Karel van de Woestijne werd het waardig geacht opgenomen te worden. Andere klassieken als Vondel, Gezelle of Achterberg, en trouwens ook de schitterende middeleeuwse teksten, zijn buiten beschouwing gelaten.
In deze leemte wordt enigszins voorzien door de recente anthologie Poesia euro-