De Parelduiker. Jaargang 2
(1997)– [tijdschrift] Parelduiker, De– Auteursrechtelijk beschermdE.W.A. Henssen
| |
[pagina 71]
| |
Toussaint Essers. Het oorspronkelijke voornemen van De Roos Jan Wolkers de etsen te laten vervaardigen, was niet gerealiseerd.Ga naar eind3 De oplage van deze editie bedroeg 175 exemplaren. Van Straten vertelt in zijn inleiding hoe twee jonge neerlandici, nadat diverse geïnteresseerden vergeefs naar Gossaerts priapaeën hadden gezocht en slechts een van hen het in verre van voltooide staat verkerende vers ‘Aan mijn boeltje’ in het Algemeen Rijksarchief had gevonden, begin jar en tachtig de hoofden bij elkaar staken. ‘Zij fabriceerden zeven priapaeën in Gossaerts stijl, voegden het tot twee strofen ingekorte vers “Aan mijn boeltje” uit de dissertatie van De Gier erbij - iets gewijzigd - en maakten er een keurig boekje van, dat onder de naam Priapaeën via het zwarte circuit aan de man werd gebracht.’ Die illegale uitgave was snel uitverkocht. Merkwaardigerwijs voelde niemand, aldus Van Straten, indertijd nattigheid. Ook, naar eigen zeggen, Van Straten zelf niet: ‘Ik ben er zelf ook volledig ingetuind.’ Van Straten kreeg pas argwaan door de slotregel van de priaap ‘Meretricula’Ga naar eind4: ‘En zet uw tempel open in den valen nacht’, die toch wel verdacht veel deed denken aan de slotregel van Marsmans ‘Invocatio’: ‘En vouw uw venster open in den nacht’. En had Marsman zelf niet meegedeeld dat deze regel hem was ingegeven door Karel van de Woestijnes: ‘Weêr staat mijn venster open op de nacht’? Eén ding onthoudt Van Straten de lezers: de namen der mystificatoren. Het zijn Rody Chamuleau en Arjaan van Nimwegen. Over de door Van Straten eerder in zijn inleiding genoemde Memorabilia Hopnopsiana valt ten slotte nog iets meer te zeggen. In het vraaggesprek dat G.H.'s-Gravesande in 1928 met hem voerde, zei Gerretson dat hij nog gaarne een gekuisde versie van zijn Memorabilia Hopnopsiana zou bezorgen. Van Straten vermoedt dat Gerretson mogelijk ooit van plan is geweest een boek met deze titel, ‘behelsende de (erotische?) avonturen van een zekere Hopnops, te schrijven’. Begin jaren dertig had hij daarvoor zelfs een contract gesloten met de Nederlandsche Keurboekerij, waarin Gerretson zich verplichtte de kopij van een roman onder deze naam vóór een bepaalde datum in te leveren, aldus Van Straten. Hopnopsiana hoeft niet aan de naam Hopnops te zijn ontleend. Johan Polak, die ook in deze Memorabilia geïnteresseerd was, schreef mij eens dat Gerretson gedacht kan hebben aan het Engelse werkwoord to hobnob, dat men kan vertalen met ‘samen iets drinken’, ‘vertrouwelijke omgang hebben met’, ‘versieren’. Gelet op het feit dat Gerretsons in 1927 in Opwaartsche wegen gepubliceerde biografie vermeldt dat de Memorabilia Hopnopsiana in 1907 ‘buiten den handel’ verschenen zijn maar niemand ze ooit onder ogen heeft gehad, moet hier sprake zijn van een Gerretsoniaanse mystificatie. De in februari 1884 in Kralingen geboren Gerretson had nog niet genoeg meegemaakt om belangwekkende gedenkschriften te kunnen publiceren. Of had zijn reis van 1907 door Mexico en het zuiden en westen van de Verenigde Staten al stof genoeg te bieden? |
|