De Parelduiker. Jaargang 2
(1997)– [tijdschrift] Parelduiker, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
[1997/3]Jenne Clinge Doorenbos, ca. 1908, in de tijd waarin zij Gorter leerde kennen (coll. nlmd)
| |
[pagina 3]
| |
Frits SmuldersGa naar voetnoot+
| |
Ada en Fransje, Clara en Maria.In de tweede druk van het epos, die in 1908 - één jaar na de kennismaking met zijn níeuwe geliefde - werd uitgebracht, was ‘Ada’ vervangen door het neutralere ‘Anna’... Vanaf 1907-1908 moesten Wies én Ada Gorters genegenheid delen met de derde geliefde: Jenne. Evenals Ada destijds, was zij een bijlesleerlinge van Gorter. Tussen haar en Herman groeide een band die, anders dan in het geval van Wies en Ada, van vérstrekkende betekenis is geweest voor het latere dichterschap van Herman Gorter. Gorters vrouw Wies was weliswaar vol bewondering voor zijn dichtwerk en volgde hem bovendien in zijn steeds radicaler wordende socialistische sympathieën, maar veel invloed heeft zij waarschijnlijk noch op zijn poëzie, noch op zijn | |
[pagina 4]
| |
politieke denkbeelden gehad. Wel heeft Gorter na haar dood in november 1916 een bundel te harer gedachtenis geschreven: In memoriam; Bij den dood eener communiste. De elegieën in deze verzameling, die overigens tijdens Gorters leven slechts als privé-druk verscheen (in 1925), geven overtuigend blijk van zijn verslagenheid bij de dood van Wies. Ook is het opmerkelijk dat Jenne, toch wel in opdracht van Gorter, juist deze bundel als een van de eerste postume werken in 1928 publiceerde. Wies, zo kan men wel concluderen, heeft haar leven in dienst gesteld van Gorters politieke en literaire activiteiten, en van deze toewijding heeft de dichter ook getuigenis afgelegd.Ga naar eind3 Ada Prins, een scheikundige met een eigen carrière, was zelfstandiger en intelligenter dan Wies, maar zij had vermoedelijk weinig affiniteit met Gorters poëzie, al heeft zij hem er zeker om bewonderd. Ook met zijn politieke bevlogenheid had zij niet veel op. In het maatschappelijk verkeer manifesteerde zij zich weliswaar als een zelfbewuste en hooggeschoolde vrouw, maar in feite was zij emotioneel in het geheel niet opgewassen tegen Gorters dominante persoonlijkheid.Ga naar eind4 In al deze opzichten was Jenne heel anders. | |
Jenne Clinge DoorenbosJenne Clinge Doorenbos werd in 1886 geboren als dochter van een welgestelde huisarts in Bussum. Zij leerde Gorter kennen in 1907 of 1908, toen zij - 21 jaar oud en bijna even zovele jaren jonger dan hij - hem benaderde voor, naar zij voorwendde, bijlessen, die op dat moment zijn voornaamste broodwinning vormden. Het meeste wat we van Jenne weten - en trouwens ook van Gorter - gaat terug op haar dagboeknotities, die zij aan het eind van Gorters leven, in 1926-1927, heeft opgeschreven en die als ongepubliceerd typoscript bewaard zijn gebleven.Ga naar eind5 Het dagboek is van eminent belang. Terwijl wij Gorters attitude tegenover Jenne kennen uit zijn poëzie en uit zijn brieven, vormt haar dagboek in feite de enige bron van informatie omtrent haar houding tegenover hem (Jennes brieven aan Gorter zijn vernietigd). Ook kennen we enkele portretten van haar. Jenne was een aantrekkelijke, intelligente vrouw, die sterk tot Gorters verbeelding sprak. Hoewel zij geen academische opleiding had gevolgd, verwierf zij een veelzijdige talenkennis, ontwikkelde een grote belezenheid en gaf blijk van een goed kritisch onderscheidingsvermogen. Ook was Jenne zeer bereisd. Jenne verschilde aanmerkelijk van Wies Cnoop Koopmans en Ada Prins en paste in alle opzichten beter bij Gorter. Zij was in feite niet naar hem toegekomen om haar klassieke-talenkennis bij te spijkeren, maar om onder zijn leiding de grote dichters van de Europese literatuur te leren kennen. Daarvoor was zij bij de veelbelezen literator die Gorter (ook) was - in 1908 en 1909 verscheen bijvoorbeeld een omvangrijke literair-historische studie van zijn hand - aan het juiste adres. In haar dagboeknotities worden tientallen schrijvers uit de Europese literatuur genoemd die zij samen lazen. Daarenboven ontwikkelde Jenne gaandeweg een uitgesproken | |
[pagina 5]
| |
sympathie voor Gorters socialistische idealen, die ook in zijn poëzie steeds sterker doordrongen.Ga naar eind6 Ten slotte raakte zij sterk onder de bekoring van zijn eigen dichtwerk, waaruit Gorter haar dikwijls voorlas. Eerst later zou zij merken, dat de talloze minneliedjes waarmee hij haar bestookte, uitsluitend voor háár werden geschreven.Ga naar eind7 Het duurde na hun kennismaking niet lang totdat Gorter tot over zijn oren verliefd raakte op de bekoorlijke Jenne, een genegenheid die hij op den duur niet meer wist te verbergen, maar die zij aanvankelijk slechts met vriendschap beantwoordde - voornamelijk uit respect voor Wies. In 1911 echter beantwoordde Jenne Gorters gevoelens en werd hun verhouding bezegeld, zij het niet publiekelijk; Gorter wilde Ada noch Wies - van beiden hield hij oprecht - kwijtraken, en Jenne bleef erbij dat Wies ontzien moest worden. Toen Wies in 1916 overleed, konden Herman en Jenne vrijelijker met elkaar omgaan, al wilde Gorter het bestaan van Jenne coûte que coûte verborgen houden voor Ada, wat hem tot aan zijn dood ook gelukt is. Tot een huwelijk met Jenne is het niet gekomen, al heeft hij dit aanvankelijk wel gewild.Ga naar eind8 Eind 1920 zijn daar ook concrete plannen voor gemaakt. Maar Gorter deinsde op het laatste moment intuïtief ervoor terug zich een tweede maal definitief te binden. Hoezeer hij ook aan Jenne gehecht was en voor haar de belangrijkste plaats in zijn leven en, zoals we zullen zien, in zijn werk inruimde, hij wilde Ada niet verspelen. Deze verwikkelingen nemen niet weg dat Jenne tot aan Gorters dood zijn levensgezellin, zijn muze en zijn idool is gebleven. In de twintig jaar dat Gorter met haar is omgegaan, heeft hij haar hartstochtelijk liefgehad, haar talrijke brieven geschrevenGa naar eind9, en is zij tot dé grote inspiratrice van zijn lyriek uitgegroeid. Die belangrijke rol, waarvoor de inhoud én de publicatiegeschiedenis van de latere lyriek overtuigend bewijs vormen, is wellicht tot op heden onvoldoende onderkend. | |
Jenne en Gorters poëzieIn velerlei opzicht is Jenne van grote betekenis geweest voor Gorters dichterschap. Het gaat vermoedelijk niet te ver om te zeggen dat zij zelfs bepalend is geweest voor zijn literaire ontwikkeling na 1905, toen hij zijn eerste lyrische periode afsloot. Zijn latere lyriek is, op de louter socialistische gedichten na, doortrokken van de mystiek getinte vereniging van zijn passie voor ‘het vrouwelijke’ en zijn liefde voor ‘de wereld’, of, om met Gorter zelf te spreken, het Heelal en de Mensheid. Jenne stond model voor de ideale vrouw, het ‘Gouden Meisje’ uit zijn epiek, de ‘Geest der Muziek’ van zijn lyrische poëzie. Zij symboliseerde bij uitstek Gorters ‘liefde voor het Heelal’, die hem zowel tot zijn zeer etherische, ‘kosmische’ liefdeslyriek inspireerde als hem uitgesproken erotische verzen ingaf, waarvan hieronder ook een proeve zal volgen. Vrijwel al deze lyriek is ongepubliceerd gebleven en slechts in enkele exemplaren voor eigen gebruik van de auteur gedrukt. Jennes belangrijkste betekenis voor de poëzie van Herman Gorter ligt dan ook in haar rol als inspiratrice. Van de ruim vierhonderd gedichten in de bundels Liedjes van Pan aan de Geest der Nieuwe Muziek (1920), Liedjes aan de Geest der Muziek der Nieuwe | |
[pagina 6]
| |
Menschheid (1927), Verzen (1928) en Sonnetten (1934) is het merendeel, soms expliciet, door zijn liefdesband met Jenne geïnspireerd.Ga naar eind10 Zij heeft volkomen bezit van hem - en zijn poëzie - genomen. Nergens vinden we haar invloed zo onomwonden verwoord als in de opdracht van het Tweede deel van de Verzen (1928):
Geliefde, als je de verzen leest,
denk dan: ‘het was mijn geest
die dat maakte, die is in hem geweest’.
Voorts heeft Jenne, die evenwichtiger was dan Gorter, een goed beoordelingsvermogen voor zijn poëzie bezat en niet schroomde om haar mening te geven, hem met raad en daad bijgestaan. Gorter hechtte veel waarde aan het oordeel van zijn geliefde en moet haar dikwijls om advies hebben gevraagd. Af en toe heeft zij hem ook pijnlijk de waarheid verteld.Ga naar eind11 Ook in praktische zin steunde zij hem in zijn werk, bijvoorbeeld door zijn gedichten uit te typen. Tot slot moet Jenne de voor de overlevering en het teksthistorisch onderzoek onschatbare verdienste worden aangerekend, dat zij de handschriften van Gorter, die tezamen met alle auteursrechten aan haar gelegateerd waren, zorgvuldig bewaard heeft, óók de manuscripten met de dikwijls zeer intieme gedichten die Gorter verkoos niet te laten drukken. Het is aan haar te danken dat van de latere, na 1905 geschreven poëzie vermoedelijk alle handschriften bewaard zijn gebleven. Geen kladje lijkt er weggeraakt te zijn. Dat dit niet vanzelfsprekend is, wordt duidelijk als we beseffen hoe weinig manuscripten er van de vróege poëzie zijn overgeleverd. Noch Wies, noch Ada Prins, noch Gorters drukker Versluys of een van de redacties van de tijdschriften waarin Gorter publiceerde, heeft de moeite genomen zijn handschriften systematisch te bewaren. Een paar gelukkige uitzonderingen bevestigen deze droevige regel. Jenne daarentegen heeft de duizenden grote foliovellen waarop Gorter zijn verzen neerpende, zorgvuldig bewaard en kort voor haar overlijden in 1973 aan het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum geschonken. Bovendien verzorgde zij consciëntieus de literaire nalatenschap (er verschenen vijf bundels tussen 1928 en 1935) en bezorgde zij in de jaren 1948-1952 samen met Garmt Stuiveling een verzameld-werkeditie van de gedichten en het literair-historische proza. Uit de verantwoording in verscheidene delen van deze uitgave en trouwens ook uit onderzoek van de handschriften blijkt dat Jenne veel onduidelijkheden in Gorters soms moeilijk te ontcijferen krabbels heeft opgelost.Ga naar eind12 Haar rol als vroege ‘editeur’ van Gorters werk mag dan ook niet onderschat worden. Na de voltooiing, in 1952, van de Verzamelde Werken, waarin Jenne onder meer de verantwoording van de uitgave (niet van de inhoud) voor haar rekening nam, werd het stil rond haar. Wel heeft zij in 1964 haar herinneringen aan Herman te boek gesteldGa naar eind13, maar door haar innige gehechtheid aan haar vroegere levensgezelGa naar eind14, de | |
[pagina 7]
| |
Herman Gorter, 1907
beperkte portee en de bescheiden omvang van de memoires blijft de betekenis van deze levensschets beperkt. Belangrijker voor de levensbeschrijving zijn de dagboeknotities en de inlichtingen die zij mondeling aan Gorterbiografen als Garmt Stuiveling en Herman de Liagre Böhl heeft verstrekt. | |
Nieuwe gedichtenAan de vele door Jenne geïnspireerde gedichten die we uit de gepubliceerde bundels kennen, kunnen nieuwe verzen worden toegevoegd die onlangs in het Letterkundig Museum zijn aangetroffen. Deze poëzie is, in ieder geval ten dele, wel eerder geïnventariseerd, maar nooit gedrukt of in de literatuur ter sprake gebracht. Omdat er enkele honderden inedita zijn, moeten we ons hier beperken tot een keuze. We hebben een selectie gemaakt uit twee verzamelingen die Gorter zelf - althans voor een deel - tussen ca. 1907 en 1911/1912 heeft samengesteld, voorts uit enige verspreide handschriften uit 1915-1916 en tot besluit uit enkele gedichten uit 1925-1927, zijn laatste levensjaren. Deze bloemlezing pretendeert niet het beste van het onuitgegeven materiaal te zijn. Zij is niet meer dan een proeve van twee genres (minneliedjes en sonnetten) uit drie periodes van Gorters latere dichterschap zoals aantoonbaar of waarschijnlijk door Jenne geïnspireerd. Representatief voor de grote hoeveelheid ineditaGa naar eind15 is de keuze slechts in zoverre, dat zij zowel het etherische, soms ongrijpbare van de latere lyriek als het erotische element laat zien. Eerst een volledige uitgave zal een betrouwbaar beeld geven van de gedichten welke Gorter, die na 1905 in een toenemend persoonlijk, intellectueel en artistiek isolement geraakte, zelfs niet in privé-drukken aan de dag heeft willen brengen. We zien hier overigens bewust af van de (interessante) filologische bijzonderheden die aan de ongepubliceerde handschriften kleven. Wie Mei en de sensitivistische lyriek van Herman Gorter kent en nu deze gedichten leest, zal niet staan te juichen over de kwaliteit van deze nieuwe poëzie. Het onderzoek van de handschriften brengt over het algemeen geen parels van het zuiverste water naar boven; slechts hier en daar glinstert er wat. Een definitieve en weloverwogen waardebepaling van de inedita moet noodzakelijkerwijs wachten op volledige uitgave. Wie niettemin aan deze handschriften een oordeel wil verbinden, dient in elk geval daarin enkele overwegingen te betrekken. In de eerste plaats is Gorter na 1905 een geheel ander soort gedichten gaan schrijven dan voordien. In zoverre verschilt de hieronder opgenomen poëzie niet wezenlijk van latere verzen die hij wél heeft laten drukken, en wie deze inedita | |
[pagina 8]
| |
binnen Gorters oeuvre wil beoordelen, dient ze met dit latere werk te vergelijken en niet met Mei of de Tachtiger-lyriek van de vroege Gorter. Bovendien moet bedacht worden dat Gorter met zijn latere lyriek niet naar buiten is getreden. Ook wat de auteursintentie betreft, is er nauwelijks verschil tussen de in privé-drukken voor Jenne en Ada bijeengebrachte gedichten en de niet-gedrukte liedjes: in beide gevallen gaat het in feite om inedita die Gorter tot aan zijn dood niet in de openbaarheid heeft willen brengen. Waren ze hem te intiem en heeft hij Jenne willen ontzien? De inhoud van de gedichten en Gorters uiterste terughoudendheid ten aanzien van de verspreiding ervan doen vermoeden, dat hij deze poëzie voor haar alleen heeft geschreven, en hoe men ook verder over de liedjes wil denken, dit aspect geeft ze iets aandoenlijks. Wellicht moet, in afwachting van de publicatie van álle handschriften, de (voorlopige) conclusie luiden, dat de inedita niet in de eerste plaats om hun poëtische waarde moeten worden gelezen, maar om hun waarde als biografica, die de merkwaardige bezetenheid van Gorters gevoelens voor Jenne, zijn muze, illustreren.Ga naar eind16 Net als de drukken zijn de handschriften privé gebleven, omdat de gedíchten het waren. Ook op dit punt geeft Jennes dagboek - een goudmijn - duidelijke steun. Over de avond voor zijn dood schrijft zij (blz. 94): ‘Hy sprak over [...] de verzenbundels [d.w.z. de Verzen (1928)], dat de tyd voor uitgave daarvoor [d.w.z. daarvan] nu misschien wel gekomen was. Ik beloofde ze uit te zullen geven. Toen zei hy, doe het niet, als het je ook maar de minste moeite kost, houd ze dan voor jezelf, en laat ze na je dood uitgeven’ (cursivering van mij). Gorters terughoudendheid ten aanzien van publicatie moet echter niet verkeerd geïnterpreteerd worden: zij betekent niet dat hij geen waarde hechtte aan deze gedichten. De soms luxueuze verzorging van de drukken die hij voor eigen gebruik - en eigen rekening - liet maken, wijst eerder op het tegendeel.Ga naar eind17 Bovendien gaf hij Jenne toestemming, zo niet opdracht, de liedjes, verzen en sonnetten die hij merendeels voor haar had geschreven, na zijn dood te publiceren. Bij de niet-gedrukte verzen zou men, ter onderscheiding van de privé-drukken, in plaats van inedita het begrip ‘non impressi’ moeten hanteren, of, beter nog, ‘imperfecta’: gedichten die niet gereed waren en daarom ongedrukt zijn gebleven (zoals ‘Gelijk een levend hart’ en sonnet nr. x), of gedichten die, zoals de meeste die we hier hebben uitgekozen, ‘technisch’ wel af waren maar om andere redenen - intimiteit? - buiten de privé-drukken zijn gebleven. Hoe dan ook, Gorters ongedrukte handschriften moeten in de lijn van zijn latere, voor de buitenwereld verscholen ontwikkeling als lyricus worden gezien en ook in die context worden beoordeeld. | |
Een selectieDe volgende reeks gedichten heeft Gorter, blijkens een aanduiding van zijn hand op de omslag waarin de handschriften zich bevinden, Jenne aangeboden op 1 mei 1911, haar vijfentwintigste verjaardag. Verwonderlijk is het niet dat hij haar handgeschreven gedichten gaf: het jaar daarvoor had hij haar reeds al zijn gepubliceerde dichtbundels geschonken.Ga naar eind18 | |
[pagina 9]
| |
Lentedag / 6 Mei 1911Ga naar eind19
Niets dan bloesem.
Ik zie overal uw boezem.
Hoog witte wolken
naamloos wit, wit zonder naam, -
ik zie overal de kolken
van uw bloeiend lichaam.
In de wei witte bloemen
spierwit in 't gras, niet te noemen
heerlijk. Ik zie ov'ral uw voeten
onder u gaande, de bloemen van onder ontmoeten.
Niets dan vergulde
dingen.
Ik zie overal de gulden
ringen
van uw oogen,
in de wolken, in het blauw, in het onbewogen
bosch.
Eén oneindigheid
van bloei.
Gij zijt de oneindigheid
van bloei.
Gij slaat in mij 't
witte licht, - het witte gloei
in oneindige liefde
naar u, geliefde.
De reeks gedichten met de titel ‘Lente-avond / 5 Mei 1911’ bestaat uit vier strofen, waarvan er drie in Verzen (1928) zijn gepubliceerd.Ga naar eind20 Onderstaande strofe is in druk weggelaten:>
De avond is een goudluchtbel
met stilte in zich verloren,
maar door de ronde kleurenwel
treedt gij naar voren.
| |
[pagina 10]
| |
In dezelfde tijd is het volgende kwatrijn met de wel zeer absolute verwoording van zijn gevoelens voor Jenne ontstaan:
Lentedag en Nacht / 7 Mei 1911
De lentedag en nacht met hun hel Mauw bleekblauw
wordend, dreven mij van verrukking tot ik flauw
viel, van het leven in u, tot in den dood
in u. Gij zijt het Leven voor mij en de Dood.
Vergelijk ook het volgende distichon:
Liefde is geworden mijn zin
heeft geen einde, geen begin.
Als afzonderlijke strofen treffen we in de omslag uit 1911 onderstaande verzen aan; overigens blijkt uit de eerste strofe wel, dat we moeten aannemen dat sommige handschriften onvoltooid zijn gebleven:
Gelijk een levend hart,
vol schoonheid,
gaat [zit] gij, dat zijn reine zwart
opent en in 't [+goud] licht ten toon spreidt.
Als een bloem de dauw,
Als het hemelblauw
zamelt en stort de dauw,
ik drink u
en klink u.
Ik wilde dat mijne ziel
een klepel was van het heelal,
en dat er niets van af viel
dan klank van u, zilverschal.
Uw schoonheid is oneindig,
Uw ziel waarin ik viel.
Daarom is mijn liefde en lied oneindig.
| |
[pagina 11]
| |
Bij elkaar op één blad in kladhandschrift staan de volgende gedichtjes, waarvan met name de laatste twee typerend zijn voor de beknoptheid van de liedjes die Gorter aan Jenne wijdde:
Wanneer het in mij zoel
is van volheid en wachten
dan brengt gij de verkoel
ing [sic], gij heil'ge [reine] en zachte.
Vol en zoel
zocht ik naar 't doel:
mijne Geliefde.
ik vond haar in liefde.
Vol en zoel
van wachten
maakt mij koel,
gij, zachte.
In een klad- en een nethandschrift is het volgende gedicht overgeleverd:
O geliefde,
in de schimmen-
wereld der fantastiek
kijken de kimmen
van uw liefde -
ompareld
gelaat. [:] Muziek.
Verstild zijn de volgende regels, waarvan één versie in potlood en één versie in zwarte pen tot ons zijn gekomen; de verba in de laatste twee verzen roepen het plastische taalgebruik van de Verzen (1890) op:
In het stille liggend staren
achter over in den nacht,
zie ik uw zacht [stil] gelaat uitstaren
vóórover, naar mij [rondend], uit den nacht.
Wat alledaagser is het verjaardagsgedichtje dat in potlood onder drie wél gepubliceerde nethandschriften is neergekrabbeld: | |
[pagina 12]
| |
Witte seringen en blauwe iris
nu 't eenzaam feest hier is.
Mijn meisje haar verjaardag viert
ik heb mijn kamer geillumineerd.
In haren eindloozen rijkdom
te maken den gloed van haar gewelf, haar [der] rijkdom
In [?] geen kusten [?], geen schaduwhoeken
Alleen liefde komt ge er zoeken.
Een jaar later, in 1912, verzamelt Gorter opnieuw een aantal handgeschreven gedichten om ze Jenne aan te bieden. Hoewel Jenne in september 1911 Gorters liefde had beantwoord, hebben de gedichten die hij haar ter gelegenheid van haar zesentwintigste verjaardag op 1 mei 1912 schonk, welbeschouwd geen andere teneur dan die welke hij haar een jaar eerder had gegeven. Hoe belangrijk deze wending in hun verhouding ook moet zijn geweest, voor de strekking van Gorters minneliedjes vormde deze bezegeling beslist geen cesuur.Ga naar eind21 Net als de verzen in de omslag uit 1911, moeten die in de omslag-1912 tussen ca. 1908 en 1911/1912 zijn ontstaan. Op het laatste blad in de omslag-1912 heeft Gorter geschreven: ‘Eén lange lange lange kus van Pan’.Ga naar eind22 Onderstaande gedichten dragen beide de titel ‘'s Nachts’:
Geliefde, zie mij aan -
Diep in een hoek
in uwen arm,
warm
samen in doek,
laat ons nu slapen gaan.
| |
[pagina 13]
| |
Als ik straks lig
houd ik als wig
mij zelf in u,-
aandachtig u-
in de nachtschaduw
in de schaduwen der nacht
der lange lange schaduwnacht.
Gij zijt mijn licht
ik dring in 't licht
als ik straks lig
in u als wig.
Een vergelijkbare teneur hebben deze inedita:
En in haar zachte schoot
de lach als licht tesamen vloot,
en borg zich van 't geflonker
der dijen in het donker.
Als Jenne even lacht
dan is er iets onzegbaar zoets.
In een afzonderlijke map bevindt zich een reeks van zes aan Jenne opgedragen kwatrijnen uit de jaren 1915-1916. Elke strofe, met uitzondering van iiiα, die inhoudelijk afwijkt, is aan een zintuig gewijd en draagt de titel ‘Aan Jenne Geest der Muziek’. Deze verzen tekenen de bezetenheid (in bijna letterlijke betekenis) van Gorters gevoelens voor Jenne: I
Geliefde klare vrouw!
Als ik U hoor, ik wou
in U zijn, in Uw oor
om dichter de klank van Uw stem in Uw mond en keel te hooren.
II
Geliefde, klare vrouw
Als ik U zie, ik wou
in Uw oog zijn, in dien gloed,
om te zijn het licht waarmee gij ziet.
| |
[pagina 14]
| |
III
Geliefde klare vrouw
als ik U voel, ik wou
in Uwe vingren zijn
om nooit anders dan Uw gevoel te zijn [, zóó rein].
IIIα
Het [Er] is geen God
die de absolute liefde heeft,
De Menschheid heeft haar tot
zich zelve en de Wereld.
Het is de mensch alleen die van haar heeft.
IV
Geliefde klare vrouw
als ik U ruik, ik wou
U, bloem, zijn, gansch in uw bladen
opdat ik Uw klaarheid rook.
[opdat ik nooit iets dan Uwe klaarheid rook.]
V
Geliefde klare vrouw
als ik U smaak, ik wou
Uw lippen zijn, en Uw mond
dat ik nooit iets dan Uw zuiverheid vond.
De volgende drie kwatrijnen zijn in de zomer van 1916 ontstaan:
Aan Jenne [Voor Jenne]
O oneindige edele
Geest der Muziek der Liefde
doordring o doordring al mijn vezelen
met de Geest [geest] der Muziek van uw [uwer] [der] liefde.
De meeste menschen leven
in schaduw voor [van] 't kleine voordeel,
maar vul mìjne oogen met 't oordeel
van het licht der [uwer] eeuwige liefde.
| |
[pagina 15]
| |
O oneindige Liefde [?] menschen,
Geest der Muziek, o straal
van eeuwig licht uit 't grenze-
looze, - kom, diep in mijn harte daal.
Uit dezelfde tijd stamt:
Jenne.
Wit licht samengestroomd!
Wit licht nedergestroomd
over mijn kleine hart! -
Van zaligheid wordt het mij voor de oogen zwart.
Voor u geliefde
is het helder vuur
als in den laten middag
het helder uur.
Typerend voor de volkomenheid waarmee Gorters hartstocht bezit van hem nam en voor de eigenaardige combinatie van het erotische en het etherische in deze poëzie, zijn de volgende extatische strofen, die ook ongepubliceerd zijn gebleven:
In U.
Hoog in U
diep in U.
Door uw lichaam
tot in uw ziet.
Nieuwe wereld.
Uw uitspansel
ver om mij heen.Ga naar eind23
Diep, door uw ingang
drong ik in U.
In houden kolk
versmolt mijn lichaam.
Nu hen 'k in uw ziel [In uw ziel]
in uw geest
Ik [en] hoor uwe Muziek. [hoor ik uw muziek.]
| |
[pagina 16]
| |
Door het Lichaam
tot de Muziek
Door het Lichaam
tot de Ziel.
O in de ziel
diep in de Ziel
Muziek te hooren
en te ontvangen!
Diep door uw lichaam
drong ik in uw ziel.
En mijne ziel
is (nu) in uw ziel,
haar gouden muziekomweven zale.
En de muziek
van uwe ziel
dringt in mijn ziel.
En de muziek
van uwe ziel
dringt uit [door] mijn ziel
in mijn lichaam
dat's in uw lichaam:
O nieuwe wereld
o uitspansel
ver om mij heen.
Tot besluit laten we enkele inedita uit Gorters laatste jaren volgen, te weten drie sonnetten die niet in de gelijknamige bundel uit 1934 zijn opgenomen. Nr. x bevat veel open varianten (die, anders dan hierboven, onvermeld blijven, teneinde ruimte te besparen), en in het tweede vers van de laatste strofe is na ‘verre’ door Gorter een brede spatie opengelaten. Overigens is het eigenaardig dat deze (net)handschriften, die overeenkomsten vertonen met de wél gepubliceerde sonnetten, niet zijn gebundeld. Mogelijk heeft Jenne ze bij de voorbereiding van de eerste uitgave der sonnetten (1934) over het hoofd gezien (het uiterlijk van de drie manuscripten is geheel anders dan dat van de handschriften van de wel gepubliceerde klinkdichten). | |
[pagina 17]
| |
VI
De oogen van mijne Nieuwe Geliefde
zijn naar buiten zooals een breede val
van zacht en klaar en diepstroomend kristal
van niets dan teedre lichte bevende liefde.
De oogen van mijne Nieuwe Geliefde
zijn als één licht van liefde, straal naast straal,
uitschietende in 't Oneindig Heelal,
en iedre straal is niets dan zachte liefde.
Ja [En] zoozeer is haar Liefde niets dan Liefde
voor wat zij verlicht in 't [het] klare Heelal,
dat zij één wordt met het klare kristal.
En dat, - want liefde [liefd'] is gelijk zijn, - de Geliefde,
die haar aanziet met volkomene liefde,
als zij gelijk wordt met 't oneindig Heelal.
VII
De oogen van mijne Nieuwe Geliefde
worden naar binnen ziende als kristal,-
want zij zien in zich zelve het Heelal
van hare ziel, wat zij is, niets dan liefde.
De oogen van mijne Nieuwe Geliefde
worden dan zich zelf ziend, een waterval
van lachen, [als] blauw tintelend kristal,
want zij voelt zich, en is dan Liefde [Liefd'] der Liefde.
Ja zoozeer is mijne Hooge [Nieuwe] Geliefde
in zich zelve de Liefde voor 't, gestraal [kristal]
van haar ziel en daardoor Liefde der Liefde,-
dat wie haar eenmaal zoo stralende zag
als in zich zelve [haar ziel] verlichtenden Dag,
één wordt met haar oneindig zielsheelal [zielskristal].Ga naar voetnoot*
| |
[pagina 18]
| |
X
In gouden helheid opent zich de Wereld
als licht, als Schoonheid die door het Licht parelt,-
volkomen begrijplijk, waaraan geen grens leit,-
en daardoor henen wandelt, - Godl, - de Menschheid.
En door de Menschheid, hoog en gouden dwalend
en door dat Licht der Wereld paarlend stralend,
stralend als zichtbaar licht, het Licht der Liefde
daardoor henen gaat Gij, mijne Geliefde.
Zingende met een stem die als licht parelt
liedren oneindig van eeuwige liefde,
en uit uw oogen liefde waaraan geen grens leit
stralend voor de hooge goudstralende Menschheid
en voor de verre parelende Wereld,
gaat gij zingend daardoorheen mijn Geliefde.
Gorters ongedrukte gedichten getuigen op soms heel intieme wijze van zijn gevoelens voor Jenne en geven uiting aan de zinsverrukking en geestesvervoering waaraan hij met het klimmen der jaren steeds sterker onderhevig lijkt te zijn geweest. Voor deze poëzie althans - en voor Jenne - heeft Gorter met al zijn bloed geleefd. |
|