De historie van Partinoples, grave van Bleys
(1962)–Anoniem Historie van Partinoples, grave van Bleys, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuuroverzicht | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. Betreffende het Nederlandse volksboek
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Betreffende het Spaanse volksboek
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schotel schreef in zijn voor die tijd zeer verdienstelijke werk over onze Vaderlandse Volksboeken (1873) dat Partenopex van Blois een roman was ‘van spaanschen oorsprong, in de 13de eeuw in het katalonisch dialekt opgesteld, in 1488 te Tarragona en in het kastilliaansch te Alcala in 1513 en later in 1547 gedrukt’. Hij voegde daar nog aan toe: ‘Waarschijnlijk is de onze naar eene fransche overzetting (sommigen beweren dat hij oorspronkelijk in die taal is geschreven) in de 16de eeuw bewerkt en uitgegeven’Ga naar voetnoot1. Dit was, zoals zo vaak bij Schotel het geval is, een mengsel van waarheid en fantasie. Schotel schreef hier waarschijnlijk Dunlop na, die in de eerste uitgave van zijn History of Fiction (1814) hetzelfde meedeeldeGa naar voetnoot2. Deze had dit weer van Couchu, die hetzelfde beweerde in de inleiding op het vrij bewerkte uittreksel uit het Spaanse volksboek over Partinoples, dat hij publiceerde in de Bibliothèque universelle des romans (déc. 1779)Ga naar voetnoot3. Couchu had zijn gegevens waarschijnlijk van de 18de-eeuwse Spaanse bibliograaf Antonio, die in zijn Biblioteca Nova (II 338, 2de kol.) het eerst dat hypothetische Catalaanse gedicht uit de 13de eeuw en die prozauitgave in druk te Tarragona in 1488 vermelddeGa naar voetnoot4. Reeds Le Grand d'Aussy bewees echter, door zijn prozabewerking van de Oudfranse versroman Partonopeus de Blois, die hij publiceerde in het 4de deel van zijn Contes dévots, fables et romans anciens (1781), dat deze roman van Franse oorsprong isGa naar voetnoot5. De Gayangos betwijfelde daarop ook die editie in 8o te Tarragona in 1488, in het uitvoerig overzicht van Spaanse ridderromans, dat hij aan zijn uitgave van Amadis de Gaula in de Biblioteca de Autores Españoles in 1857 liet voorafgaan. Hij noemde een octavodruk op zó vroege datum onwaarschijnlijk en sprak reeds het vermoeden uit, dat men in plaats van het jaartal 1488 het jaartal 1588 moest lezenGa naar voetnoot6. Brunet deelde deze twijfel, blijkens een aantekening in zijn Manuel du libraireGa naar voetnoot7 in de uitgave van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1863. Maar pas in 1880 konden G. Brunet en P. Deschamps in het Supplément van het Manuel, bij de eerste vermelding van een Catalaanse vertaling van 1588 te Tarragona bij Felip Robert, triomfantelijk schrijven: ‘C'est évidemment là cette édition inconnue de 1488, qu'ont citée Antonio, et après lui Couchu, dans sa Biblioth. des Romans; il n'y a qu'une erreur d'un chiffre; il est vrai que le chiffre vaut un siècle, mais le doute n'est point possible’Ga naar voetnoot1. Daarmee scheen dit bibliografisch raadsel voorgoed opgelost. Maar de legende, dat de roman van Partenopeus oorspronkelijk een Catalaans gedicht was, dat in 1488 voor het eerst in Tarragona als prozavolksboek werd gedrukt, bleef nog lang nawerken, tot in de door Wilson herziene uitgave van Dunlops History of Prose Fiction (1888) toeGa naar voetnoot2. Evenals Schotel sprak ook Kalff in zijn Geschiedenis der Ned. letterkunde i.d. 16de eeuw (1889) het vermoeden uit, dat de Nederlandse Historie van Partinoples ‘eene vertaling van een Fransch of een Spaansch volksboek’ was en hij vervolgde: ‘Wel was ook deze sage hier in de Middeleeuwen bekend door het riddergedicht van Partonopeus en Melior, doch bij eene vergelijking blijkt, dat niet het gedicht het origineel was van ons volksboek. Ook wijst reeds de naam Partinoples eer op een Spaansch volksboek dan op het Middelnederlandsch gedicht’Ga naar voetnoot3. Kalff publiceerde deze vergelijking van ons volksboek met ons riddergedicht niet, maar het is duidelijk, dat het eerste geen directe omwerking van het tweede kan zijn. Allereerst is de compositie, vooral aan het begin en het slot, geheel anders. Het volksboek begint met de geschiedenis van Melior in Constantinopel en eindigt met het huwelijk van Partinoples en Melior; het gedicht begint met de afstamming van Parthonopeus en diens avonturen in Frankrijk, terwijl het werk ook nà het huwelijk van de hoofdpersoon met Melior nog verder wordt voortgezet. Ook verschilt niet alleen de naam Partinoples in ons volksboek van de naam Parthonopeus of Parthenopeus in ons gedicht en komt overeen met de naam Partinuples in het Spaanse volksboek; dit is het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geval met bijna alle namen, die natuurlijk afkomstig zijn uit het Oudfranse origineel. Dit moge blijken uit het volgende overzichtGa naar voetnoot1
Van de Spaanse, d.w.z. de Castiliaanse en Catalaanse, volksboeken worden door P. de Gayangos, J.C. Brunet, P. Deschamps en G. Brunet op de in ons literatuuroverzicht aangegeven plaatsen de volgende 16de en 17de-eeuwse uitgaven in drukken vermeld (niet meer terug te vinden edities zijn met * gemerkt). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verder worden door Gayangos, Brunet en Deschamps nog verscheidene uitgaven en herdrukken uit de 18de en 19de eeuw vermeld. Daartoe behoort de volgende merkwaardige terugvertaling uit het Catalaans in het Castiliaans: In 1842, te Barcelona, bij José Torner. De volledige titel luidt: Historia del esforçado Cavallero Partinobles Conde de Bles; y despues fue Emperador de Constantinopla, Ahora nuevamente traducida de la lengua Catalana en la nuestra Castellana y va adornada con muy gentiles estampas. [vignet] En Barcelona: por José Torner, Calle del Regomí No. 22. 1842. (In 8o, Latijnse letter, 221 genummerde bladzijden, met vele kopergravures geïllustreerd. Een exemplaar hiervan is in mijn bezit). De tekst van deze laatstgenoemde 19e-eeuwse uitgave is merkwaardigerwijze, behoudens natuurlijk modernisering in taal en spelling en vele kleine afwijkingen, vrijwel gelijk aan die van de oudste bewaard gebleven uitgave in 1526 te Toledo bij Miguel de Eguia (no. 3 van bovenstaand overzicht). Vooraf gaat een inleiding van de uitgevers, die handelt over de Spaanse ridderroman in het algemeen. Aan het slot daarvan delen zij mede, dat ze ‘de eerste uitgave in het Castiliaans te Alcala de Henares in 1515’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot hun spijt niet meer in handen konden krijgen. Zij gebruikten daarom een Catalaanse vertaling, die gedrukt is in Barcelona en Tarragona, in welke laatste stad dit werk nog in de vroegere openbare school als leesboek werd gebruikt. De oudste Catalaanse uitgave konden zij n.l. ook niet meer vinden, omdat die door de inquisitie geheel was uitgeroeid. Hier hebben wij dus de verklaring van de onzekerheid, die lange tijd heeft bestaan over dit Spaanse volksboek, een onzekerheid die, ondanks alles ook heden nog niet geheel is verdwenen. De oudste bewaard gebleven Castiliaanse uitgave immers, die van 1526 te Toledo bij Miguel d'Eguia, vertoont wel sterke overeenkomst met ons Nederlandse volksboek, maar ook één groot verschil. Ons volksboek bevat slechts een proloog en 35 hoofdstukken, die 32 bladzijden beslaan, versierd met 15 illustraties en in twee kolommen gedrukt. Het Spaanse volksboek van 1526 heeft echter een proloog en 48 niet genummerde hoofdstukken, verdeeld over 96 bladzijden, zonder illustraties en is niet in kolommen gedrukt. De Spaanse tekst is dus aanzienlijk omvangrijker dan de Nederlandse. Vele passages, die in het Spaans zeer uitvoerig zijn behandeld, zijn dan ook in het Nederlands sterk bekort of geheel weggelaten. Ik geef hiervan slechts twee voorbeelden. 1e) Het verhaal over de geboorte van Uracla. Hoe deze oudere zuster van Melior door bemiddeling van een Moorse tovenares door keizer Julian bij een Moorse vrouw wordt verwekt, wordt in de proloog van het Spaanse volksboek in geuren en kleuren verteld. In de proloog van het Nederlandse volksboek wordt Uracla alleen kort een ‘bastaerde’ van keizer Juliaen genoemd. 2e) Het verhaal over de oorlog tegen de Moren, waaraan Partinoples deelneemt, als hij voor de eerste keer naar Frankrijk is teruggekeerd. In het Spaans wordt deze episode zeer uitvoerig verteld (in hoofdst. XI t/m XX). In ons volksboek wordt alleen (in cap. X) kort medegedeeld, dat Partinoples de heidense koning Sornoguer ‘in eenen kamp verwan’ en heel Frankrijk van de heidense Moren verloste. In het Oudfrans, waar het de Noormannen zijn, die een inval in Frankrijk hebben gedaan, is deze zgn. Sornegur-episode ook zeer uitvoerig behandeld. De stof daarvoor heeft de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oudfranse dichter waarschijnlijk gedeeltelijk ontleend aan het chanson de geste van Ogier le Danois. Vreemd genoeg is echter het verhaal hoe Ansies, de vrouw van de Moorse koning Herman, aan Partinoples een zwaard verschafte ‘uit eens doden ridders hand’, in het Nederlandse volksboek bijna even uitvoerig behandeld als in het Spaanse volksboek (hoofdst. XXXIX). We zagen reeds hoe juist deze episode is afgebeeld op de titelpagina en op folio C 4 van ons volksboek en wijzen er hier op, dat deze passage bijna geheel ontbreekt in het Oudfranse origineel (in de Uitg. Crapelet zegt de vrouw van Armans (= Herman) tot Partonopeus alleen: ‘Et vos presterai une espée
Qui fu en un sarqueu trovée,...’ (vs. 7719-20)
Heeft de Spaanse bewerker deze episode misschien ook uit een andere roman overgenomen? De Nederlandse vertaler zal deze passage wel onverkort hebben behouden, omdat hij dit verhaal mooi vond. De overeenkomst tussen de Nederlandse tekst en de Spaanse is hier, zoals op vele andere plaatsen, bijna letterlijk, zoda we alleen daaruit m.i. al reeds mogen opmaken, dat ons volksboek inderdaad naar het Spaanse is bewerkt. Ik citeer hier als voorbeeld de woorden van Koningin Ansies over dit wonderzwaard, in ons volksboek en in de Spaanse druk van 1526:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik noem hier bovendien nog enkele plaatsen in ons volksboek, die de lezer mogelijk reeds bij de lectuur zullen zijn opgevallen en die alle overeenkomen met het Spaanse volksboek, maar afwijken van het Oudfranse en Middelnederlandse gedicht. 1e) In Cap. XV wordt verteld hoe Melior ontwaakte door een hete druppel kaarsvet, die op haar borsten viel, toen Partinoples haar belichtte. Dit detail ontbreekt in het Oudfrans, maar komt wel veel voor in vroegere en latere populaire redacties van dit verhaaltype. 2e) In Cap. XXVIII wordt Gaudijn een Moor genoemd, die kampeerde op een ‘rots’ bij de tournooiplaats. In het Oudfrans is Gaudin een tot het Christendom bekeerde Moor uit Spanje. 3e) In Cap. XXIX wordt verteld, hoe Partinoples en Gaudijn op de eerste dag van het toernooi de Spanjaarden hielpen tegen de Sicilianen en Aragonnezen, waarvoor de ‘Capiteyn’ der Spanjaarden hen hartelijk bedankte. Vooral die kapitein doet wel erg 16de-eeuws en Spaans aan! 4e) In Cap. XXX wordt verteld, hoe die kapitein met zijn Spanjaarden op de tweede dag van het toernooi Partinoples op hun beurt krachtig bijstonden, toen deze zich in gevaar bevond. 5e) In Cap. XXXIV wordt verteld, hoe alleen de koning van Frankrijk en de Castilianen achter bleven om de bruiloft van Par- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tinoples en Melior te helpen vieren. In het Spaanse volksboek waren het ook Spanjaarden die Partinoples met het geld van Melior huurde in de oorlog tegen Sornaguer en het was om dezen te betalen, dat Partinoples de tweede keer naar zijn vaderland terugkeerde. Deze laatste àl te Spaanse voorstelling van zaken, die niet voorkomt in het Oudfrans, is echter door de Nederlandse bewerker weggelaten. Dit alles bewijst m.i. toch wel overtuigend, dat ons Nederlandse volksboek direct is bewerkt naar het Spaanse. Waar en wanneer heeft echter die bekorting van de tekst plaats gehad? Bij gebrek aan gegevens valt hierover niets met zekerheid te zeggen. Men kan hoogstens vermoeden, dat die verkorting direct bij de bewerking naar een der Spaanse uitgaven tussen 1513 en 1547 in de Zuidelijke Nederlanden heeft plaats gevonden. Er komt in de tekst van ons volksboek slechts één woord voor, dat op een bewerking via het Frans kàn wijzen. Melior wordt n.l. herhaaldelijk door Partinoples' moeder een ‘Vaudoyse’ genoemd. In het Spaans staat ‘fada’; dat fee, tovenares betekent. De bewoners van Vaud of Waadtland, in Zwitserland, waar de Middeleeuwse ketterij der Waldenzen (genoemd naar de stichter Petrus Valdes uit Lyon ± 1185) sterk verbreid was, golden voor ketters en tovenaars. In 1459-60 vond ook in Atrecht (Arras) een berucht ketter- en heksenproces plaats, naar aanleiding van de z.g.n. Vauderie in die streken. Het Franse woord ‘vaudois(e)’ was echter in de 16de eeuw in de Zuidelijke Nederlanden stellig ook bekendGa naar voetnoot1. Het gebruik daarvan in ons volksboek behoeft dus niet noodzakelijk op een vertaling via het Frans te wijzen. Dat een Nederlands volksboek rechtstreeks uit het Spaans werd vertaald is niet gewoon, maar komt toch wel meer voor. Toen Lecoutere en De Vreese in 1904 de Historie van Turias ende Florete uitgaven in deze reeks, schreven ze, dat de veronderstelling van Kalff en Te Winkel, dat deze roman uit het Frans was vertaald, niet was bewezenGa naar voetnoot2. In 1951 maakte Debaene het echter waarschijnlijk, dat ook dit volksboek is bewerkt naar het SpaansGa naar voetnoot3. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Historie van den Ridder met het Kruyce is wèl uit het Frans vertaald, maer Debaene wees er terecht op, dat de Spaanse editie daarvan ouder is dan de Franse en dat de eerste mogelijk verscheen in AntwerpenGa naar voetnoot1. Zo komen we tenslotte tot de weinige gegevens, die ons ten dienste staan, om de ouderdom van ons Nederlandse volksboek nader te bepalen. Van Mierlo schreef in de Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden, dat de approbatie door Jan Goossens, verleend te Brussel in Augustus 1551, die aan het slot van ons volksboek is afgedrukt, ‘misschien fictief of verkeerd gedateerd’ isGa naar voetnoot2. Dit is natuurlijk mogelijk, maar m.i. toch niet waarschijnlijk. We weten dat tijdens Karel V (K.M. in de approbatie betekent: Keizerlijke Majesteit) de censuur in de Nederlanden zeer actief was. Reeds 30 juni 1546 verscheen de eerste Index librorum prohibitorum. Met ingang van 29 april moesten ook alle volksboeken een goedkeuring bevatten van de wereldlijke overheid, die daarbij werd voorgelicht door een geestelijke censor. Jan Goossens of Gooswin, die als licentiaat in de theologie en officieel boekenkeurder van de regering bij de goedkeuring van Partinoples in 1551 wordt genoemd, was een bekende figuur op dit gebied. In 1580 keurde hij nog een druk van De seven wijse Mannen van RomenGa naar voetnoot4. Zonder tijdaanduiding gaf hij ook zijn approbatie aan een druk van Fortunatus Borse en van Helena van ConstantinopelGa naar voetnoot5. De 16de-eeuwse censuur had namelijk alleen tot doel ketterij te weren en hield zich nog niet bezig met de morele waarde van een tekst en nog minder met de bruikbaarheid daarvan als schoolboekGa naar voetnoot6. Het Zuidnederlandse volksboek van Partinoples, dat zeker al vóór die datum bestond, kan dus heel goed, misschien na zuivering en bekorting, in 1551 door Jan Goossens goedgekeurd zijn. Na het bekende verscherpte censuuredict van de bisschop van Antwerpen, Joannes Malderus, van 16 april 1621, verscheen een nieuwe lijst van verboden boeken, eerst in het Nederlands, maar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in hetzelfde jaar ook in het LatijnGa naar voetnoot1. De volksboeken werden daarbij verdeeld in verschillende categorieën van gevaarlijkheid. ‘Partinoples’ prijkt op die lijst op de tweede plaats van boven, onder de boeken die niet alleen voor de scholen verboden zijn, maar ook ‘generalijk onder de ghemeynte’. In deftig Latijn luidt zijn vonnis: ‘Fabella in Hollandia impressa, confesio eo fine ut cognoscantur secreta; Praeterea frequens mentio inhonesti concubius’Ga naar voetnoot2). Men ziet dat de censuur in die tijd vooral de vermelding van de schending van het biechtgeheim en de ongeoorloofde bijslaap in dit volksboek vond te gispen. Voor ons is echter belangrijker, dat uit deze kerkelijke veroordeling in 1621 blijkt, dat ons volksboek in het begin van de 17de eeuw nog slechts in de Noordelijke Nederlanden werd gedrukt. In de Zuidelijke Nederlanden was dit werk toen al uitgeroeid, zoals reeds een eeuw te voren in Catalonië was gebeurd. Waarschijnlijk heeft dus Ot Barentz. Smient, toen hij in 1644 de Historie van Partinoples in Amsterdam op de pers legde, de approbatie uit 1551, die het door hem gebruikte Zuidnederlandse exemplaar bevatte, met het oog op de ook in Noord-Nederland toen nog talrijke Katholieken, eenvoudig onveranderd afgedrukt. |
|