Over Multatuli. Jaargang 33. Delen 66-67
(2011)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||
[Nummer 66]Een strijder tegen het onrecht.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||
nog eens met deels onjuiste bibliografische gegevens. In werkelijkheid hebben we te maken met een vrij omvangrijke receptie: twee complete Max Havelaar-vertalingen in het Tsjechisch en één in het Slowaaks, drie Tsjechische edities van De geschiedenis van Saïdjah en Adinda, drie Tsjechische uitgaven en een Slowaakse van Woutertje Pieterse en diverse bloemlezingen van stukken uit de Ideën, de Milloenenstudiën en andere geschriften. Tijd dus voor een tocht door het landschap van de Tsjechische en Slowaakse receptie. | |||||||||||||||||||||
Theoretische basisEr bestaat in Tsjechië een uitgebreide traditie van vertalingen van buitenlandse literatuur die teruggaat tot diep in de negentiende eeuw. Ook het onderzoek naar de theorie van het literair vertalen heeft hier een stevige basis, vooral dankzij het werk van Jiří Levý (1926-1967), hoogleraar te Olomouc en Brno. In Slowakije heeft Anton Popovič (1933-1984), hoogleraar te Nitra, een soortgelijke status. Hij was overigens een leerling van Levý. Beiden gingen uit van de vooroorlogse Tsjechoslowaakse structuralistische school, waarvan op literair-theoretisch gebied Roman Jakobson (1896-1982) en René Wellek (1903-1995) de meest uitgesproken exponenten waren.Ga naar eind2 Het echte receptieonderzoek is eerder iets van de laatste decennia, waarbij met name de polysysteemtheorie van Itamar Even-Zohar (o1939) een belangrijke rol speelt. Persoonlijk sluit ik meer aan bij het op New Historicism lijkende perspectief van Jerzy Koch, zoals hij dit heeft geformuleerd in zijn habilitatiegeschrift Multatuli w Polsce (Koch 2000) en beknopt eveneens in zijn artikel ‘Het wel en wee van de receptie’ (Koch 2008). In Tsjechië wordt deze stroming onder andere vertegenwoordigd door mijn Olomoucer collega Lubomír Machala. Kort gezegd, het vertaalde literaire werk heeft geen functie meer in de literatuur van de brontaal maar wel in de literatuur van de doeltaal. Zeker bij vertalingen uit voor de doeltaal - in ons geval het Tsjechisch en Slowaaks - niet erg voor de hand liggende brontalen gaat het om een zeer doelbewust uitgevoerde act, meestal ook met een vooropgezette en duidelijk omschreven bedoeling. Deze bedoeling komt meestal voort uit de literaire en culturele traditie van het land van de doeltaal, maar soms ook - en dat is zoals we nog zullen zien zeker bij Multatuli het geval - uit de politieke traditie. De situatie was in Tsjechië en Slowakije een heel andere dan in Polen. Beide landen kwamen relatief ongeschonden uit beide wereldoorlogen, maar hadden tussen 1948 en 1989 wel weer een van de meest rigide versies van het communisme. In de jaren vijftig zijn onder het stalinisme alle bibliotheken grondig gezuiverd, maar dit betrof gelukkig nauwelijks oudere literatuur. Wel is het relatief moeilijk om vooroorlogse recensies te achterhalen, omdat kranten uit die periode door het ‘systeem’ als staatsgevaarlijk werden beschouwd en dus deels vernietigd zijn. He- | |||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||
laas zijn Tsjechische en Slowaakse kranten nog niet gedigitaliseerd, wat het zoeken moeilijk maakt. Van naoorlogse vertalingen kennen we ook de oplagen en die zijn tamelijk hoog, waarbij er soms een herdruk kwam. Van verschillende vertalers zijn er archieven overgeleverd die merendeels liggen in het Tsjechische Pamatník národního písemnictví (Monument van de Nationale Literatuur) te Praag.Ga naar eind3 Dit archief bevat ook de correspondentie van veel redacteurs van vooroorlogse kranten en literaire tijdschriften. Voor de Slowaakse kant bevinden soortgelijke gegevens zich in de Slovenská národná knižnica (Slowaakse Nationale Bibliotheek) in Martin.Ga naar eind4 Systematisch onderzoek van deze archiefcollecties kan meer licht werpen op de literair-kritische receptie van Nederlandstalige literatuur in vertaling, maar is op dit moment een desideratum voor de toekomst. | |||||||||||||||||||||
Receptie van Nederlandstalige literatuur in vertalingOm de plaats van Multatuli in het Tsjecho-Slowaakse veld te kunnen begrijpen, is een korte inleiding in de receptie van Nederlandstalige literatuur in Tsjechische en Slowaakse vertaling noodzakelijk.Ga naar eind5 Hierbij wijken het Tsjechisch en het Slowaaks sterk van elkaar af. Laten we met de tweede taal beginnen. Hoewel er niet zoveel vanuit het Nederlands in het Slowaaks is vertaald, heeft het Slowaaks wel de primeur waar het vertalingen uit het Nederlands betreft.Ga naar eind6 Tussen 1862 en 1908 kwamen er bij drie uitgeverijen, in Buda (nu Budapest), in Trnava en in Senica zes werken van Conscience in het Slowaaks uit. Daarna is het heel lang stil, tot Júlia Májeková (1919-1991), germaniste en later redactrice van het uitgevershuis Tatran in Bratislava, in 1944 Het leven van Herman Coene in het Slowaaks uitbracht. Onder de 28 vertalingen uit het Nederlands die zij maakte, bevinden zich twee werken van Multatuli: Woutertje Pieterse (1954) en de Max Havelaar (1960). Over deze vertalingen straks meer. Na Májeková's dood begon Adam Bžoch (o1966) met zijn vertalingen uit het Nederlands. Tot nog toe is Multatuli onder zijn ruim 25 vertalingen (waaronder De ontdekking van de hemel van Mulisch en De avonden van Reve) niet voorgekomen. De reden van het absoluut ontbreken van vertalingen tussen 1908 en 1944 is vrij logisch. Na de zogeheten Ausgleich van 1867, waarbij het Keizerrijk Oostenrijk werd omgevormd tot een federatie van het Keizerrijk Oostenrijk aan de west- en noordkant en het Apostolisch Koninkrijk Hongarije aan de oostkant, gingen beide rijkshelften een heel andere weg. Waar er in Oostenrijk een relatieve vrijheid heerste, onderdrukten de Hongaren systematisch de niet-Hongaarstaligen in hun rijksdeel en hanteerden de fictie van één landstaal. Het Slowaakse middelbaar onderwijs werd na 1867 praktisch geliquideerd met als gevolg dat er bij het verkrijgen van de onafhankelijkheid in 1918 nauwelijks Slowaken met een fatsoenlijke oplei- | |||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||
ding waren. Het land moest echter wel bestuurd worden en dat gebeurde in de eerste decennia vooral door Tsjechische vrijwilligers en Slowaken die uit het buitenland waren teruggekeerd. Dezen lazen buitenlandse literatuur vooral in Tsjechische vertaling. Pas met de opkomst van de eerste generaties die al in een vrij land in het Slowaaks waren opgevoed, kwam er behoefte aan vertalingen in het Slowaaks. Een behoefte, waarin voor het Nederlands Julia Májeková en in de recente periode Adam Bžoch voorzagen. Voor het Tsjechisch is de situatie diametraal tegenovergesteld. Om te beginnen was Tsjechië vóór 1918 weliswaar zeker geen onafhankelijke staat, maar - anders dan in de Tsjechische zelfperceptie vaak wordt gedacht - wél een staatkundige eenheid met verregaand zelfbestuur. In overwegend Tsjechischtalige gebieden namen de Tsjechen actief aan het landsbestuur en het lokale bestuur deel. Dat is ook in de vertaalsituatie weerspiegeld: tussen de allereerste vertaling uit het Nederlands in 1871 (De Gierigaard van Conscience) en 1918 kwamen er liefst 63 Tsjechische vertalingen uit het Nederlands uit, dus jaarlijks minimaal één boek, waaronder werken van Domela Nieuwenhuis en Henriette Roland-Holst, waarvan je je kunt afvragen, hoe die in vredesnaam de censuur konden passeren (het antwoord is dan ook dat er feitelijk geen censuur was, een unicum in het Centraal-Europa van die tijd). Afgezien van de in Centraal-Europa vrijwel onvermijdelijke Hendrik Conscience die met 23 uitgaven (waaronder verscheidene herdrukken) ruim een derde van de toenmalige Tsjechische vertalingen voor zijn rekening neemt, zijn de groten van de Nederlandstalige literatuur goed vertegenwoordigd: Beets, Couperus, Van Eeden, Gezelle, Heijermans, Van Lennep, Streuvels, Teirlinck om een paar te noemen, en ja, ook twee werken van Multatuli, beide bloemlezingen uit de Ideën, in 1903 en 1911. Veel van deze vertalingen zijn via het Duits tot stand gekomen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was het stil aan het vertalersfront. Veel vertalers of potentiële vertalers lagen als opgeroepen soldaat in loopgraven aan het Zuid-Tiroolse front of aan het oostfront; intellectuelen die thuis waren, werden door de Oostenrijkse autoriteiten vaak niet vertrouwd en hadden huisarrest of erger. Ditmaal was er vanwege de oorlogsomstandigheden wel een strenge censuur. Dat veranderde eensklaps in 1918. In het interbellum neemt Tsjechië wederom een aparte positie in.Ga naar eind7 Tsjechoslowakije was de enige Centraal-Europese staat die van 1918 tot de Duitse bezetting in 1939 ononderbroken een parlementaire democratie was. Tevens was Tsjechoslowakije ook de enige Centraal-Europese staat (buiten Duitsland) met maar liefst twee leerstoelen Nederlands - in Praag (sinds 1921) en in Bratislava (sinds 1927).Ga naar eind8 Opmerkelijk is overigens dat deze neerlandistiek tot na de Tweede Wereldoorlog geenszins wezenlijk bijdroeg aan de receptie van de Nederlandstalige literatuur in Tsjecho-Slowakije. De vertaalproductie uit het Nederlands werd opgevoerd: tussen 1919 en 1939 kwamen er zo'n 95 vertalingen uit, herdrukken meegere- | |||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||
kend, dus ruim vier per jaar. Vrijwel alle belangrijke Tsjechische uitgeverijen hadden wel een Nederlandstalige auteur in het fonds. Daarbij stond overigens de smaak van het grote publiek voorop. We treffen veel werken aan van vlot weglezende lectuur van Antoon Coolen, Ernest Claes, A. den Doolaard, Johan Fabricius, Felix Timmermans of Madelon Székely-Lulofs, al werden ook de wat ‘zwaardere’ auteurs als Couperus, Elsschot of Frederik van Eeden niet gemeden. De twee belangrijkste vertalers van het interbellum waren de romaniste en germaniste Lída Faltová (1890-1944) en de diplomaat en vrijmetselaar Rudolf Jordán Vonka (1877-1964). Beiden vertaalden Multatuli: Faltová vertaalde Woutertje Pieterse (1932), Vonka tijdens de Tweede Wereldoorlog de Max Havelaar, een vertaling die pas in 1947 kon uitkomen. Daarnaast werd De geschiedenis van Saïdjah en Adinda voor jongeren door het Tsjechische Rode Kruis uitgegeven in een vertaling van Josef Veselý (1926, 1927Ga naar eind2, 1931Ga naar eind3). Allen, behalve wellicht Veselý, vertaalden rechtstreeks uit het Nederlands. Enigszins apart van deze vertalingen staat de literaire vertaling van delen van de Ideën door een van de belangrijkste literaire vertalers van het interbellum, de mysticus Emanuel Lešetický z Lešehradu (1877-1955), wiens vertaling uit de jaren twintig in 1933 uitkwam in een bundel gewijd aan voornamelijk Franse auteurs als Verlaine en Mallarmé. Hoewel er tijdens de Duitse bezetting (1939-1945) relatief veel uit het Nederlands werd vertaald, hadden de Tsjechische vertalers destijds wel te maken met een strenge censuur. Er kwam dan ook geen vertaling van Multatuli uit. Wel veel van Vlaamse schrijvers als Streuvels, Timmermans en Walschap. Bij het herstel van de staat en democratie in mei 1945 namen de Tsjechische uitgevershuizen ogenblikkelijk hun activiteiten op. In de drie jaar van democratisch bewind tot de communistische machtovername op 25 februari 1948 kwamen er maar liefst 37 vertalingen uit het Nederlands uit. Veel daarvan waren herdrukken van voor de oorlog verschenen vertalingen, maar er was ook veel nieuws bij, vooral vertalingen die tijdens de bezetting niet konden verschijnen. De reeds genoemde Havelaar-vertaling van Vonka was één daarvan. Vonka voegde er wel een voorwoord bij dat beantwoordde aan de actualiteit van de naoorlogse jaren met een verwijzing naar de Indonesische opstand. Wat hun strekking betreft sloten de vertalingen sterk aan bij de trends tijdens het interbellum: enkele ‘grote’ auteurs en verder veel populaire schrijvers.Ga naar eind9 Het stalinistische regime van Klement Gottwald (1948-1953) was de literatuur niet bijster gunstig gezind. Evenals in de omringende landen werd de doctrine van het socialistisch realisme ingevoerd. Er kwamen in deze periode dan ook maar zeven vertalingen uit het Nederlands uit, waarvan één herdruk. Die herdruk was uitgerekend de vertaling van Woutertje Pieterse van Faltová (1953), nu wel voorzien van een nieuw nawoord, waarover later meer. Later werd deze vertaling (1963) nogmaals herdrukt. De echte bloeiperiode van de Tsjechische vertaling begon met het | |||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||
aantreden van de belangrijkste naoorlogse Tsjechische vertaalster uit het Nederlands, Olga Krijtová (o1931) die in 1955 haar eerste literaire vertaling, Fregata Johana Maria (Het fregatschip Johanna Maria) van Arthur van Schendel uitgaf.Ga naar eind10 Ruim zeventig vertalingen van haar hand en zo'n 130 van andere vertalers, merendeels haar studenten, verschenen in de periode tot 1989. De keuze was daarbij sterk op Nederland gericht en relatief gericht op de ‘grote’ literatuur, hoewel er daarnaast bijvoorbeeld ook een keur aan kinderliteratuur werd vertaald. Onder de vertalingen was in 1974 een nieuwe vertaling van de Max Havelaar van de hand van Miroslav Drápai en ten slotte een vertaling van enkele Ideën door Krijtová in het literaire tijdschrift Světová literatura in 1987. De zogeheten ‘Fluwelen Revolutie’ van 17 november 1989 betekende weliswaar meer vrijheid, het einde van de censuur en het ontstaan of heroprichten van een keur aan uitgeverijen, maar tevens de opkomst van een scherpe marktconcurrentie waartegen vooral de traditionele literaire uitgevers absoluut niet waren opgewassen. Daarnaast verscheen er een tal van roofdrukken, voor het Nederlands is de vertaling Guma klesá van Madelon Székely-Lulofs roman Rubber uit 1994 een typisch voorbeeld. Gedurende een jaar of vijf was de markt voor goede literaire vertalingen vrijwel volledig ingestort. Na 1994 veranderden de tijden. Ten eerste begonnen leerlingen van Krijtová te vertalen. Van hen zijn Veronika ter Harmsel-Havlíková, Jana Pellarová en Petra Schürová het meest productief. Daarnaast kwam de emigrante Magda de Bruin-Húblová, echtgenote van de Nederlandse slavist Edgar de Bruin met vertalingen van hoge kwaliteit op de markt. Zij was tevens een van de initiatiefnemers van het literaire internettijdschrift iliteratura waarin onder andere regelmatig recensies van vertalingen en artikelen over Nederlandstalige auteurs verschijnen. Ook afgestudeerden uit Olomouc als Lucie Smolka-Fruhwirtová en Jiří Hrubán en Brno (Marta Kostelecká) begonnen hun vertaalcarrière. Voor de keuze van het vertaalde werk speelt de rol van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds dat in 1991 werd opgericht en vanaf 1994 actief vertalingen in Tsjechië en Slowakije ondersteunde een grote rol. Daar kwam vanaf 2001 het Vlaams Fonds voor de Letteren bij. Beide fondsen ondersteunen vooral werk van recente auteurs. Dat betekent dat er minder plaats is voor Multatuli. Er is dan ook in de nieuwe periode nog geen Tsjechische of Slowaakse vertaling van zijn werk verschenen. Hiermee is het veld geschetst, waarin het werk van Multatuli is gerecipieerd. | |||||||||||||||||||||
De uitgeverswereld rond 1900Om het waarom van de receptie van Multatuli rond 1900 te begrijpen, moeten we eerst een blik werpen op de uitgeverswereld. Eind negentiende eeuw waren er ver- | |||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||
scheidene grotere uitgevers actief, vrijwel alle in Praag gesitueerd. De uitgeverswereld was min of meer een vierstromenland. Naast de grote liberale uitgever František Šimáček (na 1918 Šole & Šimáček) vormden Viktor Kotrba (1875-1938), Ignac L. Kober (1825-1866) en Josef R. Vilímek (1835-1911, 1860-1938)Ga naar eind11 een sterke, gematigd katholiek tot liberaal georiënteerde stroming. Josef Pelcl was een sociaaldemocratische uitgever, Pelcl zelf (1861-1916) hoorde bij de Česká strana národně sociální, de partij waaruit na 1918 veel leidende politici, onder wie de tweede president Edvard Beneš (1884-1948) voortkwamen. Kamilla Neumannová (1874-19 56) hoorde bij de socialistische en anarchistische beweging. Verder waren er veel coöperatieve uitgevers actief: Družstvo Vlast (Coöperatie het Vaderland) en de Cyrilo-Methodějská knihtiskárna (Boekdrukkerij Cyrillus en Methodius) waren katholiek, Melantrich en de Dělnickd akademie (Arbeiders-Academie) waren sociaaldemocratisch, Zář (De Schijn) was socialistisch en ten slotte was er nog de kleine maar uitermate actieve Komunistické knihkupectví a nakladatelství (Communistische Boekhandel en Uitgeverij). Al deze uitgevers hadden werk van Nederlandstalig origine in hun fonds. Vrijwel alle uitgevers hadden ook banden met overeenkomstige politieke partijen. Dit beeld wordt aangevuld door de grote literaire tijdschriften. Daarvan was Rozhledy (De Horizonten) een invloedrijk, met de sociaaldemocraten verbonden tijdschrift dat werd uitgegeven door Pelcl en qua invloed vergelijkbaar was met De Nieuwe Gids in Nederland. | |||||||||||||||||||||
František V. Krejčí en Krista NevšimalováDe receptie van Multatuli begint voor het Tsjechisch met een serietje vertalingen die verschenen in het zesde nummer van Rozhledy. Het gaat om stukjes van de Japansche Gesprekken en begint met een goede vertaling van het bekende zinnetje ‘Ik ben by de Japanners geweest, en heb met hen ontbeten’ (Multatuli 1865: 36). De vertaling laat specifieke zaken als Hiëronymus van Alphen weg; iets verderop blijft de verhandeling over deugd bij verschillende naties en later weer de tolk achterwege. De voetnoten zijn vertaald. De vertaling vervolgt met Idee 492 uit de tweede bundel Ideën. Dan Idee 352 uit Ideën 1, in het Tsjechisch toepasselijk Prozřetelnost (Voorzienigheid) gedoopt. Dan Idee 374, hier Morálka slov (Moraal der woorden) getiteld. Ten slotte is als Juris prudentia het bekende ‘processtukje’ voorafgaand aan de Max Havelaar opgenomen. De vertaalfout van het homoniem godsdienst dat foutief met bohoslužba (kerkdienst) wordt vertaald in plaats van het correcte náboženství (godsdienst) te gebruiken, doet vermoeden dat de vertaling van Wilhelm Spohr aan de bloemlezing ten grondslag lag (Spohr 1899). Daarmee sluit deze allereerste Tsjechische vertaling aan bij de door velen genoemde Duitse bemiddeling in Centraal-Europa.Ga naar eind12 Wie de vertaler was, weten we niet, al komt Krista | |||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||
Nevšimalová het meest in aanmerking, temeer omdat de vertaling vrijwel woordelijk overeen komt met de uitgave van 1903. Over haar dadelijk meer. De tweede Tsjechische receptie van Multatuli is een recensie van de Duitse vertaling van de Max Havelaar door Wilhelm Spohr. De recensie begint als een klaroenstoot: Steeds vaker zijn wij in de laatste jaren bij de lectuur van buitenlandse schrijvers en bladen op deze naam gestoten; steeds sterker dringt in Europa de mare over de bewonderenswaardige Hollandse man door, die niet aarzelde om in het belang van de onderdrukten de last van een levenslange strijd met het heersende regime van zijn vaderland op zich te nemen, die daarvoor aan de schandpaal werd genageld, werd opgejaagd, het leven van een uitgestotene leidde en hiervoor zijn ondankbare land alles vergold dat het aan hem had misdreven door het te overstromen met een vloed aan ideëen, brandend als een vlam, doordringend als een weerlicht, goed als de woorden van het evangelie (Krejčí 1900:185). De nogal bombastische recensie vergelijkt Multatuli met de grootste schrijvers van die tijd als Ibsen en Nietzsche, beiden begrippen voor de geletterde Tsjech van die dagen. Er wordt een parallel getrokken met de affaire van de valselijk van spionage voor Duitsland beschuldigde joods-Franse officier Dreyfus die juist in die dagen werd vrijgelaten en gerehabiliteerd. Multatuli wordt als een moderne heilige afgebeeld. Dat is het beste te zien in de beschrijving van Multatuli's in de steek laten van zijn eerste vrouw Tine voor de liefde van Mimi (Krejčí 1900: 188-189). De recensie is slechts met K. ondertekend, een ondertekening die redacteur František V. Krejčí (1867-1941) wel vaker gebruikte. Krejčí was na 1918 parlementslid en senator voor de Československá sociálně demokratická strana dělnická (Tsjechoslowaakse Sociaaldemocratische Arbeiderspartij) en was protagonist van de literaire richting van de zogeheten eská moderna (Tsjechische Moderne). Deze literaire stroming legde een sterke nadruk op het individualisme en non-conformisme en was verbonden met het reeds genoemde tijdschrift Rozhledy. Krejčí was zelf overigens ook als vertaler uit het Nederlands actief en maakte een meermalen herdrukte vertaling van Herman Heijermans' Allerzielen.Ga naar eind13 De eerste vertaling van Multatuli's werk in boekvorm was de bloemlezing Výbor ze spisův, jež napsal Multatuli (Keuze uit de werken die Multatuli schreef) die in 1903 uitkwam en de vertaling van Wilhelm Spohrs bloemlezing volgde. De reeds genoemde stukjes die in Rozhledy waren verschenen, zijn in gelijkluidende vertaling als laatste stuk van de bundel opgenomen.Ga naar eind14 Uitgever was Josef Pelcl die ook Rozhledy uitgaf. De vertaalster Krista Nevšimalová (1854-1935) was in de vrouwenbeweging en als een van de weinige vrouwen uit die tijd ook als publiciste actief. | |||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||
Zij schreef met enige regelmaat zowel in Rozhledy alsook in de vrouwenbladen Ženská listy (Vrouwenblad) en Ženský obzor (Vrouwelijke Horizont), waarvoor zij ook stukken van vooral Britse auteurs vertaalde. Als pseudoniemen gebruikte zij Quispiam en Quidam (beide betekenen ‘Iemand’), maar haar vertalingen kwamen onder haar eigen naam uit. Nevšimalová behoorde in Tsjechië tot de grote voorvechtsters van de emancipatie van de vrouw binnen het gezin. Zo sprak zij in 1906 op de Karola Světlá bijeenkomst in Vlaším over het recht van de vrouw op de kinderen na een scheiding, over de noodzaak van kleuterscholen en soortgelijke zaken, een thema waarover zij ook publiceerde.Ga naar eind15 Na 1918 publiceerde zij vooral in Ženský obzor, waarbij zij de nieuwe republiek ook kritisch volgde op het gebied van emancipatie.Ga naar eind16 Aan haar Multatuli-vertaling liet zij een grondig gedocumenteerd (maar overigens sterk op Spohr leunend) voorwoord vooraf gaan, waarin zij een biografie van Multatuli geeft. Ook zij ontkomt niet aan een nogal hagiografische toon: Het titelblad van Výbor ze spisův
Hij streed onverschrokken en onvermoeibaar, onvermurwbaar en met open vizier, nimmer was zijn strijd onrechtvaardig. Hij streed tegen alles en overal, wat zich tegen hem en het licht verzette. | |||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||
de brandstapel zijn ontsnapt - als de geschriften van de grootste ketter (Multatuli 1903: 19). Het bundeltje geeft een goede indruk van Multatuli's geschriften en geeft per hoofdstukje consciëntieus aan uit welk werk de vertaalde stukjes afkomstig zijn:Ga naar eind17 Milostné listy (Minnebrieven), Myšlenky (Ideën), Speciality (Uit duizend en eenige specialiteiten), Millionové studie (Millioenenstudiën) en Z různých spisů (Verspreide stukken). De opgenomen stukken hebben merendeels een sterk antiklerikaal karakter. Zonder vermelding van vertaler, maar hoogstwaarschijnlijk ook van de hand van Nevšimalová, verscheen in 1911 in de serie Chvilky sborník současného života (Ogenblikken, een handleiding voor het hedendaagse leven) als deeltje 38 bij Pelcl opnieuw een keuze uit Multatuli's werk. Merendeels gaat het om stukjes die al eerder vertaald waren, met de Japansche Gesprekken als hoofdmoot en met als voornaamste uitbreiding de Geloofsbelydenis.Ga naar eind18 Het Tsjechisch van de stukjes is gedeeltelijk opnieuw geredigeerd. Deze serie gaf leesbare en goedkope brochures uit, waarin zaken als geloof, liefde en rijkdom centraal stonden. Zo werden in deze serie bijvoorbeeld John Rockefellers memoires, essays van Oscar Wilde, maar ook een boekje met de titel Wat onze vrouwen verwachten in de liefde en het huwelijk gepubliceerd. De brochures kostten minder dan één Oostenrijks-Hongaarse kroonGa naar eind19 en bereikten zo een groot publiek. Hoe de uitgaven gerecenseerd werden, is om de hierboven genoemde reden helaas nog onbekend. Toch moeten er recensies zijn geweest, want de vertalingen werden duidelijk gelezen. Dat blijkt onder andere uit het feit dat Multatuli in 1919 tweemaal werd geciteerd. Eenmaal door afgevaardigde Josef Svozil (1847-1931) en eenmaal door minister van Sociale Zaken dr. Lev Winter (1876-1935). Svozil was sociaaldemocraat en redacteur van de Selské listy uit Olomouc, Winter was eveneens sociaaldemocraat, advocaat en afkomstig uit een arme joodse familie die zich had opgewerkt. Beiden kwamen dus uit het doelpubliek van uitgeverij Pelcl. Svozil refereerde aan de Ideën bij de behandeling van de begroting voor het jaar 1919 op het hoofdstuk investeringen in de buitenlandse vertegenwoordigingen en herinnerde eraan dat ook parlementariërs zonder een financiële achtergrond iets in de discussie in te brengen hebben, want: Wat dit betreft dient eenieder zich het volgende te herinneren, wanneer bij het vaststellen van de begroting iets is vergeten: voor zaken die aan elk weldenkend mens duidelijk zijn, is geen specialist nodig. Als wij steeds alleen van vakministers afhankelijk zouden zijn, verbaas ik me niet dat Multatuli eens heeft geschreven dat een vakman een straatveger is die niets anders kan dan straten vegen, en nog slecht ook. Ik denk dat we niet zover hoeven te gaan wat vakmanschap en | |||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||
opsplitsen betreft. Uiteindelijk is een begroting het werk van een heel ministerie, dus waar de één niet op komt, daar komt de tweede op en de begroting als geheel dient dus aan dit soort kwesties te denken.Ga naar eind20 Multatuli moet een begrip zijn geweest voor de parlementariërs, want iets later dat jaar refereerde Winter op de 87e zitting van 30 oktober 1919 aan de Max Havelaar bij de behandeling van zijn wet op sociale woningen en volkshuisvesting: Geachte Nationale Vergadering! Hieraan zijn twee dingen opmerkelijk. Het eerste merkwaardige feit is dat de minister verwees naar een boek dat zover bekend nog niet in het Tsjechisch beschikbaar was. De eerste Tsjechische uitgave kwam pas 1947 uit. Verder is het interessant dat hij naar een buitenlandse schrijver verwees - dat gebeurde ook destijds uiterst zelden! - en dat hij duidelijk veronderstelt dat deze Multatuli bij zijn toehoorders bekend is. Die veronderstelling was vermoedelijk juist, want zowel het tijdschrift Rozhledy als Chvilky hadden hoge oplages, de laatste van 15.000 exemplaren en meer. Bovendien wordt Multatuli vermeld in het belangrijkste Tsjechi- | |||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||
sche conversatielexicon van die tijd, het Ottův slovník naučný dat tussen 1880 en 1909 in 27 delen uitkwam. De meeste toen recente Nederlandstalige schrijvers werden uitsluitend vermeld in de lemma's nizozemská literatura en vlámsky jazyk a literatura.Ga naar eind22 Er waren drie uitzonderingen: Nicolaas Beets, Hendrik Conscience en Multatuli. De laatste is als volgt vermeld: D[ekker]. Eduard Douwes, Nederlands schrijver (o1820 in Amsterdam - †1887 in Nieder-Ingelheim). Bij zijn intrede in staatsdienst op het eiland Java leerde hij de gewetenloosheid en afzetterij van de koninklijke overheidsdiensten kennen; hij verliet het eiland en gaf na terugkomst in zijn vaderland onder het pseudoniem Multatuli zijn opgedane ervaringen uit in de roman Max Havelar (Amsterdam 1860), en hij wekte met zijn meeslepende schildering en bekendmaking van de onrechtvaardigheden van de Javaanse autoriteiten algemene aandacht. Aangemoedigd door de positieve ontvangst van zijn eerste deel, begon hij te werken aan politieke, sociale en filosofische geschriften, waarin hij vrijzinnige gedachten naar voren bracht met een zorgvuldige stijl en een interessante schildering. Aldus ontstonden: Indrukken van den dag (Arnheim 1860); Minnebrieven (Amsterdam, 1861; 5e uitgave 1881); Ideen (idem, 1862 tot 1875, 4 banden); Duizend en eenige hoofdstukken over specialiteiten (Delft, 1871); Millioenen Studien (Amsterd., 1872) e.a. Van zijn drama's zijn het populairst Vorstenschool (idem, 1875) en De bruid daarboven (idem, 1862).Ga naar eind23 Dit is tevens de allereerste schriftelijke receptie van Multatuli in het Tsjechisch, omdat de vertalingen van Nevšimalová destijds nog niet waren verschenen. In de addenda werden later beide in boekvorm verschenen vertalingen van 1903 en 1911 keurig vermeld, evenals recentere Nederlandstalige literatuur.Ga naar eind24 In deze eerste receptiegolf heeft Multatuli dus een duidelijk politieke dimensie die goed vergelijkbaar is met de receptie in Polen door Julian Marchlewski en de zijnen (Koch 2008: 23-24). Deze receptie is overduidelijk afhankelijk van de Duitstalige van Spohr. Nevšimalová vertaalde voor zover bekend geen andere werken uit het Nederlands. Hoewel de Tsjechische sociaaldemocraten zeer goede banden met Nederland hadden en tijdens de Eerste Wereldoorlog een van de hoofdkwartieren van het anti-Oostenrijkse verzet, de zogeheten Maffie, in Nederland hadden, is het waarschijnlijk dat Nevšimalová uit het Duits heeft vertaald. In vergelijking met de Poolse receptie valt op dat de artikelen over Nederlandstalige literatuur goed gedocumenteerd zijn, verwijzen naar Nederlandstalige standaardwerken van die tijd en relatief weinig fouten in de namen maken. Anders dan het geval is in de Poolse encyclopedieën, is er ook geen sprake van afhankelijkheid van Meyers Großes Konversations-Lexikon, aangezien de Tsjechische lemma's | |||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||
een andere inhoud hebben. Overigens valt óók op dat er tot na de Tweede Wereldoorlog géén vertaling van de Max Havelaar verscheen. | |||||||||||||||||||||
De uitgeverswereld in het interbellumIn het interbellum sloeg de Tsjechische receptie een andere weg in. Nederlandstalige literatuur was niet langer iets voor de hoger opgeleiden of voor politiek actieven, maar de vertalingen richtten zich op een groter publiek. De reden daarvoor was dat er intussen een omvangrijke Tsjechischtalige middenklasse was ontstaan van zowel kleine zelfstandigen en handwerkers alsook beter geschoolde arbeiders en voormannen in fabrieken. Daarnaast was er ook een relatief omvangrijke en politiek actieve bourgeoisie van zowel liberale als sociaaldemocratische huize. Elk van deze groepen was vertegenwoordigd door een eigen uitgever.Ga naar eind25 De belangrijkste liberale en vrijzinnige uitgever was Bohumil Janda (1900-1982), zoon van een koopman en selfmade intellectueel die vloeiend Duits, Engels, Frans en Italiaans beheerste.Ga naar eind26 In 1919 richtte hij het uitgevershuis Sfinx op en samen met zijn broer Ladislav Janda en enkele medewerkers in 1935 een speciale literaire boekenclub Evropský literární klub die tijdens de Duitse bezetting als aparte uitgeverij verder ging. Janda vertegenwoordigde Tsjechoslowakije in het International Publisher's Congress en richtte in 1947 een verbond van uitgevers van kleinere Europese volken op. In 1948 werden zijn beide uitgeverijen door de communisten geconfisqueerd en moest Janda als bosarbeider gaan werken. Vanaf 1956 werkte hij in de encyclopedische afdeling van de Tsjechoslowaakse Academie van Wetenschappen, waar hij onder andere de wereldliteratuur verzorgde. Zijn uitgeverijen gaven ongeveer een vijfde van de totale productie aan uit het Nederlands vertaalde literatuur uit, waaronder Ernest Claes, Antoon Coolen, Frederik van Eeden, Stijn Streuvels en Madelon Székely-Lulofs. De andere hoofdstroming was de sociaaldemocratie die twee belangrijke uitgevershuizen ter beschikking had. Dat was ten eerste het reeds eerder genoemde Melantrich dat in het interbellum onder andere Ina Boudier-Bakker, Ernest Claes en Antoon Coolen uitgaf en vooral het in 1922 opgerichte socialistische coöperatieve uitgevershuis Družstevní práce (Coöperatieve Arbeid) dat min of meer het werk van de vooroorlogse Dělnická akademie voortzette. Het laatste, ook wel kortweg dp, was de thuishaven van vertaalster Lída Faltová, over wie dadelijk meer, en had voor de verspreiding van Nederlandstalige literatuur een invloed die vergelijkbaar was met die van Sfinx/elk. In dp kwamen goed verkochte auteurs als Johan Fabricius en Felix Timmermans uit. Hierin werd ook Multatuli uitgegeven. Een belangrijke stroming vormden de individualistische anarchisten, rond 1900 sterk verbonden met de symbolisten, verenigd rond het tijdschrift Moderní revue. Hun belangrijkste uitgever was de literair geïnteresseerde postbeambte Hu- | |||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||
go Kosterka (1867-1956) die een typografisch zeer verzorgde en hoog aangeschreven serie Symposion uitgaf, later overgenomen door de Praagse uitgever Rudolf Skeřík. In deze serie kwamen eveneens Nederlandstalige auteurs uit: Antoon Coolen, Cornelis J. Kelk, Hendrik W. van Loon, Felix Timmermans, August Vermeylen en Simon Vestdijk. | |||||||||||||||||||||
De romantische MultatuliWaar voor de Eerste Wereldoorlog vooral Multatuli's politieke en filosofische geschriften centraal stonden, beheersten in het interbellum twee werken het veld. Dat was allereerst de Geschiedenis van Saïdjah en Adinda die in 1926 in opdracht van het Tsjechoslowaakse Rode Kruis werd vertaald door dr. Josef Veselý, over wie verder niets bekend is en die geen andere vertalingen uit het Nederlands maakte. Het verhaal kwam als een gebrocheerde uitgave bestemd voor de jongerenclub van het Rode Kruis Dorost Červeného kříže uit en werd minimaal tweemaal herdrukt, in 1927 en zonder jaarvermelding in 1931. De prijs van de uitgave is met 1,20 Kč voor de laatste druk vergelijkbaar met die van de eerder genoemde bloemlezing uit 1911. In de serie Knihovnička Lípy (Boekenkast De Linden)Ga naar eind27 verscheen het boekje als deeltje nr. 3. De reeks was sterk vergelijkbaar met de Chvilky van voor de Eerste Wereldoorlog. Naast boekjes over sprookjes, onder andere van E.T. Seton, of de bewerking van de mythe van Perseus door Ch. Kingsley treffen we hier ook werk van Tolstoj aan. Aan het boekje was een beknopt nawoord van twee pagina's over Multatuli toegevoegd dat niet echt politiek georiënteerd was, maar duidelijk wel aan het maatschappelijk bewustzijn van de jeugd moest bijdragen. Ik geef het hier integraal weer: over de schrijver van dit verhaal | |||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||
rechteloosheid en begon een nietsontziende strijd tegen de onmenselijkheid van de bestuursorganen. Uit de geschriften die hij schreef, spreekt een verlangen naar vrijheid en naar waarheid, waarvoor hij zijn functie en ook de rust van de huiselijke haard opofferde. Met halfhartigheid en onoprechtheid kon hij nimmer vrede hebben en verzwakt, doch ongebroken streed hij zijn ongelijke strijd in 1887 ren einde in Nieder-Ingelheim am Rhein. Het is ongelooflijk dat het mogelijk was om zo'n denker en voorvechter van rechtvaardigheid en menselijke gelijkheid tot zwijgen te brengen en teneer te slaan - maar het blijft de waarheid dat hij gedurende zijn leven nergens begrip vond, dat hij zich moeizaam en in armoede door het leven moest slaan, dat zijn bovenmenselijke werk geen enkele invloed had, dat hij vergeefs streed en in bitterheid stierf. Hij leefde zijn tijd vele decennia vooruit en bereidde met zijn gedachten de voedingsbodem voor de omkeer en de verbetering van het lot van de ellendigen voor wie hij zich inzette, die eerst in de toekomst plaatsvonden (Multatuli 1931: 41-42). Het titelblad van O věrné lásce Saïdjaha a Adindy, 1931
Na de Eerste Wereldoorlog en vooral vanaf rond 1925 kwamen er veel contacten van Tsjechoslowakije met Nederlands-Indië op. Nederland wierf in de jaren twintig actief jonge ingenieurs voor de kolonie en presenteerde de kolonie ook op economische jaarbeurzen. Omgekeerd betrokken Tsjecho-Slowaakse firma's grondstoffen uit de kolonie. Zo haalde de bekende Tsjechische schoenenfirma Ba a rubber uit Nederlands-Indië, had omgekeerd vanaf 1929 eerst een verkooppunt in | |||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||
Batavia en na 1931 onder de naam pt Sepatu Bata een groot magazijn in Tandjong Priok.Ga naar eind28 Bat'a is echter slechts het bekendste voorbeeld van deze contacten. Vooral op het gebied van de machinebouw behoorden Tsjecho-Slowaakse firma's tot de belangrijke leveranciers van de kolonie en net als mijn grootvader gingen vele Tsjecho-Slowaakse ingenieurs in Nederlands-Indische dienst. Een rol speelde ook dat in het kielzog van de symbolisten van de jaren tien en twintig in Tsjechië de theosofie en allerlei occultistische modes sterk opkwamen. Als gevolg hiervan kwamen er in de jaren twintig en dertig verschillende op Indonesië gerichte uitgaven uit. De bekendste vertalingen zijn die van de boeken van Madelon Székely-Lulofs, Rubber. Een roman uit Deli en Koelie en Johan Fabricius' De scheepsjongens van Bontekoe, alle vertaald door Lída Faltová. In dit rijtje hoort ook de zojuist besproken vertaling van Saïdjah en Adinda thuis. Maar Lída Faltová vertaalde nog een ander werk van Multatuli, De geschiedenis van Woutertje Pieterse. Dit werk, door Multatuli zelf nimmer als aparte roman bedoeld, is verreweg het op een na bekendste werk van Multatuli en is voor de niet-ingewijde lezer gemakkelijker leesbaar dan de Max Havelaar. Desniettemin was het in deze editie met 874 pagina's een flinke pil. Lída Faltová werd op 2 oktober 1890 geboren als Ludmila Pospísilová in het plaatsje Žerůtky bij Boskovice.Ga naar eind29 Ze doorliep in 1904-1910 het meisjeslyceum in Brno en was daarna werkzaam als redactrice bij verschillende op landbouwers gerichte tijdschriften. Van 1919 tot 1923 studeerde zij romanistiek aan de nieuw opgerichte Masaryk Universiteit in Brno, waar zij kennis maakte met intellectuelen in de kring rond de dichter Jiří Mahen (1882-1939) die in de jaren 1909-1919 redacteur was van het liberale dagblad Lidové noviny. Hier maakte zij kennis met haar man Josef Falta (1895-1974) die als sociaaldemocratisch publicist werkte voor de literaire almanak Ruch (De Beweging) en voor het sociaaldemocratische dagblad Právo lidu (Volksrecht).Ga naar eind30 Zelf was zij eveneens actief als politiek essayiste voor verschillende sociaaldemocratische en liberale bladen. Het echtpaar verhuisde in 1931 naar Praag, omdat Falta assistent werd van de belangrijke sociaaldemocratische politicus JUDr. František Soukup (1871-1940) die jarenlang voorzitter was van de Tsjechoslowaakse Senaat. Lída Faltová ging als vertaalster werken voor de coöperatieve sociaaldemocratische uitgeverij Družstevní práce en reisde met haar man vaak naar West-Europa, waaronder ook naar Nederland. Met 42 vertalingen van Nederlandstalige literatuur vormde zij voor een groot deel het gezicht van de receptie van deze literatuur in het interbellum. In het kader van haar werk schreef zij ook stukken in Literární noviny (Literaire Krant), het in 1927 opgerichte en nog steeds bestaande literaire tijdschrift van Tsjechië. Bij het uitbreken van de oorlog vluchtte Falta naar de Verenigde Staten waar hij vanaf 1941 voor het radiostation wedc in Illinois werkte en tot de leiders | |||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||
van het Council of Free Czechoslovakia behoorde. Zijn vrouw bleef achter en stierf op 8 december 1944 aan de gevolgen van een mislukte schildklieroperatie. Falta volgde het herstel van Tsjecho-Slowakije in de jaren 1945-1948 vanuit de vs als lid van het Czechoslovak American National Council en was gedurende de jaren van het communisme tot 1970 hoofdredacteur van het dagblad Denní hlasatel (Dagelijkse Heraut) dat de vrije Tsjechische gemeenschap in de vs bediende. Faltová begon met literaire vertalingen van Franstalige auteurs als Charles-Ferdinand Ramuz, Albert Londres en Clément Vautel. Haar vertaling van Woutertje Pieterse was haar zesde literaire vertaling en de eerste uit het Nederlands. Volgens de imprint heeft zij de vertaling inderdaad uit het Nederlands gemaakt, wat goed kan, gezien het feit dat zij zich daarna voornamelijk op Nederlandstalige literatuur oriënteerde. De vertaling kwam in een oplage van 5.300 exemplaren uit, wat voor die dagen een relatief hoge oplage was. De uitgave is typisch voor dp: eenvoudige maar degelijke band, netjes in een cicero-letter gedrukt. Bij de uitgave zal de sociaaldemocratische achtergrond van de uitgeverij zeker een rol hebben gespeeld. We zagen hierboven dat Multatuli vooral in deze kringen gerecipieerd werd. Maar gezien de plaatsing in de reeks Živé knihy (Levende Boeken), waarin vooral werken van het lichtere genre werden uitgegeven, zij het vaak wel van bekende auteurs - een voorbeeld is de Tsjechische vertaling Karneval života van Louis Aragons Le beaux quartiers- zal het politieke aspect niet primair zijn geweest. Dat blijkt ook uit het nawoord van de vertaalster: [...] We hebben uit het omvangrijke werk van Multatuli juist het Verbaalgekozen, omdat hierin het zedelijke en kunstzinnige formaat van de dichter het meest harmonisch tot zijn recht komt. Als Multatuli Wouter schildert, heeft hij het lijden en de onvrijheid van alle verdrukte mensen in gedachten en maakt hij zich tot de verwoorder van hun zedelijke opstand. Het is geen wonder dat hij alle niet bevooroordeelde mensen voor zich won en vooral de jeugd, omdat hij in de Nederlandse literatuur een einde maakte aan de idyllische kroniekschrijverij en met zijn werk het begin van de moderne, vrije en volop opbloeiende Nederlandse literatuur schiep. | |||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||
Band van Woutertje Pieterse, 1932
Gedurende het interbellum gaf de dichter, symbolist, mysticus, rozenkruiser en vrijmetselaar Emanuel Lešetický z Lešehradu (1877-1955) in de vijfde bundel van zijn poëtische vertalingen in 1933 een bundel uit die gewijd was aan vertalingen uit de jaren 1908-1920. In deze vertaling zijn van Multatuli verschillende Ideën opgenomen.Ga naar eind31 Hierbij is de combinatie van Multatuli met de symbolisten Paul Verlaine (1844-1896), Stéphane Mallarmé (1842-1898), Horace L. Traubel (1859-1919) en Alfred Mombert (1872-1942) opmerkelijk. Lešehrad beschouwde Multatuli duidelijk als een symbolist. Zelf schreef hij mystieke en symbolistische poëzie en was hij de belangrijkste exponent van de zogeheten ‘decadente’ dichters. In het dagelijks leven was hij archivaris van de belangrijke bank Zemská banka. Lešehrad was oprichtend lid van de martinistisch georiënteerde loge Simeon in Praag. | |||||||||||||||||||||
Rudolf Jordán Vonka en de Max HavelaarDe vrijmetselaar Lešehrad was bevriend met een andere vrijmetselaar die van meer belang was voor de verspreiding van de Nederlandstalige cultuur en literatuur in Tsjechië. Deze man was Rudolf Jordán Vonka, geboren op 17 oktober 1877 in het plaatsje Křinec.Ga naar eind32 Na zijn opleiding in het stadje Nymburk dat ooit door Nederlanders was gesticht, was hij onderwijzer en gymnasiumleraar Duits en Engels op achtereenvolgens tien gemeentelijke en stedelijke scholen in het gebied van Poděbrad, laatstelijk in Městec Králové. Daar zette hij zich in voor de stichting van het gemeentemuseum ter plekke en was medeoprichter van de groep Budeč die zich sterk | |||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||
maakte voor het vinden van de laatste rustplaats van de Tsjechische filosoof Jan Amos Comenius (1592-1670). Vonka was een typische vertegenwoordiger van de activistische leraren die rond 1900 probeerden om het Tsjechische volk via goed onderwijs te emanciperen. Evenals Lešehrad was hij zeer geïnteresseerd in hermeneutische en symbolistische literatuur. Na 1918 kwam Vonka dankzij zijn talenkennis in dienst van het nieuwe Tsjechoslowaakse ministerie van Buitenlandse Zaken en van 1920 tot 1924 was hij eerste ambassadesecretaris van de Tsjechoslowaakse ambassade in Den Haag. Tijdens zijn ambtsperiode daar leerde hij perfect Nederlands en begon hij zich voor Nederlandse literatuur te interesseren. Zijn belangrijkste werk was het in 1925 in gang zetten van de actieve speurtocht naar het graf van Comenius in Naarden, een speurtocht die in 1929 met succes werd beloond. Na zijn terugkeer in Tsjechoslowakije was Vonka tot aan de oorlog woordvoerder van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Praag en hoofd van de afdeling Noordwest-Europa. In Nederland had Vonka kennis gemaakt met het gedachtegoed van de christensocialist Henri van den Bergh Eysinga (1868-1920), uit wiens werk hij na terugkeer in 1925 zijn eerste vertaling uit het Nederlands maakte. Mede als gevolg hiervan trad Vonka in 1926 toe tot een van de eerste na de Eerste Wereldoorlog gestichte Tsjechoslowaakse vrijmetselaarsloges, de loge J.A. Komenský.Ga naar eind33 Vonka was dan van 1930 tot 1933 hoofdredacteur van het vrijmetselaarsblad Svobodný zednář (De Vrijmetselaar) en behoorde tot de initiatiefnemers van het mausoleum voor Comenius dat in 1937 werd geopend. De Tsjechische Velký orient československa (Groot Oosten van Tsjechoslowakije) behoorde tot de grootste financiers van het mausoleum. Daarnaast was Vonka als protestant en lidmaat van het grootste Tsjechische protestantse kerkgenootschap Českobratrská církev evangelická (Tsjechische Evangelische Broederkerk) in de gemeente Praag-Spořilov actief als ouderling. Vonka vertaalde als liefhebberij vooral Felix Timmermans. Het merendeel van zijn vertalingen kwam uit in Družstevní práce (Pallieter 1927, Pieter Breugel 1934) of in Symposion (Boerenpsalm 1938). Nu was Multatuli zelf lid van de loge Orde en Vlijt in Gorinchem wat Vonka op het idee kan hebben gebracht om de Max Havelaarte vertalen. Zeer waarschijnlijk was het vooral de specifieke situatie van het zogeheten Protectoraat Bohemen en Moravië tijdens de Duitse bezetting die Vonka ertoe bracht om een integrale vertaling van de roman te maken. De roman kon tijdens de bezetting niet uitkomen en werd in 1947 in de nieuwe uitgeverij Svoboda uitgebracht als eerste deel van een reeks ‘Klassieken’ met de forse oplage van 10.000 exemplaren en de toentertijd vrij hoge prijs van 105 Kčs. Het zou tevens de laatste literaire vertaling van Vonka worden. Als overtuigd democratisch intellectueel behoorde hij tot de groep sociaaldemocraten, intellectuelen en protestanten die op 21 februari 1948 de oproep Výzva | |||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||
kulturních pracovníků (Oproep van in de culturele sector werkzame mensen) aan president Beneš lieten verschijnen om vrije verkiezingen te waarborgen.Ga naar eind34 De meeste ondertekenaars werden later gestraft, de bekendste van hen, de sociaalde-mocrate en parlementariër Milada Horáková (1902-1950), destijds voorzitster van de Tsjechoslowaakse Vrouwenraad, zelfs in een showproces ter dood veroordeeld. Vonka had het geluk dat hij al in de oorlogsperiode met pensioen was gegaan, hij trok zich terug en stierf in Praag op 30 juni 1964. Rudolf J. Vonka, 1936
Vonka was geen beroepsvertaler zoals Faltová, maar vertaalde als hobby. Daarbij maakte hij de tekst wel eens ‘literairder’ dan die in feite was. Generaties Tsjechen hebben zo een bijzonder bloemrijke versie van de Max Havelaar kunnen lezen die niet helemaal strookte met wat Multatuli schreef.Ga naar eind35 Vonka doet in zijn voorwoord zijn best om Multatuli's werk in een kader te plaatsen dat voor de Tsjechische lezer begrijpelijk is: Velen van de oudere generatie herinneren zich het niet zo dikke boekje De hut van oom Tom. Dit was geschreven door de Amerikaanse schrijfster Beecher-Stove [sic] in 1852. Bij ons kwam het pas dertig jaar later. Dit niet zo grote en eenvoudige boekje versnelde de ontwikkeling van de Amerikaanse maatschappij en droeg bij tot de opheffing van de slavernij in de Verenigde Staten van Amerika. Het had niet direct in al zijn kracht effect, het duurde tien jaar voor de Verenigde Staten voor een zuiverder mensdom betaalden met het leven van de grote president Abraham Lincoln. | |||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||
geboren mevrouw Beecher. Dekker werd in het jaar 1820 geboren, was dus rien jaar jonger dan Mácha. [...] Mevrouw Beecher-Stove [sic] schildert, hoe de Amerikaanse kleurlingen en zwarten onderdrukt werden door de blanke eigenaars van gigantische landgoederen, plantagehouders van Europese oorsprong. Op Java werden de inheemsen onderdrukt door inheemse wrede despoten en de Europese ambtenaren deden, of ze het niet zagen. Er was daar slavernij en lijfeigenschap, de inheemse boer was niet zeker van zijn bezit, noch ook van zijn leven (Multatuli 1947: 7-8). Omslag van de Max Havelaar, 1947
Op het moment dat de vertaling uitkwam, waren de eerste politionele acties in Nederlands-Indië in volle gang. Dit zorgde in de vertaling voor een interessante tegenspraak tussen de omslagtekst - duidelijk niet door Vonka opgesteld - en Vonka's eigen voorspelling in zijn voorwoord dat Nederland de kolonie vermoedelijk moet opgeven. Laten we eerst met Vonka beginnen: De Havelaar ondersteunde de overwinning van de liberalen in Nederland, geleid door Thorbecke. Zelf vertelde hij dat hij de liberalen aan de zachte regeringszetels had geholpen, maar klaagde dat het lot van Insulinde de liberalen om het even was, dat hun ook het lot van Dekker-Havelaar om het even was. Dekker voorspelde dat de regering van de Nederlandse heersers van Insulinde ten einde loopt. Hij zag dat juist. Hij maakte de grote strijd van de inheemse be- | |||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||
volking met de goed bewapende Nederlandse macht mee. De inheemsen boden moedig weerstand, maar moesten het onderspit delven, want zij misten de voorwaarden voor een overwinning: eensgezindheid, communicatiemiddelen, telegraaf, telefoon, kranten en de mogelijkheid van politiek bewustzijn. In de Tweede Wereldoorlog vertrouwde Nederland erop dat het een verdrag had met Japan. Het maakte afspraken met een nietsontziende tiran en helper van de Europese fascisto-nazistische macht - met Japan - maar maakte geen afspraken met de vijftig miljoen inheemsen. De gewetenloze overzeese piraat geloofden de Nederlanders, hun ‘broeders’ de Javanen en Maleiers geloofden zij niet. Het is de vraag of de oude mogelijkheden om over Insulinde te heersen tot hen terugkeren, of zeven miljoen Europese Nederlanders vijftig miljoen in Insulinde kunnen overheersen. De Tweede Wereldoorlog is een groot keerpunt. Er zijn op de wereld geen afzonderlijke volken meer die niets meer van elkaar weten, zoals dat voor de beide wereldoorlogen was; het gaat om de geschiedenis en ontwikkeling van de gehele mensheid, om een geheel nieuwe ontwikkeling, waarvan wij de verdere fasen nog niet duidelijk en helder zien. In Insulinde gaat het niet alleen om primitieven en analfabeten, maar ook om zeer hoog ontwikkelde wezens in het kader van de oriëntaalse cultuur (Multatuli 1947: 9). Maar de flaptekst slaat toch een iets andere toon aan: Op 18 september 1940 landden de Japanners volgens de instructies van een Franse verrader in Haibhong, vielen Indochina binnen, en de Geallieerden ondernamen niets tegen de versterking van de helper van Duitsland. Op 7 december 1941 overvielen de Japanners Pearl Harbour, de Amerikaanse Paarlhaven, en kwamen zo in oorlog met de Noord-Amerikaanse Verenigde Staten, een oorlog waarover de wereld sinds 1919 oordeelden dat beide zijden deze vreesden, zowel de Unie als Japan. In 1941 waren de Japanners al opgehouden bang te zijn. Drie dagen later landden zij op de noordkust van het eiland Luzon, op 16 december landden zij op Borneo en bedreigden zowel de Engelse als de Nederlandse bezittingen, op 20 december landden zij in Mandan en binnen korte tijd bezetten zij heel Indonesië, alle eilanden in de Soendazee. Op Java en Sumatra installeerden zij marionettenregeringen van inheemse politici als ‘nationale regering’, alsof het ging om een regering van inheemsen van Indonesië. [...] | |||||||||||||||||||||
Multatuli onder het stalinismeIn mei 1948 waren er in Tsjecho-Slowakije reguliere verkiezingen gepland. Vanaf 1947 schroefden de communisten die in de regering van nationale eenheid de sleutelposities bezetten, systematisch de duimschroeven aan. Vooral het ministerie van | |||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||
Binnenlandse Zaken maakte het steeds bonter. De beslissing van de communistische minister Václav Nosek om de politie om te vormen in een binnenlandse veiligheidsdienst zorgde voor protest van de democratische partijen. Deze namen een resolutie aan, waarin het besluit moest worden teruggedraaid. Omdat deze democraten vrij grote steun onder de bevolking hadden, waren de communisten onzeker van een verkiezingsoverwinning. Op 17 februari 1948 barstte een regeringscrisis uit, want de minister weigerde de resolutie uit te voeren. Twee dagen later verlieten de democratische partijen de regering. Logischerwijs hadden vervroegde verkiezingen moeten volgen, de situatie waarop het manifest dat Vonka mede had ondertekend doelde. Op 25 februari 1948 namen de communisten de macht semilegaal over door de opengevallen plaatsen in de regering met eigen partijleden op te vullen. In de voorafgaande dagen werd de democratische pers lamgelegd en werden veel democratische parlementsleden gearresteerd. Al deze illegale handelingen liet de communistische regering van Gottwald ex post door het gelijkgeschakelde parlement goedkeuren. Daarmee veranderde de maatschappij grondig. Op 5 mei 1948 werd de complete polygrafische industrie genationaliseerd. Van de tientallen zelfstandige uitgeverijen bleven er slechts een paar als staatsuitgeverij over. In maart 1949 volgde er een wet op de distributie van boeken die feitelijk de censuur herinvoerde en veel scherper was dan die van de Duitse bezetter ooit was geweest. Begin jaren vijftig werden 2,5 miljoen boeken als ongewenst uit de openbare en universitaire bibliotheken verwijderd. Uitgerekend in de meest inktzwarte jaren van het stalinisme kwamen er twee drukken van Multatuli uit. De eerste was een herdruk van Faltová's vertaling van Woutertje Pieterse, nu voorzien van een nieuw nawoord door een anonieme redactie, de tweede was de allereerste Slowaakse vertaling van Multatuli, eveneens van Woutertje Pieterse, door de Slowaakse Júlia Májeková. Multatuli was wederom aan een rondje politieke receptie begonnen. Om het ‘succes’ van juist Woutertje Pieterse in de stalinistische periode te begrijpen, laten we hier eerst een van de belangrijkste communistische ideologen van het socialistisch realisme, hoogleraar Zdeněk Nejedlý (1878-1962) aan het woord. Nejedlý was in het kabinet van Gottwald minister van Onderwijs geweest, een functie die hij van 1948 tot 1953 opnieuw vervulde. In 1949 definieerde hij in een redevoering op het schrijverscongres van 6 maart de kenmerken van ‘goede literatuur’ als volgt: [....] Ik veronderstel dat wij al afspraken hebben gemaakt, wat intussen algemeen aanvaard is, dat de literatuur die wij nodig hebben en waarom wij roepen, in nauw contact moet zijn met het heden, concreet gesproken, dat zij zich meester moer maken van onze huidige omgeving en huidige problemen, wij benodigen een literatuur uit het dagelijks leven van onze arbeiders, van onze landarbei- | |||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||
ders, van onze grenswachters, een literatuur over de gedenkwaardige februaridagen van vorig jaar, een literatuur die dat verklaart waarmee de mensen vandaag de dag bij ons leven, wat hen verheugt en wat hen bezwaart, wat moet worden verbeterd, welke doelen we ons moeten stellen, een literatuur die aan de lezer de zin laat zien van onze huidige strijd om een nieuw leven, de crisis van onze intelligentie - waarheen we ook kijken, komt een stortvloed van thema's op ons af, zodat schrijvers zeker niet over een gebrek eraan kunnen klagen. Veeleer verdwalen zij erin, niet wetende welk thema zij snel zullen uitkiezen. Nejedlý haalde als voorbeeld van goede socialistisch-realistische literatuur onder ander historische romans aan die tonen, welke vooruitgang de arbeider onder het nieuwe bewind heeft gemaakt. Nejedlý verwees vooral naar Russische voorbeelden, maar het is duidelijk dat het verhaal van Woutertje Pieterse, een jongetje uit een kleinburgerlijk milieu dat botst met zijn omgeving en toch doorgaat, de verwachtingen van het socialistisch realisme vervulde. Dat blijkt ook uit het nawoord van de redactie, waaruit hier enkele langere delen geciteerd worden. Dit nawoord slaat een heel andere toon aan dan dat van Faltová: | |||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||
Multatuli, met zijn eigen naam Edvard [sic] Douwes-Dekker (1820-1887), behoorde tot de grote kritische realisten van de wereldliteratuur en werd met zijn moderne opvatting van de taken van de kunst een voorloper van nieuwe wegen in de Hollandse lireraruur van de 19e eeuw. | |||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||
deze twee contrasten van de klassenverschillen nog verruimen met alle andere figuren uit de roman, die nauwer of vrijer met hen verbonden zijn [...], dan hebben wij voor ons een duidelijk beeld van heel de toenmalige Hollandse maatschappij, een beeld dat tot op de dag van vandaag levend en geldig is. Hieruit is duidelijk dat Multatuli goed paste in de eisen die het socialistisch realisme stelde aan historische romans. Ook de oplage beantwoordt hieraan: 7400 exemplaren met een prijs van 36 Kčs was voor die periode, waarin papier strikt gerantsoeneerd was, en vlak na de munthervorming een waagstuk. Het boek is aantrekkelijk uitgegeven, met mooie plaatjes en een omslag die de lezer direct het beeld van een Hollandse stad presenteert. | |||||||||||||||||||||
De meest recente vertalingenEén jaar na de herdruk van Woutertje Pieterse in Tsjechië kwam ook de eerste vertaling van Multatuli's werk in het Slowaaks uit, eveneens een vertaling van Woutertje Pieterse. De vertaling was gebaseerd op een nieuwere uitgave van het werk, de editie 1950 bij Van Oorschot en was van de hand van de belangrijkste vertaalster van Nederlandstalige literatuur in het Slowaaks van die tijd, Júlia Májeková. Julia Májeková werd op 27 december 1919 geboren in Wenen. Na haar gymnasiumtijd in de periode 1930-1938 in het Slowaakse Ružomberok studeerde zij van 1939 tot 1944 Slowaaks en Duits in Bratislava. Tijdens haar studie was zij met een beurs in 1942-1943 in Leipzig. Zo maakte zij zowel via haar docent František Kalda (1884-1969) in Bratislava, de grondlegger van de neerlandistiek zowel in Tsjechië als in Slowakije,Ga naar eind36 alsook via de vakgroep in Leipzig kennis met het Nederlands. Dat beviel klaarblijkelijk goed, want in 1947-1948 was Májeková met een postgraduale beurs in Leiden. Na haar studie werd zij in 1949 redactrice van het destijds opgerichte uitgevershuis Tatran in Bratislava, waar zij tot haar pensionering in | |||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||
1977 de functie van redactrice had. Májeková begon al in haar studietijd met vertalen. Zo kwam in 1944 haar eerste vertaling van Ernest Claes' Het leven van Herman Coene uit. In totaal zou zij tijdens haar leven 28 werken uit het Nederlands vertalen, naast nog verscheidene vertalingen uit het Duits. Haar vertaalwerk werd meermalen bekroond: in 1974 kreeg zij de Slowaakse staatsprijs voor vertalers Cena Jána Hollého en in 1978 de Martinus Nijhoffprijs voor Vertalingen. Bij de motivatie voor de tweede prijs werd door de jury uitdrukkelijk vermeld dat de uitgebreide en gefundeerde studies over de auteurs die zij aan haar vertalingen toevoegde, mede van belang waren geweest voor de toekenning van de prijs.Ga naar eind37 Navrant nootje is dat Májeková geen uitreisvisum kreeg om de prijs in Amsterdam in ontvangst te kunnen nemen en deze in plaats daarvan op de Nederlandse ambassade te Praag in handen kreeg. Májeková bleef ook na haar pensioen als literair vertaalster actief, vertaalde nog zeven boeken uit het Nederlands, werkte voor de kleinere literaire uitgeverij Lúč en stierf op 20 januari 1991 in Bratislava. Omslag van Woutertje Pieterse, 1953
Dat het oordeel van de juryleden van de Martinus Nijhoffprijs terecht was, toont Májeková's commentaar bij Wouterko Pieterse, haar vertaling van Woutertje Pieterse. Allereerst is de titel zelf al de aandacht waard, omdat die uitgaat van het Nederlandse Woutertje en niet van het Duitse Walter, zoals de meeste vertalingen. Verder is haar nawoord meer op feiten gericht en gaat vooral in op de literaire betekenis van Multatuli, waarbij Májeková aanhaling van Nederlandse autoriteiten niet schuwde, zoals het bijgaande stukje laat zien: | |||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||
[...] In deze atmosfeer van gelijkmatigheid, van egoïstische onverschilligheid, van een schijnbaar onkwetsbare tevredenheid komt opeens een fustverstoorder die het hele land opschudt, de tevreden orde der dingen verwart, de hele literaire werkelijkheid op haar grondvesten doet beven, een vechter en revolutionair die waarschijnlijk zelf niet eens met literair succes had gerekend en zich er zeker niet van bewust was dat hij een van de voorlopers en grondleggers van de nieuwe Nederlandse literatuur zou worden. | |||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||
Nederlandse literatuur voor 1880. Voor de eerste keer brengt dit werk het kinderleven in de literatuur - zoals de Havelaar voor de eerste keer het koloniale thema opende. [...] Titelpagina's van Woutertje Pieterse, 1954
De vertaling kwam in een oplage van 3500 exemplaren uit, gezien het feit dat er ongeveer half zoveel Slowaken als Tsjechen zijn, was dit een vergelijkbare oplage. Multatuli werd hier vooral als wereldklassieker opgevoerd, naast Tolstoj met diens Oorlogen vrede of William M. Thackeray met Vanity Fair. In 1960 gaf Májeková in | |||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||
dezelfde reeks ook de Max Havelaar uit in eenzelfde oplage. Beide boeken kostten rond de 55 Kčs, voor die periode een redelijke prijs voor gebonden boeken. Als er iemand in Tsjechië met Májeková vergelijkbaar is, is het wel Olga Krijtová, de grootste autoriteit op het gebied van Nederlandstalige literatuur in dit land en bovendien een uitermate succesvolle literaire vertaalster.Ga naar eind38 Zij werd als Olga Fuchsová geboren op 30 maart 1931 in Hradec Králové en beleefde het grootste deel van haat jeugd in Nymburk. In 1950-1955 studeerde zij Engels en Nederlands in Praag, waar zij onder andere college kreeg van Kalda die na zijn emeritaat naar Praag was teruggekeerd. Na haar promotie op Het heden en verleden in het werk van Theun de Vries werd zij als medewerkster aangenomen bij het instituut voor germanistiek aldaar, waar zij sinds de jaren zestig de afdeling Nederlands leidde tot aan haar emeritaat in 2001. Afgezien van een grote hoeveelheid lesmateriaal en de eerste Tsjechische geschiedenis van de Nederlandstalige literatuur Průvodce dějinami nizozemské literatury (Wegwijzer door de geschiedenis van de Nederlandse literatuur, Praag 1990) vertaalde Krijtová ruim tachtig werken in het Tsjechisch. Voor haar grote verdiensten voor de Nederlandstalige literatuur in Tsjechië kreeg zij in 1969 de Martinus Nijhoffprijs, de Tsjechische prijzen Cena Josefa Jungmanna (2005) en Magnesia Litera (2006) en ten slotte in 2007 de nlpvf-Vertalersprijs. Als we daar nog de onderscheiding Officier in de Orde van Oranje-Nassau (2001) bij rekenen, is dit vermoedelijk de grootste collectie prijzen die ooit een literair vertaler ten deel is gevallen. Krijtová was de eerste Centraal-Europese neerlandicus die een academische carrière combineerde met een uitermate succesvolle carrière als literair vertaler. Krijtová vertaalde zelf van Multatuli vooral een serie aforismen die in 1987 uitkwamen in het tijdschrift Světová literatura (Wereldliteratuur), destijds het belangrijkste orgaan voor kortere vertalingen en om nog onbekende buitenlandse auteurs voor te stellen.Ga naar eind39 Dit stuk is tevens de meeste recente receptie van Multatuli in Tsjechisch of Slowaakse vertaling. Verder verzorgde Krijtová in 1963 een nieuwe uitgave van Faltová's vertaling van Woutertje Pieterse, ditmaal minder ideologisch dan die van 1953, al moest ook haar nawoord de tol van die tijd betalen, zoals blijkt uit het hier weergegeven begin: Wijlen de Hollandse partij medewerker Freek Driessen vertelde ons jaren geleden over zijn bezoek - dat was vele jaren voor de oorlog - aan een oude arbeidersfamilie. In de eenvoudige woonkamer hingen aan de wand slechts twee pottretten: Marx en Multatuli. Toen ik me verbaasde over deze ongebruikelijke combinatie, verzekerde Freek Driessen, zelf een onvoorwaardelijke vereerder van Multatuli en later auteur van diens biografie, hoe vaak hij het portret en het werk van deze schrijver tegenkomt in arbeidersfamilies. | |||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||
Wie was dat dan, deze man met zijn ongewone naam, die de Hollandse kameraden in hun stulpjes en hun harten op zo'n ereplaats vereerden? [...] (Multatuli 1963: 649). Deze heruitgave was wat goedkoper (32 Kčs) en minder opgesmukt. Maar kennelijk was er behoefte aan, gezien de zeer grote oplage van 20.000 exemplaren. Opmerkelijk is dat de omslag een schilderij van Van Gogh vertoont dat niets met de inhoud te maken heeft. Het was in die jaren tactiek van de uitgeverij om op de omslagen mooie plaatjes van bekende schilders te zetten. Milan Hegar, die ze uitzocht, nam daarbij kennelijk niet altijd de moeite om de boeken althans door te bladeren. Ten slotte kwam in 1974 een compleet nieuwe vertaling van de Max Havelaar uit. De vertaling was verzorgd door Miroslav Drapai. Drápal was geboren te Praag op 23 december 1916 en was in 1936 begonnen met een rechtenstudie die hij wegens de oorlog en de sluiting van de Karelsuniversiteit moest onderbreken.Ga naar eind40 Tijdens de oorlog werkte hij als spoorwegarbeider en direct na de bevrijding voltooide hij zijn studie met succes. Hij werkte vooral als redacteur, eerst bij de Tsjechoslowaakse Radio, vanaf 1946 achtereenvolgens bij de uitgeverijen Sfinx, Orbis, Naše vojsko (Ons Leger) en vanaf 1959 in de tijdschriftredacties van Plamen (De Vlam) en de uitgeverij Práce (De Arbeid). Op 8 juli 1991 stierf hij in Františkovy Lázně. Voor het Frans was zijn werk met ruim vijftig vertalingen, onder andere van Henri Barbusse, Alphonse Daudet, Anatole France en Stendhal, van soortgelijke betekenis als Krijtová's vertalingen voor de Nederlandse literatuur. Hij vertaalde vier boeken uit het Nederlands, waarvan het Dagboek van Anne Frank en zijn vertaling van Max Havelaar de belangrijkste zijn. Het nawoord werd verzorgd door Vladimir Brett, hoogleraar Frans en een van de belangrijkste ‘normalisatoren’ die hielpen om de Praagse Lente van 1968 te onderdrukken in de zogeheten ‘normalisatie’ van de jaren zeventig. Krijtová constateerde later koeltjes: Maar terug naar Multatuli. Het nawoord van de tot nu toe laatste vertaling van de Max Havelaar uit het jaar 1974 valt eigenlijk buiten het kader van onze beschouwing: het is niet afkomstig van de hand van de vertaler, maar het is - kenmerkend voor die tijd - geschreven door een ideoloog die het werk politiek moest ‘ondersteunen’. De voortreffelijke vertaler Miroslav Drapai werd kennelijk politiek nier betrouwbaar geacht om zijn vertaling zelf in te leiden. Het nawoord van een romanist, die evident het Nederlands niet beheerst en zelfs de naam van de auteur verkeerd spelt - Edward Douwes Dekker, dient de toenmalige ideologische doeleinden en hekelt vooral het westerse kolonialisme: ‘De Max Havelaar heeft met zijn weerklank de grenzen van Holland overschreden | |||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||
en werkt heden ten dage in steeds nieuwe vertalingen vooral op de lezers van socialistische landen, waar Multatuli tegenwoordig datgene vindt wat hij tevergeefs in Nederland zocht: eer en begrip voor de belangrijkste doelstelling van zijn werk, dat nog steeds actueel is, jammer genoeg ook voor het huidige Indonesië’ (Krijtová 1994: 92-93). Omslag van Woutertje Pieterse, 1963
Overigens past deze uitgave in hetzelfde stramien als de herdruk van Woutertje Pieterse van 1963. Het is een goede en complete vertaling, maar met een goedkoop bandje. | |||||||||||||||||||||
ConclusieDe receptie van Multatuli in het Tsjechisch en Slowaaks heeft vooral een politieke achtergrond. In de periode voor de Eerste Wereldoorlog speelde hij een rol bij de emancipatie van de Tsjechische arbeiders en als lichtend voorbeeld binnen de sociaaldemocratische en socialistische partijen. De vertaalde stukken hebben een sterk antiklerikaal karakter, wat overeenkomt met de politieke debatten van socialisten met de burgerlijke en aristocratische partijen. Uit citaten van onder andere invloedrijke politici na 1918 blijkt dat zijn vertaalde Ideën gelezen werden. In het belangrijkste Tsjechische conversatielexicon van die tijd, de Ottův encyklopedie naučný, is Multatuli naast Beets en Conscience een van de drie apart behandelde Nederlandstalige schrijvers. De vertalingen werden gemaakt door een vooraan- | |||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||
staande vertaalster, maar hoogstwaarschijnlijk niet rechtstreeks uit het Nederlands. Overigens was de Tsjechische arbeidersbeweging sterker gericht op Duitsland dan bijvoorbeeld het geval was op de Balkan, waar de receptie via Oostenrijk verliep.Ga naar eind41 Omslag van Max Havelaar, 1974
Hoewel het politiek karakter ook destijds zeker een rol speelde - het is geen toeval dat Multatuli vooral werd gepubliceerd door uitgevers van sociaaldemocratische huize - is de receptie in het interbellum al meer van literaire aard. Bij gebrek aan vastgestelde recensies is nog niet bekend, welk literair-kritisch commentaar de uitgave van Saïdjah en Adinda respectievelijk van Woutertje Pieterse begeleidde. Maar de positie van de werken binnen series die vooral verantwoorde en goede literatuur voor de geschoolde arbeider en middenstander wilden aanbieden, duidt erop dat de politiek zeker niet op de eerste plaats stond. Voor Vonka was Multatuli vooral een politiek filosoof die het bij het rechte eind had gehad en met zijn Max Havelaar een goed voorbeeld gaf van hoe je je moest inzetten voor de juiste zaak. Multatuli speelde dus een rol in de situatie tussen hoop op een sociaaldemocratische democratie en de vrees voor hernieuwd totalitarisme. Net als zijn grote voorbeeld dolf Vonka het onderspit. Van zijn vertaling naar Multatuli als voorbeeld van het socialistisch realisme is echter geen erg grote stap. Woutertje Pieterse paste perfect in het paradigma van deze stroming die door de juiste literatuur aan te bieden de nieuwe communistische mens moest opvoeden. | |||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||
Titelpagina van Max Havelaar, 1974
De uitgave 1963 van Woutertje Pieterse en de nieuwe vertaling van Drapai uit 1974 wijzen weer eerder op een literair getinte belangstelling. Dit geldt ook voor de door Krijtová uitgezochte aforismen, én voor beide Slowaakse vertalingen van Májeková. Op een nieuwe vorm van receptie van Multatuli door de jongste generatie van na de ‘Fluwelen Revolutie’ van 1989 moet tot dusverre nog worden gewacht. Zo is Multatuli in wezen niet alleen de belangrijkste in het Tsjechisch en Slowaaks vertaalde Nederlandstalige schrijver, maar is zijn receptie tevens een metafoor voor de maatschappelijke en literaire ontwikkelingen van Tsjecho-Slowakije zelf. | |||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||
|
|