Over Multatuli. Jaargang 31. Delen 62-63
(2009)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 104]
| |||||||||
Marianne Braun
| |||||||||
[pagina 105]
| |||||||||
bankieren. Ergens in de jaren dertig was hij vanuit Duitsland naar Amsterdam gekomen. Mina's ouders waren niet getrouwd. Ook woonden ze niet samen. De moeder en haar dochters woonden in een nogal vervallen huis dat Louis Drucker had gekocht, in de Leidsekruisstraat. Hijzelf woonde tussen de rijken in de Doelenstraat. Wilhelmina Drucker heette dus eigenlijk Wilhelmina Lensing. Maar haar moeder schreef haar op school en in de Kerk in als Drucker en Wilhelmina noemde zichzelf haar hele leven zo. Natuurlijke of ‘onechte’ kinderen waren in die tijd voor hun leven gebrandmerkt en de wet liep daarbij voorop. ‘Het onderzoek naar het vaderschap is verboden’, heette het in het Burgerlijk Wetboek van 1838. Dat betekende dat ongehuwde vaders vrijuit gingen. Ze waren bijvoorbeeld niet aan te spreken op deelname aan de kosten voor de opvoeding. Deze asociale regel had de wetgever uit het Franse recht overgenomen. Hij was door Napoleon bedacht, ten gerieve van zijn soldaten. Als meisje van twaalf ondervond Drucker dat brandmerk voor het eerst ingrijpend - in de rooms-katholieke Kerk. Ze was uitgekozen om bij de eerste communie een tekst uit te spreken (men deed dat indertijd op twaalfjarige leeftijd, samen met het vormsel). Zij kon dat zo mooi en kende ook de catechismus zo goed. Maar toen het ogenblik gekomen was ging de priester haar voorbij en wees hij een ander aan. Hij had kort ervoor de informatie gekregen dat zij een in zonde verwekt kind was. ‘Toen ik thuis kwam,’ vertelde Drucker aan het eind van haar leven, ‘heb ik moeder gevraagd. Ze heeft 't me verteld, 'k Begreep zooals een kind begrijpen kan. Dat weten heeft me sterk gemaakt. Geen geheimpjes achter mijn rug, geen geheimzinnig gesmoespel kon me meer hinderen. Als je sterk bent durft de laffe wereld je niet aan. Zoodra ik volwassen was, ben ik de kerk uitgegaan.’ Intussen was er een andere vrouw bij Drucker in huis komen wonen. Er kwamen zes eveneens ‘natuurlijke’ kinderen van. Ging Mina al jong als naaister aan het werk, de kinderen in de Doelenstraat hoefden niet zelf hun brood te verdienen en gingen, de jongens althans, naar de universiteit. Toen Mina tweeëntwintig jaar was werden ze ‘geëcht’; haar vader trouwde met die andere vrouw. Zo maakte hij de ongelijkheid tussen hen en zijn oudste dochters nog schrijnender. Om een lang en verre van gelukkig verhaal kort te maken: Druckers vader stierf in 1884 en vermaakte zijn enorme fortuin aan zijn geëchte kinderen. Wilhelmina Drucker vond dat onrechtvaardig en dus - dit ‘dus’ typeert haar - ging ze tot actie over. Ze schreef samen met haar zus een sleutelroman om haar halfbroers en -zus onder druk te zetten. Die kwam in 1885 uit en ging vooral over hoe schandelijk de nieuwe vrouw van haar vader zich altijd had gedragen. Op dir punt van haar persoonlijke geschiedenis vertoont Multatuli - we weten dat zij zich te goed deed aan zijn werk - zich even in de coulissen. Het lijkt er sterk op dat de zussen voor hun aanklacht een voorbeeld hebben genomen aan zijn Max Havelaar. Om recht te verkrijgen speelden ook zij een retorisch spel met fic- | |||||||||
[pagina 106]
| |||||||||
tie en realiteit. Wat ik wel even kwijt moet: de lichtheid van de stijl des meesters bleek weer eens onnavolgbaar. Na nog enkele acties ontvingen Mina en haar zus het erfdeel dat ze van de ‘echte’ kinderen Drucker hadden geëist. Nu was ze rijk. Ze hield op met naaien en wijdde de rest van haar leven aan het bouwen van een betere wereld voor iedereen. Ongeveer de helft ervan had ze achter de rug; ze was begin veertig.
Nog even wil ik terugkomen op haar lot als onecht kind, en vooral de niet geringe assertiviteit van haar verzet daartegen. Er waren in Nederland ook andere geluiden. De vrijdenkers - ze waren georganiseerd in de Vrijdenkersvereniging De Dageraad - vonden het een schande om kinderen te straffen voor de zonden van hun ouders. Ook Multatuli. Zijn preken tegen de huichelarij van Kerk en maatschappij moeten voor Drucker troostrijk zijn geweest. Zo kwam hij in 1865 in zijn tweede bundel Ideeën met de brief aan ‘Mevr. de Wed. P. geb. baronesse van D. te Zwol’. Die vrouw had een onecht kind ter wereld gebracht en alle keurige mensen dachten de eerste steen te kunnen gooien. Het was een prachtbrief. Vooral natuurlijk voor een kind als Mina. In haar specifieke geval drong die troost, denk ik, tot existentiële dieptes door. Multatuli's gedicht Het gebed van den Onwetende verscheen in 1861 in het blad van de vrijdenkers. Het werd daarna ontelbare malen voorgedragen en herdrukt. Geen wonder; de vertwijfeling die hij in dit afscheid van de godsdienst wist te brengen voordat het eindigde met het beroemde ‘O God, er is geen God!’, moet velen hebben getaakt. God was er als God de vader in opgevoerd. ‘De vader, die vergeefs zyn kind laat roepen, handelt wreed!’ wist de dichter, en hij voegde eraan toe: ‘En schoner is 't geloof: daar is geen vader, / Dan dat hy doof zou wezen voor zyn kind!’ En wat te denken van zijn verzuchting: ‘Is 't éne kind den vader meer naby, dan 't andre?’
Drucker sloot zich aan bij de beweging van ‘socialen’ van Domela Nieuwenhuis en andere radicale en progressief liberale groeperingen. We zijn nu in de tweede helft van de jaren tachtig van de negentiende eeuw aangeland. Niet lang daarna, in 1889, richtte Drucker met vijf geestverwantes de Vrije Vrouwenvereeniging op - in een café in de Kalverstraat. Met het woord ‘vrij’ bedoelden ze dat ze zich aan geen enkele politieke groepering wilden binden. De eerste politieke actie in de richting van het Binnenhof laat zich raden: een handtekeningenactie voor schrapping van het verbod op het onderzoek naar het vaderschap. Het ging de Vrije Vrouwenvereeniging om gelijke rechten. Behalve uit een lijst van eisen dienaangaande klonk dit op uit het welluidende motto: ‘De wet moet slechts erkennen, menschen, zonder commentaren.’ Ook op feministisch terrein vond Drucker in Multatuli een inspirerende ‘medestander’. Zo had hij in 1862 doodleuk beweerd dat de christenen hun vrouwen tot ‘huishoudwerktuigen’ hadden gemaakt over wie de man maar te bevelen had, om daar nog bladzijden lang schande van te spreken. | |||||||||
[pagina 107]
| |||||||||
Maar wie moet dán heersen? 't Antwoord is zeer eenvoudig: er wordt niet geheerst. ‘Wie u zelfvernedering voorspreekt als deugd, is 'n bedrieger,’ had Multatuli ook geschreven, in de brief aan die ongehuwde moeder. Daarin zou je een soorr morele vrijbrief kunnen zien om in verzet te komen. Je zou kunnen zeggen dat Drucker met Multatuli's ‘hulp’ in actie kwam. Temeer omdat zij met een zekere regelmaat verwees naar dit soort uitspraken van hem. Tegelijkertijd kun je er veilig van uit gaan dat zij in haar leven een fijne neus voor rechtsongelijkheid had opgedaan. Met andere woorden: daar had ze Multatuli niet voor nodig. Hoe en onder welke omstandigheden wordt een mens beïnvloed door een ander, in het bijzonder een schrijver die men niet persoonlijk kent? We weten er allemaal van: het verschijnsel dat je een bepaalde stukjesschrijver zo goed vindt, omdat, zo realiseer je je, die schrijver nu juist opschrijft wat je zelf ook vindt! Misschien moeten we zeggen: maar die schrijver ‘zegt het zo mooi’, en wij niet. Misschien moeten we zeggen: Drucker was een individualist en een rechtzoeker. Daarin werd ze gesterkt, of versterkt, door de individualist en rechtzoeker Multatuli.
Ter gelegenheid van deze Dag van de Amsterdamse Geschiedenis geef ik enkele voorbeelden van wat de vrije vrouwen zoal wilden van het stadsbestuur van onze prachtige srad. In 1893 namen ze het initiatief tot de oprichring van het ‘Comité ter verkrijging van stedelijke stoomwasscherijen’. Wassen was in het volk en de kleine middenklassen zwaar werk. Lange tijd gebogen boven de tobbe, vaak in de huiskamer, waar het vocht bleef hangen, was het bovendien niet bevorderlijk voor de gezondheid. Volgens Drucker moest de vooruitgang in de techniek - en ook dat typeert haar - niet alleen het werk van mannen in de fabrieken lichter maken, maar ook dat van vrouwen thuis. De Amsterdamse gemeenteraad ontving er in de loop van de tijd bij elkaar drie adressen over. Een tweede voorbeeld brengt ons weer bij Dolle Mina. Sommigen onder ons herinneren zich wellicht de vrolijke actie voor urinoirs voor vrouwen. Met deze actie greep Dolle Mina nu eens rechtstreeks terug op Wilhelmina Drucker en haar vrije vrouwen. In 1898 lieten ze de gemeenteraad weten dat er kosteloze openbare privaten voor vrouwen dienden te komen. Want, schreven ze: ‘Het ophouden van de urine voor de gezondheid der vrouw is even schadelijk als voor die des mans.’ Ze hadden bij geneesheren advies ingewonnen. Overigens | |||||||||
[pagina 108]
| |||||||||
kwamen deze adressen in de la ‘ter preadvisering van B en W’ terecht, om er zo min mogelijk haast mee te hoeven maken. Een derde actie dateert uit 1902. Hierbij ging het om het toenmalige Burgerweeshuis, waar nu de gasrheer van deze dag, het Amsterdams Historisch Museum zetelt. Drucker en haar medestrijdsters hadden ontdekt dat de jongens in het weeshuis wel een vakopleiding kregen en de meisjes nauwelijks. Ze werden in meerderheid ingezet in het huishouden van het weeshuis en daarna in een ‘dienstje’ geplant. De vrije vrouwen vielen er vooral over dat het geld dat per persoon was uitgetrokken, dus ook voor de meisjes, aan de jongens werd besteed. De gemeenteraad had er weer een adres bij om zich over te buigen.
De Vrije Vrouwenvereeniging bleef bestaan tot Druckers dood. Dat geldt ook voor haar eigen blad Evolutie, dat ze in 1893 was begonnen. Hierin beoordeelde ze scherp en vaak geestig - sinds haar eerste pennenvrucht was ze sterk vooruitgegaan - de verhoudingen tussen de seksen. Ze laakte de ‘vrouwenhaat’ van mannen die hun vakbonden en opleidingen niet voor vrouwen wilden openen en de ons nu bizar in de oren klinkende redeneringen van mannelijke opinieleiders om vrouwen het kiesrecht niet te geven. Ook schteef zij over internationale politiek en koloniale oorlogszucht. Als Wilhelmina Drucker naast feminist iets was, dan was zij wel antimilitarist. En ook dat niet alleen in woord. Toen ze tegen de zeventig liep en de Eerste Wereldoorlog was uitgebroken stond ze op de Nieuwmarkt een antimilitaristische toespraak af te steken, vanuit een marktstalletje van de Vrijdenkersvereniging De Dageraad. Zij negeerde daarbij, zo is opgetekend, ‘de spot en hoon van Zeedijkgangets’. In die tijd was zij bestuurslid van De Dageraad. Dit brengt ons terug bij zowel Multatuli, erelid van die vereniging, als bij de bron van haar feminisme, de vrijdenkerij. Drucker was een vrijdenker. Evenals Multatuli keerde ze zich tegen de Kerk en alle andere machten die de mens een voorgekauwd denkpatroon wilden opleggen. Haar credo was: nooit ‘meelopen’, niet knielen voor een autoriteit, altijd zelf nadenken. Vandaar dat ook het instituut politieke partij haar niet aanstond. Daar kwam bij dat de partijen die tijdens haar vrije vrouwenleven ontstonden vaak irritant terughoudend reageerden op de vrouweneisen. Ook in de sdap kon je als vooruitstrevend mens geen volbloed feminist zijn; je moest wachten op het vrouwenkiesrecht tot eerst alle mannen het hadden.
Dat brengt me op haar politieke positie. Ik houd het maar op de volgende formulering: ze was links en toch rechts, of rechts en toch links. Om van het probleem af te zijn beweer ik dat ook altijd maar van de grote schrijver in wiens museum we ons nu bevinden. Eigenlijk was Drucker wat men wel noemt ‘anarcholiberaal’. Het ging haar om de rechten van de mens, in de klassiek liberale zin, om het debat in het parlement zonder last en ruggespraak, zonder dat zich daar politieke partijen tussen drongen. In haar laatste levensjaren was zij wel duidelijk ‘op rechts’ te vinden. Let wel, | |||||||||
[pagina 109]
| |||||||||
niet confessioneel rechts, maar liberaal rechts. Ze keerde zich nu wel heel gepassioneerd tegen de vakbonden (die voor haar ook een soort politieke partijen waren) en de ‘heilige bureaucratius’. De staat moest zich eens wat inhouden met al die ambtenaren en niet zoveel uitgeven. Ze bleef daarbij, interessant genoeg, feministisch én antimilitaristisch, terwijl ook het grootkapitaal bij haar verre van vrijuit ging. Wilhelmina Drucker werd achtenzeventig, wat oud was voor die tijd. Enkele maanden voor haar dood had ze nog een lezing gegeven voor de Multatulivereniging. Ze stierf als lid van het zoveelste comité tegen het zoveelste verbod op arbeid van gehuwde vrouwen. Drucker wenste zich te laten cremeren. Daarin waren Multatuli en andere vrijdenkers haar voorgegaan, tegen de wil van de Kerken en de politieke meerderheid. In 1925 gedoogde de wetgever inmiddels het heidense cremeren en was het niet meer nodig hiervoor naar Duitsland te gaan. Feministisch en multatuliaans, hoe verhoudt zich dat tot elkaar? Dat zou eens grondig moeten worden uitgezocht. Hoe het staat met die beïnvloedingskwestie weet ik niet, maar wel weet ik dat Drucker ooit zei: ‘Ik haar alle volgzame, alles geloovende, op gezag aannemende lieden.’ Voilà; dat nu maakt haar in elk geval tot een echte ‘multatuliaan’. | |||||||||
Literatuur en bronnen
(Ter gelegenheid van de Multatulifestiviteiten in mei 2010 zal in een dan te verschijnen bundel uitgebreider en diepgaander worden ingegaan op de inspiratie die Drucker en een aantal andere vrouwen van de eerste feministische golf in het werk van Multatuli hebben gevonden.) |
|