| |
| |
| |
‘Er bestaat geen literatuur voor het vermaak in Nederland, alleen maar pedagogengezwatel’
Marita Mathijsen in gesprek met Multatuli
Op 5 en 6 november 2004 voerde ik een openbaar gesprek met Multatali. Aanleiding was de dreigende stopzetting van de subsidie van de gemeente Amsterdam voor het Multatuli Museum. Het eerste gesprek vond plaats in Rotterdam op de Dag van het Literatuuronderwijs, het tweede in Amsterdam bij de najaarsvergadering van het Multatuli Genootschap.
Ik zit aan tafel te wachten tol Multatuli binnenkomt, met een sjaal om zijn hals. Hij loopt snel, al zijn bewegingen zijn die van iemand met een heftig gemoedsleven. Zijn grijzende snor, zijn wijkend haar en de wallen onder zijn ogen maken hem ouder dan hij in werkelijkheid is. Multatuli stapt kordaat op me af, geeft me een hand, hij doet zijn sjaal af. Hij is fel en nerveus, zit op de punt van de stoel, in zijn antwoorden hoor je hem soms astmatisch naar adem hijgen. Hij fixeert met welgevallen mijn boezem en kijkt enigszins bevreemd naar mijn broek. Het hele gesprek is hij charmant. Zodra ik enige zwakheid of aarzeling toon veert hij op, als het ware mij te hulp schietend.
Meneer Douwes Dekker, ik ben buitengewoon blij dat u op ons verzoek bent ingegaan om voor ons te komen spreken. U neemt een bijzondere plaats in in de historische literatuur van Nederland, als enige schrijver die nog steeds door iedereen gekend wordt, en nog steeds wordt u vaak geciteerd. Weet u dat u twee jaar geleden uitgeroepen bent tot de belangrijkste schrijver van Nederland uit verleden en heden?
Dat komt gelukkig uit. Ikzelf houd mij ook voor een der beste schrijvers die ooit bestaan hebben, ja voor de beste misschien. Denk niet dat ik dit schertsend zeg. En het is ook geen hoogmoed die ik ironisch voorstel. Ik bedoel niet anders dan wat ik zeg: ik houd mezelf voor een der beste schrijvers, ja misschien voor de beste onder allen van wie u ooit werk onder ogen hebt gehad. Juist omdat ik geen schrijver ben, schrijf ik zo goed. Wie het minst schrijver is, schrijft het best en als ik zo hoog opgeef van mijn schrijverij komt het er eigenlijk op neer dat ik toegeef geen schrijver te zijn.
Dat zullen weinig mensen met u eens zijn.
Iedereen hier kan zien dat ik geen schrijver ben. Een schrijver legt zich toe op behagen. Een schrijver is koket. Een schrijver is een hoer. Ik leg me toe op het
| |
| |
overbrengen van wat er omgaat in mijn gemoed, zonder te denken aan schrijverij. Ik leg mij toe op juistheid van uitdrukking, en hoewel ik erken die juistheid nooit voldoende te bereiken, geloof ik toch te kunnen zeggen dat wie mij leest, zich moet toeleggen op juist lezen. Ik kweek goede lezers. Daarom kan ik zeggen de beste schrijver te zijn, juist omdat ik niet de bedoeling heb schrijver te zijn.
Maar u leeft toch van de schrijverij? Hoe kunt u dan zeggen geen schrijver te zijn?
Ik heb pas tien jaar na het schrijven van Max Havelaar ingezien dat er voor mij geen weg meer terug was in de ambtenarij. Aangezien ik niet zoveel talent heb voor het beroep van vuilnisophaler of horlogemaker, heb ik ervoor gekozen mij toe te leggen op het schrijven van boeken. Ik doe het niet graag, ik doe het zelfs met weerzin, maar het is noodzakelijk, want ik mag mij en mijn gezin niet laten verhongeren. Mijn geschrijf heeft geldwaarde gekregen, en dat hindert mij geweldig, ofschoon ik er gebruik van moet maken. En wat is de oorzaak dat mijn geschrijf verkoopbaar is? Dat komt omdat ik heb geschreven zonder aan de verkoopcijfers te denken. Nu ik gedwongen ben ervan te leven, weet ik dat ik het vak het best kan uitoefenen door dezelfde weg te volgen die ik eerder gegaan ben. Ik ga door alsof ik nog altijd geen schrijver ben.
U wilt wél gelezen worden.
Ja zeker, dat heb ik ook geschreven in Max Havelaar. En ik werd gelezen. Mijn geschrijf maakte opgang. Het weerstond alle pogingen die gedaan worden om mij te smoren, en mij te belasteren, mij verdacht te maken of dood te zwijgen. Ik wil gelezen worden, juist door de mensen die mij tegenwerken. Door staatslieden die ik wijs op de tekenen des tijds, door schrijvers die bij mij letterkundige waarheid leren, door economen die menen dat geldwinning vrij van moraal is, door dominees die zeggen dat ik tegen God opsta - terwijl ik slechts het godje aantast dat zij maken naar hun beeld. Ik wil ook gelezen worden door de duizenden Droogstoppels die Nederland rijk is en die mij proberen af te slaan als een lastige vlieg. Pas als ik dit doel bereikt heb zal ik tevreden zijn. Want het is er mij niet om te doen goed te schrijven. Ik wil zo schrijven dat ik gehoord word.
Wilt u ook gehoord worden door leerlingen van middelbare scholen?
Wat kinderen op school leren, is uit de aard der zaak schools, en dat laat een slechte herinnering na. Wie wil dat kinderen een hekel aan een schrijver krijgen, moet zo'n kerel in de literatuurles opdringen aan een leerling. Scholen werken heel nadelig op onze vatbaarheid om te genieten en om goede denk- | |
| |
beelden in ons op te nemen. Men leert geen lezen op school. De school is niets anders dan een voortdurende studie in verkeerd lezen.
Wacht even, u meent dus dat de leerlingen geen Max Havelaar moeten lezen omdat ze dat boek toch verkeerd lezen?
Nee, u schuift mij platitudes in de mond. Natuurlijk moeten de leerlingen dit boek lezen, zoals de Droogstoppels en Wawelaars dit boek ook moeten lezen. Maar wat denkt u dat er gebeurt wanneer een klas vol kinderen dit boek leest? Wat maakt Meester Pennewip ervan? Hij zal zeggen dat de prosodie niet klopt en dat er geen 36 buffels door het districtshoofd van Parang-Koedjang waren gestolen, maar 35. En hij zal de hoofdpersonen classificeren. De Pennewips beschouwen de classificatie als de enige manier om te komen tot een heldere blik in de einddoelen van de schepping. Hij zou Droogstoppel, Wawelaar en Havelaar in de piramide van de samenleving ondergebracht hebben. Dominee Wawelaar zou helemaal bovenaan de menssoort staan, direct onder God en de engelen, maar op dezelfde hoogte als schoolopzieners, koningen, en burgemeesters. Droogstoppel zou als handelaar daar direct onder komen. Die schooier Havelaar zou helemaal onderaan het mensenrijk staan, net boven de mosselen en de slakken.
Zou Meester Pennewip geen aandacht besteden aan de literaire technieken van uw boek?
Literaire technieken? U bedoelt de prosodie?
Ja, ik bedoel hoe het boek gestructureerd is, bij wie het point of view ligt [Douwes Dekker kijkt me vragend aan], ik bedoel, wie de vertellers zijn, wie het woord voert, wat voor genres u gebruikt...
O zeker. Pennewip zou de structuur analyseren en gewichtige lijsten maken van de vertellers in mijn boek. En hij zou zeggen dat het boek bont is, dat er geen geleidelijkheid in zit, maar jacht op effect, en dat de stijl slecht is. Hij zou de schrijver een onbedreven beginner zonder methode hebben genoemd. En soms zou hij zich misschien wel afvragen: hoe komt die Multatuli eraan, heremenseschristenzieligehemelsegoeiegenadigedeugd van mijn leven! Maar wat begrijpen dertig apenkoppen in een klas van wat ik geschreven heb, als ze weten dat er drie vertellers zijn in het boek, of eigenlijk vier, of eigenlijk geen, want ík schrijf het allemaal.
Analyse is niet nodig om door te dringen in een boek?
Nee, om analyse gaat het niet. De lezer moet de denkbeelden van het boek tot zich door laten dringen. Lezen is een middel om gedachten van anderen in zich
| |
| |
op te nemen, die te verwerken en te beoordelen en daardoor te komen tot het vormen van eigen denkbeelden. Maar dat leren de meesten niet op school.
Een opvatting van de leraren van tegenwoordig is, dat literatuur vooral op beleving aankomt. Het gaat niet om de denkbeelden van de schrijver, maar om wat de leerlingen zelf kunnen met een boek en wat ze er zelf bij ervaren hebben.
Ja ja, ‘het lezen is een schone zaak / en schenkt de mensheid veel vermaak.’ Denkt u dat ik wil weten wat Marietje ervaren heeft toen zij las dat er in naam van de koning dertig miljoen Indiërs worden mishandeld en uitgezogen? Ik wil dat Marietje haar lei neerlegt, haar schort afdoet en de straat opgaat en tegen iedereen zegt: dit boek moet je lezen, want zolang de regering van Nederland toestaat dat dit gebeurt ga ik niet naar school. En bij de Marietjes moeten zich de andere lezers voegen, die samen naar Den Haag gaan en uit naam van de hele Nederlandse bevolking eisen dat er een einde komt aan de Nederlandse uitbuiting.
Dat bedoelen die leraren ook: ze willen weten of het boek je iets gedaan heeft, welke leeservaring je erbij had. Marietje heeft dus een hele sterke leeservaring gehad en die beschrijft ze dan in haar leesdossier, en dat geeft ze aan de leraar.
Ho ho, we hebben Marietje net twee benen gegeven en haar naar Den Haag gestuurd. Die schrijft geen leesdossier meer. Sterker nog: Marietje kan niet eens bestaan, want de meisjes krijgen geen opvoeding die haar tot onafhankelijke wezens maakt die zelf kunnen denken en beslissen naar aanleiding van een leeservaring.
Maar meneer Douwes Dekker, u beledigt mij. Ik heb toch echt wel het idee dat ik als vrouw een onafhankelijk wezen ben dat zelf kan denken.
[charmerend] Ik heb het niet over een enkele uitzondering, maar over het algemene patroon in de opvoeding. Die staat bij de meisjes geheel en alleen in het teken van de zeden. Vertel me eens: hoe bent u opgevoed? Hebben ze u soms niet voortdurend voorgehouden dat u een braaf meisje moest zijn? Mocht u toen u klein was uw rokken optillen als u hard wilde rennen of mocht u in bomen klimmen of vechten met buurjongens?
Nee, dat mochten we niet, dat was iets voor jongens.
Precies. ‘Dat doet geen meisje. Dat zegt geen meisje. Dat vraagt geen meisje. Zo spreekt geen meisje.’ Dat is onze meisjesopvoeding. Dat komt van de zoge- | |
| |
naamde zeden. Die bederven onze dochters. Ze dwingen ze tot liegen en huichelen. Ze mogen niet weten wat zij weten, niet voelen wat ze voelen, niet begeren wat zij begeren, niet zijn wat ze zijn. En als dan zo'n arm ingebakerd kind haar lieve bloeitijd heeft doorgebracht met snoeien en knotten van lust, geest en gemoed, en behoorlijk verdraaid en verkreukt is, dan heeft ze kans dat de een of andere lummel haar het loon voor zoveel braafheid komt aanbieden, door haar aan te stellen als opzichtster over zijn linnenkast, en als broedmachine voor zijn nageslacht. Het is wel de moeite waard om als vrouw geboren te worden!
Zo zijn de vrouwen tegenwoordig niet meer. Die kunnen gewoon naar de middelbare school en de universiteit en die werken tegenwoordig op alle gebieden die vroeger alleen voor mannen waren. Ze werken als dokter, als hoogleraar, zelfs als predikant.
Ha dat is mooi, een vrouwelijke Wawelaar, laat die maar eens prediken over de voortplanting. Of een vrouwelijke hoogleraar... die zou ik wel eens willen horen uitleggen aan de studenten wat voor een infame en ongemanierde dichter Bilderdijk was.
Hoezo? Is Bilderdijk dan niet een van de belangrijkste dichters van de negentiende eeuw?
Bilderdijk, lieve mevrouw Mathijsen, was een kwakzalver, en des te verachtelijker naarmate hij harder schreeuwde. Ik neem hem niet kwalijk dat hij een slechte dichter was, maar dat hij de dichtkunst prostitueerde door zich naar de smaak van het publiek te richten, dat staat me tegen. Zijn taal is slecht, de versificatie is slecht, de ontknoping is slecht, en de strekking is walgelijk. Hij bederft het volk nu al tachtig jaar met zijn ongezonde literatuur. Hij loopt aan het handje van de godsdienst en bedriegt de mensen met zijn slaafse onderdanigheid aan God.
Is dat bedrog? Bilderdijk was toch oprecht in zijn geloof?
Gelooft u dat zelf? Een man die erotische gedichten schreef en zich eerst in dienst van de Franse en daarna in dienst van de Hollandse koning stelde, zou die een eerlijke Christen zijn? U zegt onafhankelijk te kunnen denken, doe dat dan ook.
Maar de literatuur en de godsdienst... [Multatuli onderbreekt me]
De literatuur heeft voortdurend het gezond verstand verkracht, doordat ze klinkklare onmogelijkheden als waarheid opdiende aan het volk. Ze liep aan de
| |
| |
leiband van het geloof. Het volk raakte daardoor gewend aan leugens. Het natuurlijk gevoel werd gedoofd en daarvoor in de plaats kwam een spokerige godsvrees. Uit angst voor hel en verdoemenis hielden de mensen zich aan de regels van de priesters en dominees, en de literatoren heulden met ze mee. Geloof verlamt de wilskracht, dringt aan op berusting, ontmant karakters, en allemaal omdat het bovenaardse hulp als beloning in het vooruitzicht stelt. Geloof is een pest. Sedert eeuwen is daardoor het verstand in slaap gewiegd. De gewoonte om aan te nemen wat de dominee zegt, maakt de mensen lui van geest. En de Nederlandse dichters hebben die rol van de dominees afgekeken.
Weet u wel dat u nu heel romantisch spreekt? In de romantiek krijgt de dichter namelijk de rol van een soort priester. Hij wordt dan gezien als een genie dat de mensheid de weg naar de waarheid wijst.
O ik weet dat vrouwen erg van romantiek houden, en dwepen met dichters die zich als genieën voordoen. Maar niet iedereen die een vers kan uitblaten is een genie. Ik ben ook geen genie, maar ik ben tenminste oprecht, en dat is het enige wat in de literatuur telt. Althans voor mezelf, want populair ben ik er niet mee geworden.
Nou ja, u moet nog even geduld hebben, denk ik.
Denkt u dat? De enige schrijver die er ooit in slaagde echt populair te worden en te blijven in Nederland is de laffe, vuile vader Cats, die nota bene zes geslachten lang voor een dichter is aangezien. Maar de platste ulevellendichter weet nog meer van poëzie dan vader Cats die zijn verzen gebruikte om het volk te belemmeren na te denken. Er leidt een brede weg van vader Cats naar onze hedendaagse kindergedichtjes, preken en geschiedenisboekjes met al dat gewauwel over de Nederlandse natie die zo godsdienstig en vaderlandslievend zou zijn.
We hebben toch ook romanschrijvers die gewone literatuur schrijven voor het vermaak, waarbij het niet zozeer om de les of de moraal gaat?
Welke romanschrijvers bedoelt u? Toch niet de ach- en wee-schrijvers uit de romantiek, met hun mismaakt sentiment? Rhijnvis Feith? Of al die schrijvers van romannetjes over het conflict tussen verstand en hart?
Ja zeker, ik denk aan de boeken van de dames Wolff en Deken bijvoorbeeld.
Luistert u eens. Waar gaat het in de hele romanliteratuur van de laatste honderd jaar over? Het gaat er steeds maar om dat er een juffrouw is die verliefd is geworden op een schurk die haar deugdzaamheid belaagt. En het enige belang- | |
| |
rijke is dan of die juffrouw wel of niet, anatomisch gezien, juffrouw is gebleven. Nu, wat denkt u, zou die juffrouw daar zelf mee inzitten als die schurk nu eenmaal duizendmaal spannender is dan de brave pokdalige buurjongen die haar ouders en de dominee bestemd hebben voor haar nederige toekomst? Al die romanschrijvers hebben de literatuur tot een voorwerp van vroedkunde gemaakt door dat zelfbevlekkend gegoochel met de deugdzaamheid. Er bestaat geen literatuur voor het vermaak in Nederland, alleen maar pedagogengezwatel. Kent u markies De Sade? Die beschreef hoe iets gebeurde - deugdzame schrijvers schrijven hoe iets níet gebeurt. En dat geldt niet alleen voor de Nederlandse literatuur. Of het nou om Sara Burgerhart of Werther van Goethe gaat, het is allemaal teeldelendeugd.
Maar u zou Markies de Sade toch niet in de schoolbanken willen laten lezen?
Elke leeftijd heeft zijn eigen eisen. Kinderen zijn niet rijp voor alles. Geduldig die rijpheid afwachten, dat is de zaak, en je moet niet proberen een De Sade te snoeien naar de maat van een kind. Je geeft een jongen die nog niet rijp is voor de bijslaap toch ook geen dwergvrouwtje om vast te oefenen? Maar die schoolmeesters spreken wel al over seksuele deugdzaamheid nog voor die kinderen weten wat seksualiteit is. Hun zedelijkheid op dat gebied wordt al verfomfaaid, nog voor ze weten waar het eigenlijk over gaat.
U heeft het er nu over dat kinderen te vroeg met de seksuele moraal geconfronteerd worden, maar zou dat ook niet voor andere zaken gelden? Gaat veel van de literatuur niet boven hun vermogens? Moet er wel gelezen worden op de middelbare scholen? U zegt dat de school niets bijdraagt aan goed lezen.
U geeft zelf onderwijs, lieve mevrouw Marita. Hoe doet u dat? Leest u met uw studenten mijn boeken?
Ja, zeker. Ik denk zelf dat je een boek uit het verleden pas goed kunt lezen als je de schrijver laat meespreken in het boek en als je laat zien waar het boek uit voortgekomen is. Literatuur is, denk ik, een soort omzetting van algemene maatschappelijke conflicten.
Nu spreekt u naar mijn hart. Er is geen literatuur die losgemaakt kan worden van haar oorsprong. Wanneer de scholen daarover onderwijzen, zetten ze de leerlingen tot denken aan. Een groot gedeelte van de tijd die men aan lezen besteedt, moet ingezet worden voor denken over wat men gelezen heeft. Maar dient het lezen van de jongeling bij ons daartoe? Verstaat hij wat hij leest? Blijkt uit de ontwikkeling van zijn denkbeelden, dat het lezen werkelijk vruchten draagt? Ik geloof het niet.
| |
| |
Waar ligt dat dan aan?
Op de scholen worden bij voorkeur dingen onderwezen die de taak van de onderwijzers beperken tot het overhoren der lessen ofhet goedkeuren van die leesdossiers waar u het over heeft. Ik ben voorzitter van een onderwijscommissie geweest. Toen heb ik examens geschiedenis afgenomen. De onderwijzer had me een boekje gegeven dat ik als leidraad bij het overhoren moest nemen. De kinderen wisten alles precies. Ik was blij dat ik alleen maar hoefde te vragen, want ik wist de antwoorden niet. Ze wisten het geboortejaar van Willem van Oranje alsof ze zelf in de kraamkamer waren geweest. Ik vroeg: ‘Zeg eens mannetje, wanneer stierf Vondel?’ ‘... 5 februari 1679 meneer.’ ‘Juist. Wie was Vondel?’ Stilte. Ik vroeg het in de klas: ‘kan iemand het mij zeggen?’ Stilte. Eindelijk zei een broekje: ‘Vondel was bekend om zijn kousen meneer.’ Die jongens waren dus al helemaal ontwend om te denken. Terwijl de mens van nature een denker is. Net zo min als je een zwemschool voor jonge eenden hoeft op te zetten, hoef je de mensen te leren denken. Je moet ze het alleen niet afleren.
Mag ik ten slotte nog een persoonlijke vraag stellen. U weet dat er in Amsterdam een Multatuli Museum is. Nu moet dat binnenkort misschien sluiten, omdat de overheid besloten heeft de subsidie stop te zetten. Wat vindt u daarvan?
Wel, daar sta ik van te kijken, een Multatuli Museum. Het enige dat ik ervan kan zeggen, is dat de overheid wél consequent is. Toen ik nog leefde hebben de ministers geprobeerd me te smoren tassen de drukproeven van mijn oprechte aanklacht tegen het gouvernement, nu proberen die producten van vuile geldzucht dus opnieuw me achteraf nog te vermoorden. Ik zal het niet erg vinden als mijn museum gesloten wordt, want zoals ik zei, ik ben geen schrijver die om zichzelf de belangstelling zoekt. Maar wat open moet blijven en zál blijven, is het museum dat in mijn naam herinnert aan de slavernij en de uitzuigerij van Indië, van Suriname en alle overzeese gebiedsdelen van Nederland, en dat vele malen machtiger zal zijn dan het armzalig geboortehuis van mij in de Korsjespoortsteeg.
Dat is mooi gezegd. Hartelijk dank voor dit gesprek, meneer Multatuli.
|
|