[Nummer 54]
Ik heb mijn Max!
Niemand zal verwachten dat het beroemdste boek ooit in de Nederlandse letteren pas nu voor toneel is bewerkt. Het is ook niet zo. Er zijn zes interpretaties van Max Havelaar voor toneel bekend, die in een periode van ruim een eeuw (1871 tot 1987) zijn verschenen. Wel lijkt de waarderingsgeschiedenis van Max Havelaar voor het toneel, paradoxaal genoeg, in een echoloze put te zijn gevallen. Tenminste: er zijn slechts zeer fragmentarische reacties aangetroffen in de Multatuli-literatuur, en met deze (zwakke) echootjes lijken we het voorlopig te moeten doen in deze inleiding die voorafgaat aan de jongste Havelaardramatisering. Over het bestaan van een van de eerste toneelversies zijn we overigens nog niet zo lang geleden uitvoerig ingelicht door Hans de Leeuwe. In Over Multatuli 25, nr. 50, wijdde hij een artikel aan de bewerking van Max Havelaar door Henri van Kuyk (artiestennaam: Henri Baton) uit 1871. De opvoeringen van dit stuk vonden plaats in de Salon des Variétés in de Amstelstraat te Amsterdam, waar de bezoekers niet op traditionele wijze als in de schouwburg van het gebodene kennis konden nemen, maar aan tafeltjes gezeten met een hapje en een drankje en, zoals toen nog mogelijk was, in (sigaren)rook gehuld.
Het stuk is niet bewaard gebleven, maar De Leeuwe kon voor zijn impressies putten uit verschillende persverslagen. Een ervan, uit de Amsterdamsche Courant (terechtgekomen in vw xiv: 496), is gemengd positief: het spel was goed, maar naar de smaak van de recensent liet de bewerker Multatuli te kritiekloos aan het woord. Saillant detail was nog dat de spelersgroep bestond uit Vlaamse acteurs, onder leiding van de Antwerpenaar Victor Driessens.
Eveneens uit 1871 dateert Max Havelaar, een strijder voor recht en billijkheid, een toneelstuk ‘Voor Rederijkers bewerkt’ - het middeleeuwse rederijkers-fenomeen beleefde in de genootschappelijke 19de eeuw een revival - van de hand van A. van der Stempel. Waarom twee Max Havelaars voor toneel zo dicht op elkaar verschenen is gissen: het boek was immers alweer meer dan tien jaar daarvoor uitgekomen. Een toneelstuk van de hand van Multatuli zelf kan de katalysator zijn geweest. Vorstenschool (want daar gaat het om) was aan het eind van de jaren zestig in de maak en Multatuli droeg er tijdens spreekbeurten in het land af en toe fragmenten uit voor. Het is niet onmogelijk dat beide toneelbewerkers zich hierdoor hebben laten inspireren. Multatuli moet volgens de verslagen op dergelijke bijeenkomsten een ongemeen boeiend voordrachtskunstenaar zijn geweest. Maar hun zal vermoedelijk ook, zonder de dictie van Multatuli in de oren, al opgevallen zijn dat de Max Havelaar een heel scènisch