Over Multatuli. Jaargang 26. Delen 52-53
(2004)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |||||||||||||
[Nummer 52]Philip Vermoortel
| |||||||||||||
2 De brief aan Julius Sabbe2.1 BeschrijvingDe brief is geschreven in zwarte inkt op een dubbelgevouwen vel papier van 26,8 × 21,3 cm (dubbelgevouwen wordt dat: 13,4 breed en 21,3 cm hoog). De voorzijde en de linkerbinnenzijde zijn beschreven in Multatuli's handschrift. De brief is gedateerd ‘9 April 69’ en is in drieën geplooid om in een enveloppe te kunnen. Hij werd verstuurd vanuit Antwerpen naar Julius Sabbe, die op dat moment in de Veldstraat 8 in Gent woonde.Ga naar eind2. Deze brief is de eerste en voorlopig enige brief van Multatuli aan Sabbe die bekend is. Hij is in goede staat. | |||||||||||||
2.2 Voorgeschiedenis en achtergrond1869 was voor Multatuli, althans aanvankelijk, een betrekkelijk gelukkig jaar. Dankzij een kleine erfenis van Mimi kon hij omstreeks 10 januari een huis huren in Den Haag, wat hem in staat stelde om, na drie jaar scheiding, zijn vrouw Tine en de kinderen Edu en Nonnie uit Italië te laten overkomen. (vw xiii: 294, 308) Multatuli voorzag dat de erfenis, zelfs in combinatie met de inkomsten uit zijn bijdragen aan de Opregte Haarlemsche Courant en uit zijn Causerieën, ontoereikend zou zijn om dit ménage à trois te onderhouden. De inkomsten uit de voordrachten die hij al vanaf het najaar 1868 hield, en waarbij hij in hoofdzaak voorlas uit het toen nog onvoltooide drama Vorstenschool, moesten de nood helpen lenigen. Vanaf maart 1869 werd de toestand echter schrijnend, onder meer doordat uitnodigingen voor voordrachten uitbleven. (vw xiii: 295) | |||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||
Twee jaar vroeger, in 1867, had Multatuli al enkele succesvolle voordrachten gehouden in Antwerpen en Gent. Het jaar daarop bleef hij schriftelijk in contact met enkele ‘Vlamingers’ (vw xvi: 653). en vooral met zijn contactman par excellence, de Antwerpse dichter Julius de Geyter (1830-1905). Zij zagen elkaar terug op het x de Letterkundig Congres van eind augustus 1868 in Den Haag, ongetwijfeld in het gezelschap van andere Vlamingen die Multatuli in 1867 had leren kennen, (vw xiii: 19) Al op 2 januari 1869 meldt het pas opgerichte liberale weekblad Recht door Zee, waaraan De Geyter meewerkte, dat er ‘spraak van [is] Multatuli te verzoeken nogmaals naar Antwerpen te komen’,Ga naar eind3. wat erop wijst dat daarover in het najaar 1868 gesproken of gecorrespondeerd moet zijn, maar daarvan zijn geen sporen bewaard. Op woensdag 13 januari 1869 laat Multatuli De Geyter per brief weten dat hij daags daarop in Antwerpen zal overnachten en de vrijdag doorreist naar Maastricht, waar hij een lezing moet houden. Hij hoopt De Geyter ‘even te zien en te spreken’. (vw xiii: 307f) Klaarblijkelijk om een en ander georganiseerd te krijgen, want de ijverige De Geyter zorgt er in een minimum van tijd voor dat Multatuli op 8 februari in Antwerpen zijn ‘dramatische fragmenten’ zal kunnen brengen voor de Cercle artistique, littéraire et scientifique d'Anvers,Ga naar eind4. (vw xiii: 321) en ook voor Gent regelt hij optredens voor het studentengenootschap 't Zal wel gaanGa naar eind5. en voor het Van Crombrugghe's Genootschap (vw xiii: 365), allemaal gezelschappen waarvoor Multatuli in 1867 ook al had gesproken. Die optredens worden echter tot driemaal toe uitgesteld,Ga naar eind6. deels doordat Multatuli vreest dat Tine en de kinderen uitgerekend aan de vooravond van een voordracht zullen arriveren (zij arriveren uiteindelijk op 22 februari; vw xiii: 370), deels doordat De Geyter zich in zijn nieuwe baan van ‘avoué’ [= pleitbezorger] niet erg gelukkig voelt (vw xiii: 393f),Ga naar eind7. maar ook doordat hij zich meer en meer ergert aan de nooit aflatende zenuwachtigheid van dit ‘Toonbeeld van ontmoediging!’, zoals hij Multatuli in een latere brief aan Max Rooses noemt. (vw xiii: 700) Hij is begin april in elk geval niet in een stemming om voordrachten te organiseren. Als Multatuli hem op donderdag 15 april 1869 laat weten dat hij via Nijmegen, Zutphen en Breda, waar hij telkens voorleest, op maandag 19 april in Antwerpen zal neerstrijken, raadt De Geyter hem dan ook àf om te komen. (vw xiii: 445) Multatuli komt tòch, ziet weliswaar af van een bezoek aan De Geyter, maar schrijft hem dat hij gratis wil voorlezen uit Vorstenschool voor een kleine kring van Antwerpse vrienden. Het contrast tussen de brieven van 15 en 19 april is frappant. Op 15 april vermeldt hij tweemaal dat hij de hele week ‘disponibel’ zal zijn voor Gent en Antwerpen en vraagt hij tweemaal of De Geyter kans ziet om ‘met Gent iets te bepalen’. In de brief van 19 april, daarentegen, komt Gent in het geheel niet meer ter sprake en zal Antwerpen gratis toegesproken worden, als er tenminste belangstelling voor is. En dat is het ogenblik waarop de brief aan Julius Sabbe zijn betekenis krijgt. | |||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||
2.3 Julius Sabbe (Gent 14 februari 1846 - Brugge 3 juli 1910)Multatuli moet de toen 21-jarige Julius Sabbe ontmoet hebben op het ixde Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres van 1867 in Gent, waar hij als spreker optrad, aangezien Sabbe dat congres samen met de secretarissenGa naar eind8. Max Rooses (1839-1914) en Julius Vuylsteke (1836-1903) organiseerde. Sabbe stamde uit een zeer bescheiden middenstandsmilieu (vader Sabbe was kapper), maar kon | |||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||
dankzij een studiebeurs het Gentse atheneum bezoeken, waar hij sterk beïnvloed werd door zijn leraar Jacob F. Heremans (1825-1884), en studeerde van 1865 tot 1869 aan de faculteit letteren en wijsbegeerte van de Gentse Rijksuniversiteit.
Hij was, naast een gewaardeerd improvisator, ook journalistiek actief, behoorde tot de Vlaamsgezinde antiklerikale liberale kring rond Vuylsteke en was overtuigd Groot-Nederlander. In 1865 was hij medeoprichter van de eerste volksbibliotheek van het WillemsfondsGa naar eind9. in Gent en in 1866-67 bestuurslid van het studentengenootschap 't Zal wel gaan. In 1869 aanvaardde hij, op aandrin- | |||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||
gen van Heremans, een leraarsambt aan het atheneum te Brugge, waar hij enkele kamers betrok in de Academiestraat 7.Ga naar eind10. Hij bleef er les geven tot 1905. Te Brugge speelde hij een centrale rol in de oprichting van een lokale Willemsfondsafdeling (1872), in de verbinding Brugge-Zeebrugge en in de monumentenzorg (met de oprichting van het standbeeld van Breidel en De Coninck op de markt). Hij stond ook aan de basis van de erkenning van de Antwerpse muziekschool als conservatorium met Peter Benoit (1834-1901) als directeur.Ga naar eind11. Sabbe was dus niet alleen nauw betrokken bij ongeveer alle verenigingen waarvoor Multatuli in 1867 gesproken had, maar ook innig bevriend met de Gentse contactpersonen Rooses en Vuylsteke. Toch wekt het enige verwondering dat Multatuli zich op 19 april tot Sabbe richtte, want meestal schreef hij naar Rooses. Aanspreking en afsluiting zijn dan ook formeler (‘Geachte Heer’ en ‘UwedDwDienaar’) dan in zijn brieven aan Rooses (‘Beste Rooses’ en ‘Uwen Vriend’). Hij moet in elk geval beseft hebben dat er op dat ogenblik via De Geyter niet veel te regelen viel, en dus wendde hij zich rechtstreeks tot Gent. Overigens niet zonder succes, want de Vlaamse vrienden (voor Antwerpen óók De Geyter) slaagden er - net als in 1867 - in om alles ongelooflijk snel geregeld te krijgen. Op 21 april 1869 verspreidde het Willemsfonds al een circulaire, ondertekend door secretaris Rooses en voorzitter Heremans, dat Multatuli in Gent zou spreken over Vrije Studie op zaterdag 24 april om 20.00 u in de zaal der Sodaliteit,Ga naar eind12. en op maandag 26 april om 20.00 u in de zaal van het Van Crombrugghe's Genootschap zou voorlezen uit Vorstenschool. (vw xiii: 452) Ook De Geyter verspreidde een circulaire, gedateerd 23 april, waarin naast de optredens in Gent, een voorlezing uit Vorstenschool aangekondigd werd ‘in de bovenzaal van het café Royal’ te Antwerpen, op dinsdag 27 april om 20.00 u.Ga naar eind13. (vw xiii: 457) Eveneens op 23 april werd nog een circulaire van het Van Crombrugghe's Genootschap verspreid betreffende Multatuli's optreden aldaar. De Gentse voordrachten waren toegankelijk voor de Gentse leden van het Willemsfonds, de leden van het Van Crombrugghe's Genootschap en de maatschappij De Tael is gan(t)sch het Volk,Ga naar eind14. waarvan Multatuli in het voorjaar 1868 als ‘briefwisselend lid’ aangesteld zou worden. (vw xii: 773) Voor welk publiek hij in Antwerpen sprak, is niet duidelijk.Ga naar eind15. (vw xiii: 457) Multatuli's wensen werden dus ruimschoots ingewilligd en de optredens oogstten veel succes. Volgens de liberale Vlaamsgezinde Gazette van Gent wist de spreker tijdens zijn eerste voordracht in Gent ‘gedurende anderhalf uur de aandacht zijner hoorders te boeien, welke door daverende en herhaalde toejuichingen getuigden met hem over verscheidene punten mede in te stemmen’, en werd hij tijdens de voorlezing uit Vorstenschool ‘[h]erhaalde malen [...] door bewonderingsteekenen onderbroken’. (vw xiii: 466f) De brief aan Sabbe vult dus een lacune in onze kennis over de praktische organisatie van de Gentse voordrachten in april 1869. Toen ik in 1987 Multatuli in Vlaanderen schreef, vulde ik die lacune nog op met ‘Maar hij [= De Geyter] | |||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||
blijft wel bereid om alles te regelen’.Ga naar eind16. Daarvan ben ik nu niet meer zo zeker. De Geyter heeft in januari-februari wel voor de ruwe Gentse schets gezorgd, maar niet voor de realisatie ervan in april. Zelfs de officiële uitnodiging voor Antwerpen kreeg Multatuli niet van De Geyter toegestuurd, maar van Sabbe. (vw xiii: 464) Veel persoonlijk contact zal er tussen Sabbe en Multatuli nochtans niet geweest zijn, want wanneer hij in januari 1870 plannen koestert voor een artikel over Multatuli voor het pas opgerichte liberale tijdschrift Revue de Belgique, schrijft hij aan Rooses: ‘Gij die persoonlijke betrekkingen met hem gehad hebt en bij de bron zijt om nog andere bijzonderheden in te zamelen, zoudt gij mij niet een en ander over den persoon kunnen bijbrengen? Anekdoten zouden mij vooral welkom zijn. Gij hebt vooral van Douwes Dekker eenen brief waarin hij over zijne verliefdheid op de mathesis handelt, welke brief eene gansche zijde van zijn karakter schetst. Zou er niets onkiesch zijn in het openbaarmaken van eenige trekken daaruit, al ware het ook maar zijdelings aangeraakt? Een spoedig antwoord ware mij uiterst welkom.’Ga naar eind17. Het artikel is nooit verschenen, maar in 1874 schrijft Sabbe in het pas opgerichte Nederlandsch Museum: ‘In de letterkunde durven wij multatuli aanzien als den genialen en stouten baanbreker. [...] En reeds blijft in Nederland het spoor niet meer verlaten, waarin Wouter Pietersze [sic] als eene frissche bloem ontloken is.’Ga naar eind18. En zo komen Sabbe, Multatuli én Woutertje Pieterse ook hier mooi samen. | |||||||||||||
2.4 Enkele detailsDat Multatuli in de tweede zin van de eerste alinea spreekt van ‘Crombrugghe's’ en ‘de andere publieke voordracht’ alsof dat de evidentie zelve is, wordt begrijpelijk vanuit de hierboven geschetste voorgeschiedenis met drievoudig uitstel. Gezien de rol die Sabbe speelde in het milieu waarin Multatuli optrad, moet hij probleemloos begrepen hebben waaraan Multatuli refereerde. Dat de ‘andere’ voordracht echt ‘publiek’ was, valt te betwijfelen, want voor beide voordrachten werd nadrukkelijk gevraagd zich ‘te voorzien van den gekleurden band dezer circulaire’, die moest dienen als toegangskaart en die ‘strengelijk geëischt’ zou worden. (vw xiii: 452) ‘Crombrugghe's’ verwijst naar het Van Crombrugghe's Genootschap,Ga naar eind19. een vrijzinnig filantropisch en volksopvoedend centrum dat op 8 oktober 1857 opgericht werd en in 1858 al 500 leden telde. Het werd genoemd naar J. van Crombrugghe, die vanaf 1825 burgemeester was tijdens het Hollands Bewind, na de onafhankelijkheid van België afgezet werd wegens zijn trouw aan Willem I, in 1836 echter opnieuw tot gemeenteraadslid verkozen werd en weer burgemeester was van 1840 tot aan zijn dood in 1842. Hij richtte in 1828 de eerste drie stadsscholen voor ‘kinderen van behoeftige of minvermogende ouders’ op en speelde een grote rol in de uitbouw van stadsscholen.Ga naar eind20. De Gentse liberale flaminganten vonden gemakkelijk aansluiting bij zijn antiklerikaal orangisme, maakten het | |||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||
genootschap tot een bolwerk van vrijzinnig en liberaal flamingantisme en brachten het tot grote bloei: tussen 1866 en 1868 steeg het aantal leden van 850 tot 1450, wat bijzonder veel was voor die tijd.Ga naar eind21. Het genootschap vergaderde in de Jakob Van Caeneghemstraat (vw xiii: 452),Ga naar eind22. waar ook het zogenaamde Vreedeincident had plaatsgevonden na Multatuli's toespraak van 19 augustus 1867.Ga naar eind23. De katholieke Beurzen-Courant fulmineerde bij die gelegenheid tegen ‘de ongodsdienstige, zelfs goddelooze strekking van zekere lieden [...] van het Van Crombrugghe's Genootschap, hetwelk, zooals men weet, uit gemeenteonderwijzers en andere oudleerlingen der stadsscholen bestaat’.Ga naar eind24. Overigens was Multatuli op de bestuursvergadering van 28 augustus 1867 uitgeroepen tot erelid van het genootschapGa naar eind25. en sinds januari 1867 was Rooses er beschermlid van.Ga naar eind26. ‘Hotel du Grand Laboureur’ is de naam van het hotel waar Multatuli, althans in 1869, steevast logeerde wanneer hij in Antwerpen verbleef.Ga naar eind27. Het was gelegen op de Meir 26 en werd uitgebaat door D.-J. Vanderschrieck. De Double guide van 1885 noemt het een ‘Établissement de 1er ordre’ en rangschikt het als vierde beste hotel in Antwerpen.Ga naar eind28. Het mag redelijk typisch genoemd worden dat Multatuli op 15 april nog klaagt dat hij ternauwernood de reiskosten verdient (vw xiii: 439), maar vier dagen later wel logeert in wat toen toch al een behoorlijk chic hotel moet zijn geweest. Op de plaats waar het stond, staat nu een afzichtelijk modern appartementenblok. Op inhoudelijk vlak valt het verschil in toon op tussen de brief aan De Geyter en die aan Sabbe, al zijn ze op dezelfde dag vanuit dezelfde hotelkamer geschreven. In tegenstelling tot zijn gelatenheid tegenover De Geyter (‘Indien er hier niets over eene lezing is vastgesteld, geef U dan de moeite niet, my te antwoorden. Ge hebt U waarlijk al genoeg in de bres gesteld.’) is de toon die hij tegenover Sabbe aanslaat bijna die van een dreigement. Sabbe wordt onder druk gezet om onmiddellijk iets te doen en dat meteen te laten weten, of Multatuli keert terug naar Den Haag. Tegen De Geyter klinkt het, zonder druk en zonder deadline: ‘Gaarne echter had ik myn drama voorgelezen in een kleinen kring van vrienden’. Zoiets vinden we wel vaker bij Multatuli en het is ook wel begrijpelijk vanuit de tweestrijd tussen begrip en vriendschap voor De Geyter enerzijds, en de geweldige druk om, gezien de verslechterende situatie in Den Haag anderzijds, zo rap mogelijk geld te verdienen. Niettemin levert dit contrast toch een sterk staaltje van de manier waarop Multatuli mensen naar zijn hand wist te zetten in dienst van zijn kortetermijnbelangen. | |||||||||||||
3 De handschriften van de geschiedenis van Woutertje Pieterse3.1 BeschrijvingHet gaat om twee stroken tekst van Ideeën, zevende bundel, onmiskenbaar in het handschrift van Multatuli. Ze vormen een waardevolle aanwinst voor de collectie van het Multatuli Museum omdat er enkel van de eerste twee bundels | |||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||
Ideeën handschriften bewaard zijn, en niet van de overige vijf. De stroken zijn nog goed leesbaar, maar op sommige plaatsen bijna volledig doorgescheurd doordat ze lange tijd opgeplooid gelegen hebben. De eerste strook, met in de linkerbovenhoek het cijfer 1, stemt overeen met Ideeën 1245, 1245a en 1245b en 1246 (tot ‘Bo[nifaz, in 't opgegeven raadsel.] De’). (vw vii: 477, r. 10 tot p. 480, r. 31) Aan het eind van deze strook is een klein stuk tekst afgescheurd dat moet overeenstemmen met vw vii: 480, r. 32-35. De tweede strook, met linksbovenaan het cijfer 2, sluit op het ontbrekende stukje aan en bevat de tekst van Idee 1246 vanaf ‘en 'n tournooi ook!’ tot ‘de oude babbelaar 't woord, na-’. (vw vii: 480, r. 35 tot p. 485, r. 6-7) Op strook 1 zijn bij de koptekst (‘Merkwaardige [...] zoeken’) enkele woorden geschreven in rood potlood, waarvan alleen de laatste twee enigszins leesbaar zijn en vermoedelijk ontcijferd moeten worden als ‘kleine letter’. Voor de eerste alinea en voor de alinea die begint met ‘Doch ik zeide’ staat in blauw potlood een hoofdletter ‘n’ om aan te geven dat daar het nummer van het Idee moest komen. De twee ‘n 's stemmen overeen met nummers 1245 en 1246 in de eerste druk van 1877. Eveneens met blauw potlood is boven elke nieuwe alinea vanaf de linkermarge een korte horizontale streep getrokken van zo'n 3 cm. Het kan om aanduidingen van Multatuli zelf gaan, want ook in het Memoriaal waarin hij bijhield wat hij naar de uitgever verstuurde, staan aanduidingen in blauw potlood. (Zie bijvoorbeeld vw xvi: 668 en 717.) Op drie plaatsen is tekst ingelast die op de keerzijde geschreven staat. De eerste twee inlasplaatsen zijn aangeduid door een verticale streep met een drietal vlaggetjes. Op de keerzijde wordt dat teken herhaald, waarna de tussen te voegen tekst in zwarte inkt volgt. Alleen bij de derde tussenvoeging (na ‘711’) staat ‘z.o.’ [Zie ommezijde], en boven de tekst op de ommezijde staat ‘Noot onder de blz’. Alle aanduidingen zijn in blauw potlood. In strook 2 is slechts op één plaats tekst tussengevoegd, wat eveneens aan- | |||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||
gegeven wordt met een verwijzingsteken in blauw potlood. Ook hier is boven elke nieuwe alinea een blauwe potloodstreep getrokken als in 1. Strook 1 is ca. 86 cm lang en 11 cm breed, en bestaat uit vier aaneengeplakte velletjes van resp. ca. 13, 27, 2, 17 en 27 cm lang. Strook 2 is ca. 76 cm lang en bestaat eveneens uit vier aaneengeplakte velletjes van resp. 19, 14, 32 en 13 cm lang. Multatuli had de gewoonte om zijn kopij aaneen te plakken tot lange stroken, wat hem de mogelijkheid bood om bepaalde stukken te herschrijven. Dat kan verklaren waarom de velletjes nogal verschillen in lengte. | |||||||||||||
3.2 DateringAangezien de noot op de keerzijde van strook 1 verwijst naar ‘den Vn bundel, uitgaaf van 1873’, dateren deze stroken uiteraard van na dat jaar. Dat stemt overeen met wat bekend is over de totstandkoming van de zevende bundel Ideeën, die - met grote onderbrekingen - geschreven werd tussen april 1874 en mei 1877, en in vier afleveringen gepubliceerd werd in respectievelijk juni 1874, november 1874, november 1876 en juni 1877. (vw vii: 756) Het was meteen de laatste bundel Ideeën en eigenlijk ook het einde van Multatuli's creatief schrijverschap. Multatuli's uitgever van toen, G.L. Funke (1836-1885), smeekte voortdurend om nieuwe kopij en drong daarbij aan op de voortzetting van de geschiedenis van Woutertje Pieterse. De zevende bundel is dan ook grotendeels daaraan gewijd. In het reeds vermelde Memoriaal noteert Multatuli op 11 september dat de volgende kopij naar de uitgever gestuurd is (vw xvi: 710f):
De ‘citaten’ komen telkens uit de laatste regel van de verzonden kopij, zodat we met zekerheid kunnen stellen dat onze twee stroken op 11 september 1874 klaar waren. Aangezien de vorige kopij verstuurd werd op 18 augustus 1874 en overeenstemt met de tekst die aan Idee 1245 voorafgaat (vw xvi: 668), moeten de tekststroken die we voor ons hebben, geschreven zijn tussen 18 augustus en 11 september 1874, twee dagen voor Multatuli per telegram het overlijden van zijn vrouw Tine in Italië vernam. | |||||||||||||
3.3 TekstvergelijkingDe tekst komt zeer goed overeen met die uit de eerste druk van 1877, op enkele auteurscorrecties na. Er zijn zo'n vijftien komma's toegevoegd, op enkele plaatsen is de woordvolgorde veranderd en een zestal keer zijn enkele woorden tussengevoegd. Soms is een woord door een kennelijk beter geacht vervangen. Zo | |||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||
wordt ‘afgebakend’ in ‘De vloer der mangelkamer werd in landen en provincien afgebakend’ vervangen door ‘afgedeeld’ en wordt ‘By 't binnentreden kon-i zich niet onthouden’ vervangen voor ‘weerhouden’. ‘Vastknoopen’ in ‘Dat woord liet zich niet gemakkelyk vastknoopen’, wordt ‘aanhechten’. Al bij al gaat het om minimale wijzigingen die niets wezenlijks veranderen aan de inhoud van de tekst uit het handschrift. Uiteraard zijn op de plaatsen waar een blauwe ‘n’ stond de nootnummers 1245 en 1246 ingevoegd. Later heeft Multatuli Idee 1245 verder opgedeeld in 1245, 1245a en 1245b, zoals hij ook met zijn andere bundels Ideeën deed. In het Multatuli Museum heb ik een, naar ik hoop, getrouwe transcriptie van het handschrift gedeponeerd, evenals een exemplaar waarop aangegeven is wat gewijzigd is in de eerste druk. Het blijft hoe dan ook fascinerend om te zien hoe trefzeker Multatuli zijn pen wist te hanteren. Op de handschriften is maar zeer weinig doorgestreept of vervangen. Natuurlijk bood de knip-en-plakmethode hem veel mogelijkheden om tekst te vervangen en te herschrijven, maar niettemin geven de handschriften weinig blijk van aarzeling of herformulering. Hij schreef zijn teksten blijkbaar zoals Mozart zijn symfonieën. | |||||||||||||
4 Herkomst en reisroute van de documentenNa het overlijden van zijn grootmoeder, Gabrielle Van Lerberghe-Stoops (1931-1992), heeft Marc Van Lerberghe (*1951) een deel van haar inboedel overgebracht naar Sint-Genesius-Rode. Pas in 2002 vond hij de tijd om de boeken uit de nalatenschap van zijn grootvader wat grondiger te bekijken, en trof tussen het boek Ter nagedachtenis van Multatuli. 1887-19 Februari 1892 (Amsterdam, De Dageraad, 1892) de Multatulihandschriften aan.Ga naar eind29. Hij nam contact op met het Multatuli Museum, waarvan hij via het internet het bestaan had ontdekt. De boeken in kwestie behoorden oorspronkelijk toe aan de grootvader van Marc Van Lerberghe, genaamd Carolus (1893-1953), of in de dagelijkse omgang: Karel. Deze Karel werkte eerst als gemeentesecretaris, maar verhuisde omstreeks 1930 naar Gent, waar hij naam zou maken als kunstschilder. Hij heeft de Multatuliboeken hoogstwaarschijnlijk niet zelf gekocht en evenmin geërfd van zijn vader Romain (1865-1959) of van zijn grootvader Carolus (1834-1873), want het gezin van Romain was uitgesproken katholiek, en Carolus overleed in 1873, dus voor de boeken uitgegeven waren. Romain, de overgrootvader van Marc Van Lerberghe, had echter broers, onder wie Alois (Woumen 1870 - Gent 1915). Hij moet een Multatuliaan geweest zijn, want hij noemde zijn tweede zoon zeer bewust Maximiliaan, naar Max Havelaar, en het is dan ook waarschijnlijk dat hij de boeken heeft aangeschaft. Maximiliaan (Gent 1904 - Brussel 1973) koos er bewust voor om tussen de arbeiders in de steenkolenmijnen te gaan werken, wilde in 1936 gaan vechten in de Spaanse burgeroorlog, deelde tijdens de Tweede Wereldoorlog communistische pamfletten uit en was dus, kort gezegd, een dappere idealist. Toen zijn vader Alois over- | |||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||
leed in 1915 werd de elfjarige Maximiliaan (wiens moeder ondergebracht was in een instelling) mét de bibliotheek van zijn vader, opgenomen in het gezin van zijn oom Romain, waar hij ook voordien al kind aan huis was, zodat zijn neef Karel (grootvader van Marc Van Lerberghe) eigenlijk een soort oudere broer werd. Maximiliaan stierfkinderloos en zijn boekenerfenis kwam via ‘broer’ Karel en diens zoon Jan bij Marc Van Lerberghe terecht. Daarmee is iets gezegd over het vermoedelijke parcours dat de boeken hebben afgelegd, maar helaas niets over de manuscripten. Dat Alois ze rechtstreeks van Multatuli gekregen zou hebben, is uitgesloten, want Multatuli is na 1869 niet meer in Vlaanderen geweestGa naar eind30. en Alois is pas geboren in 1870. Zaten ze domweg tussen de boeken toen Alois ze (misschien tweedehands?) aankocht? Onderhield hij contacten met liberaal-vrijzinnige kringen? Het blijven open vragen, en niet de enige. Hoe zijn bijvoorbeeld handschriften van Multatuli uit 1874 überhaupt terechtgekomen in Vlaanderen? En waarom uitgerekend die twee stroken? Hoe is de brief aan Sabbe bij de familie Van Lerberghe beland? Hoe zijn brief en handschrift, waartussen een tijdspanne van zes jaar ligt, samen in een boek beland? En hoe te verklaren dat in de familie Van Lerberghe met stelligheid verteld wordt dat Multatuli ooit gelogeerd zou hebben bij een van de voorvaderen, en nog wel in Gent aan de Scheldekaai, terwijl dat onmogelijk lijkt, welke tak van de stamboom we ook volgen? Kan Auguste van der Ghinst (1813-1886), met wie Multatuli correspondeerde tussen 1870 en 1875, een van de schakels vormen? Hij was een collega-leraar van Sabbe aan het atheneum in Brugge,Ga naar eind31. en hoewel de laatste bewaarde brief van Multatuli aan Van der Ghinst dateert van 24 januari 1873, hebben zij zeker tot 18 februari 1875 gecorrespondeerd,Ga naar eind32. en toen waren de Wouterfragmenten al geschreven en gedrukt. Of zit Julius Pée (1871-1951) ertussen? Hij spoorde levenslang Multatulidocumenten op, kan de handschriften gekregen hebben van Multatuli's weduwe Mimi of van Jakobus Funke, zoon van Multatuli's uitgever, en de brief van zijn oud-leraar en vriend Sabbe, die hij inschakelde om Multatulidocumenten op te sporen.Ga naar eind33. Dat bij de ontdekte handschriften twee ‘overdrukken’ zaten van publicaties van Pée, met een aantekening in vermoedelijk zijn handschrift, doet nog meer in die richting denken. Alleen: Pée overleed in 1951. Uit zijn nalatenschap kunnen de boeken dus niet komen. Sluitende antwoorden op al deze vragen zullen we wel nooit vinden, maar het belangrijkste is dat deze boeiende documenten, na een fascinerende reis van 130 jaar, door toedoen van Marc Van Lerberghe en zijn moeder - allebei buitengewoon hartelijke mensen -, veilig en wel aangekomen zijn in het huis waar hun maker in 1820 geboren werd. |
|