Over Multatuli. Delen 38-39
(1997)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
Nop Maas
| |
[pagina 5]
| |
Als reactie op dit liberale offensief volgde er actie vanuit het conservatieve kamp tegen Multatuli en zijn boek. Zonder erom gevraagd te hebben, werd Multatuli een speelbal tussen twee partijen. Uit naïviteit of opportunisme heeft Multatuli zich aanvankelijk de liberale omhelzing laten welgevallen. Het gevolg van een en ander was, dat de indruk heerste dat Multatuli een bestrijder was van het kultuurstelsel en een voorstander van het principe van vrije arbeid. Hij heeft in de volgende jaren heel wat energie besteed aan de bestrijding van dit misverstand. | |
2.Wie wil spreken over Multatuli en het koloniale beleid, bevindt zich in dezelfde positie als wie het wil hebben over Multatuli en de vrouwenemancipatie, Multatuli en de sociale kwestie, enzovoorts. Hij zal het in alle gevallen in eerste instantie moeten hebben over Multatuli zelf. Het is duidelijk, dat Multatuli de zaak van de inlander identificeerde met zijn eigen positie. Zonder een centrale rol voor hemzelf is er in zijn visie geen heil voor de inlander mogelijk. Reeds in 1860 constateerden diverse auteurs dat Multatuli de zaak van de inlander geen goed deed door er voortdurend maar zelf vóór te gaan staan. Terecht constateerde Willem Frederik Hermans, dat de zwakte van Max Havelaar in vergelijking met De negerhut van oom Tom van Harriet Beecher Stowe gelegen is in de omstandigheid dat het Amerikaanse boek geheel gefocust is op de onderdrukking van de negers en de schrijver volledig buiten beeld laat, terwijl in het Nederlandse boek het pleidooi tegen de mishandeling van de inlander vertroebeld wordt door het bepleiten van de zaak van Max Havelaar zelf.Ga naar voetnoot3 Wie Multatuli ziet opereren in de periode na het verschijnen van Max Havelaar kan zich niet aan de indruk onttrekken dat hij te maken heeft met een geniaal schrijver, die toegerust is met een grote dosis naïviteit en zelfoverschatting. Maar hij wekt onweerstaanbaar sympathie doordat hij het opneemt voor onderdrukte groepen als de inlanders, de vrouwen en de arbeiders. | |
3.Multatuli heeft zich talloze malen kritisch uitgelaten over het Nederlandse beleid met betrekking tot Indië. Dat stempelt hem natuurlijk niet meteen tot een anti-koloniaal. Integendeel, hij was ervan overtuigd dat Indië niet effectief kon functioneren zonder gezag van buitenaf. Zijn kritiek betreft in hoofdzaak de manier van optreden ten opzichte van de inlander. | |
[pagina 6]
| |
In het vervolg van deze bijdrage houd ik mij hoofdzakelijk bezig met Multatuli's beide brochures over vrije arbeid, in het bijzonder met enkele opmerkelijke passages daaruit. Het zijn typerende geschriften van Multatuli, terwijl hij daarin tevens - op zijn eigen dwarse manier - de discussie behandelt over het al dan niet vervangen van het kultuurstelsel door een systeem van vrije arbeid. Multatuli schrijft de brochure Over vryen arbeid in Nederlandsch Indië en de tegenwoordige koloniale agitatie in december 1861 en januari 1862. De brochure wordt in twee delen gepubliceerd eind januari en begin februari 1862. Als motto gebruikt hij uit Shakespeare's Hamlet: ‘There is something rotten in the State of Denmark’, hetgeen hij in het verloop van zijn betoog zal uitwerken tot de stelling dat allerwegen de leugen heerst. Aan het begin van zijn brochure stelt Multatuli vast dat vrije arbeid al jaren de kwestie van de dag is. Multatuli zou Multatuli niet zijn, als hij daar niet een geheel andere kijk op zou hebben: ‘De kwestie over Vryen Arbeid is geen kwestie. Ik ben dus genoodzaakt by 't behandelen van dit voorgeschoven vraagstuk, gedurig te wyzen op andere zaken die wel de kwestie zyn. Goochelaars lokken uw blikken links, als ze iets willen wegmoffelen aan de rechter-zyde. Dat weet ge, niet waar? Welnu, ik zal trachten uw blikken te richten naar den kant dien de goochelaars willen dat ge niet ziet. Over Vryen Arbeid heb ik dus eigenlyk weinig te zeggen.’Ga naar voetnoot4 Men kan de publicaties van Multatuli vanaf Max Havelaar tot en met de eerste brochure over vrije arbeid lezen als een doorlopend feuilleton over zijn relatie met de Nederlandse overheid, de politieke partijen en de publieke opinie. Omdat niemand opheldering vraagt over zijn beschuldigingen, voert hij op eigen initiatief steeds nieuwe evidentie aan voor zijn stellingen. Of er nu Minnebrieven, Brief aan den gouverneur-generaal in ruste of Vryen arbeid op staat, hij blijft doorpraten over zijn zaak. In Vryen arbeid neemt hij de draad op, waar hij hem heeft laten liggen in Minnebrieven. Hij voelt zich bedrogen en bestolen door zowel liberalen als conservatieven die hem hulp toezegden in de zaak van de mishandelde Javaan, die hij met zoveel woorden weer gelijkstelt aan zijn eigen zaak (184). Het is merkwaardig te zien hoe Multatuli het herstellen van hemzelf in een hoge Indische functie als volstrekt identiek beschouwt met het brengen van verbetering ‘in den ellendigen toestand van Indië’ (194).Ga naar voetnoot5 Multatuli verdedigt zich tegen de beschuldiging als zou hij een agitator zijn of als zou hij handelen gedreven uit eerzucht. De vraag waar het om gaat en waarvan liberale en conservatieve goochelaars de aandacht proberen af te leiden is volgens Multatuli de vraag die opgeworpen is door Max Havelaar. | |
[pagina 7]
| |
‘WORDT DE JAVAAN MISHANDELD? Daarmee is ook de inzet van het debat geïntroduceerd: zal Indië voor Nederland behouden blijven. Omstandig betoogt Multatuli dat Max Havelaar ten onrechte geïnterpreteerd is als een aanval op het kultuurstelsel en een pleidooi voor het systeem van vrije arbeid, dat hij beschouwt als ‘een nog afschuwelyker wyse van uitzuigen’ dan die van het kultuurstelsel. Hij wijt het misverstand aan verkeerde interpretatie van enkele passages in Max Havelaar waarin hij het kultuurstelsel kritisch benadert. Hij zegt daarover: ‘[...] ik erken dat niemand na 't lezen van die regels my kon aanzien voor een vurig aanhanger van dat stelsel. Maar dit sluit volstrekt niet in, dat ik party trek voor hen die, misbruik makende van den schonen klank: vry, een gedwongen Vryen arbeid willen invoeren, waarby de eerste avonturier de beste zich in de plaats stellen zou van de Regering, om in compliciteit met de Hoofden, den Javaan uit te zuigen. [...] De ellende die 't Kultuurstelsel over den Javaan brengt, kan vermeden worden door een Gouverneur-Generaal die zyn plicht doet [...]’ (209). Multatuli beschouwt het kultuurstelsel als een stelsel dat alle vooruitgang, ontwikkeling en veredeling tegengaat. Het degradeert de Javaan tot minder dan een machine die koffie voortbrengt. Maar het overleveren van die Javaan aan particuliere intriganten zal zijn lot nog verergeren. In dit kader werpt Multatuli de vraag op wat de Nederlander recht geeft op de arbeid van de Javaan: ‘Ge hebt u by den Javaan - dat heet by zyn Hoofden, want de eigenlyke Javaan kent u niet - ingedrongen met zachte vleiende woorden. Ge hebt u opgeworpen als scheidsrechter in de geschillen, die ze argeloos onderwierpen aan uw oordeel. Ge hebt die onnozelheid misbruikt om u meester te maken van wat u niet behoorde. Schrede voor schrede zyt ge voortgeslopen, en hebt uw voet gezet op den akker van uw naaste, gedurig den grenspaal verzettende... dat verboden is in uw eigen Bybel, hoort gy!’ (212-213). Deze belangwekkende en niet bepaald koloniale gedachte laat Multatuli vervolgens weer vallen. Ze speelt in zijn betoog verder geen rol. In plaats daarvan begeeft hij zich in uitgebreide beschouwingen over de leugen die allerwegen heerst: ‘Leugen. Dat is de naam van de ziekte, de rottende ziekte waaraan de Natie lydt. Wie naar waarheid streeft, wordt gescholden, belasterd en mishandeld. Wie zich aansluit aan een party die leugens uitvindt tegenover de leugens der andere party, wordt gesteund, verheven, beloond.’ De strafoefening van Multatuli wordt in het Humoristisch Album - uitge- | |
[pagina 8]
| |
geven door dezelfde uitgever Nijgh die ook de liberale NRC uitgeeft - samengevat als volgt: ‘Er wordt geschimpt op alles: op die honden van Hollanders die met drek vechten, die ellendelingen die ons vertegenwoordigen in de Kamers, op onze ministers, gouverneurs, predikanten, op behoudsmannen en andere, handelaren en niet handelaren, op den Bijbel, de dagbladen, op u en op mij, op Jan en Alleman, met uitzondering alleen van den mishandelden, uitgezogen, uitgepersten, vermoorden Javaan en Havelaar zijn profeet, dien hij hier voor de honderdste maal kruisigt en hemelhoog verheft.’Ga naar voetnoot6 Intussen zat Multatuli wel nog met een klein probleempje, namelijk dat hij in de Amsterdamsche Courant van 9 december 1859 een ingezonden stuk had laten opnemen waarin hij stelde dat het systeem van vrije arbeid bewijsbaar beter en zedelijker was en meer kans bood op welvaart. Ingepakt in paradoxen en vergelijkingen en satirisch verhandelend over preken en parlementaire redevoeringen trekt hij deze adhesie met het stelsel van vrije arbeid in. Multatuli betoogt dat echte vrijwillige arbeid goed zou zijn, maar dat het nonsens is dergelijke vrijwilligheid bij wet te regelen. Dat wil nu ook weer niet zeggen, dat hij het kultuurstelsel omhelst. Hier komen we bij een van de interessantste passages uit de brochure: ‘De Javaan is zeer ondergeschikt aan zyn Hoofden. Onderworpenheid aan den wil van zyn erfelyken heer is zyn godsdienst, een godsdienst van te bindender kracht, omdat ze niet in een boek staat, en dus niet afhankelyk is van verschillende uitlegging. Het Kultuurstelsel is op deze verregaande onderdanigheid gebouwd. Dit stelsel is een kontrakt tussen de Javaanse Hoofden en het Nederlands Gouvernement, om den geringen man uit te zuigen voor gezamenlyke rekening. En hoezeer 't nu vanzelf spreekt dat er by zodanigen handel - ik bedoel: Schwindel, maar vind er geen hollands woord voor - dat daarby sprake is van een leeuwen-aandeel in den buit, zou niet ieder misschien terstond op het denkbeeld komen dat er twee ruim gemeten partes leonis worden afgenomen. En toch is dit zo. - O, dat Kultuurstelsel! roepen de Vry-arbeiders. Ja, dat Kultuurstelsel werkt inderdaad noodlottig. En ik ben er tégen. Maar ik ben alleen dáárom tegen dit stelsel wyl ik... geen nationaliteit bezit. 't Woord is er uit. Ik kan 't niet helpen, en ik neem het niet terug.’ Multatuli wenst het recht te stellen ‘boven buurtgenootschap, boven provinciegenootschap, boven landgenootschap, boven werelddeelgenootschap’ (264-265). Misschien mogen we deze natieloosheid in verband brengen met de min of meer geheime agenda van Multatuli waarover ik straks nog kom te spreken. Duidelijk is in ieder geval dat hij de exploitatie van de inlander door de hoof- | |
[pagina 9]
| |
den en door het gouvernement afkeurt. Vervolgens betoogt hij dan, dat gezien vanuit Nederlands standpunt - dus niet het zijne - het kultuurstelsel uitstekend geschikt is. Het Nederlands gezag op Java (drie miljoen Nederlanders die dertien miljoen Javanen in bedwang hebben) steunt op hetzelfde principe als het kultuurstelsel: gebruik maken van de hoofden om de bevolking eronder te houden. Steeds sprekend vanuit Nederlands standpunt stelt hij vast, dat het kultuurstelsel zo erg nog niet is, als de wetten maar gehandhaafd zouden worden. Max Havelaar liet zien dat de wetten niet gehandhaafd worden. In een naschrift vat Multatuli de zaken samen als volgt. Alle gepraat over vrije arbeid of kultuurstelsel wordt door de politici gebruikt om de aandacht bedrieglijk af te leiden van de hoofdzaak, die belichaamd is in de Havelaarszaak, namelijk dat de Javaan mishandeld wordt. En hij vervolgt: ‘Indië zal voor Nederland verloren gaan, met of zonder Kultuurstelsel, met of zonder Vry-arbeid. Mét dien vryen arbeid spoediger nog, maar verloren gaan zal 't zéker, als Nederland niet zorgt dat den Javaan recht wordt gedaan.’ De manier waarop Indië verloren zal gaan, stelt hij in deze brochure niet aan de orde, maar we mogen wellicht aannemen dat daarbij een rol weggelegd is voor de jongelingen, vrouwen en meisjes die nog niet geheel verleugend zijn en die hij aan het slot van zijn brochure oproept: ‘Op, jongelieden die nog uw hart voelt kloppen voor het goede! [...] ‘Op, vrouwen die moeders zyt van een volgend geslacht dat schaamte zal voelen over 't vorige! ‘Op, meisjes, die bestemd zyt moeders te worden! [...] ‘Op dan! Ten stryde tegen de leugen! Op, ten stryde! Op, ter overwinning! Op, tot het byeenroepen, tot het ordenen, tot het wapenen van de derde party.’ (283) Door de Java-Bode zou deze oproep een kleine tien jaar later gekarakteriseerd worden als ‘eene soort van kruisvaartprediking zonder kruis, een geestelijke wapenkreet, bij uitnemendheid geschikt om indruk te maken op jonge en ontvankelijke gemoederen.’Ga naar voetnoot7 | |
4.In december 1870 publiceert Multatuli de brochure Nog eens: vrye arbeid in Nederlands-Indië. Hij klaagt daarin dat zijn brochure uit 1862 doodgezwegen wordt. Dat wil zeggen: de brochure wordt wel gelezen en de opvattingen eruit overgenomen, maar Multatuli zelf wordt niet erkend. Het lijkt erop dat het | |
[pagina 10]
| |
geschrift in 1862 ook in de pers weinig weerklank vond (maar systematisch onderzoek daarnaar is waarschijnlijk nooit gedaan). Behalve een vijandig artikel in het Humoristisch Album beschik ik alleen over een stuk in De Nederlandsche Spectator van Arnold Ising. Ising doet opmerkelijk serieus zijn best een samenvatting te geven van Multatuli's opvattingen.Ga naar voetnoot8 De brochure van 1870 oogst heel wat meer schriftelijke reacties, sommige instemmend, andere vijandig. Erg boos werd Multatuli over de bespreking in de NRC van 6 januari 1871. Inhoudelijk beperkt de NRC zich tot de beschuldiging dat Multatuli van mening veranderd is: in de Havelaar viel hij het heersende stelsel aan, in eerste brochure trad hij half terug, in de tweede verdedigt hij het oorspronkelijke stelsel. Multatuli schildert de vrije arbeid in kleuren die gebruikelijk zijn bij het conservatieve Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage. Wat Multatuli zegt over het verkeerd begrijpen van de Havelaar noemt de NRC een uitvlucht. Niet voor niets probeerde de conservatief Van Lennep het boek uit handen van het volk te houden. Veel nieuwe gezichtspunten biedt Nog eens: vrye arbeid niet. Wel kan men vaststellen dat deze brochure iets meer het karakter heeft van een lineair betoog. Opnieuw wijst Multatuli erop dat hij in de Havelaar niet het kultuurstelsel als zodanig aanviel: ‘De Havelaar had geen staatkundige strekking. Myn klachten waren van zedelyken en administratieven aard. Ik streed tegen misbruik, tegen plichtverzaking, lauwheid, traagheid, egoïsme.’Ga naar voetnoot9 Het miskennen van zijn bedoelingen heeft geleid tot verergering van de toestand. En: ‘Zolang de Natie geen recht doet in de Havelaarzaak, is elke poging tot herstel van den toestand in Indië ydel, en alle debat daarover, à la côté de la question. Wie zal zich daarginder offeren aan zyn plicht, indien 't verzaken daarvan tot eer en aanzien leidt? Helden en martelaars zyn zeldzaam, en een bestuursstelsel dat op 't tegendeel rekent, noem ik onpraktisch.’ (406-407) Het kultuurstelsel is volgens hem niets anders dan ‘de Javaanse zeden overgezet in staatsblad-termen’. Multatuli behandelt een drietal bezwaren die tegen het kultuurstelsel worden ingebracht (411 e.v.): 1. De hoofden maken misbruik van hun gezag over de Javaan. Maar, antwoordt hij, dat misbruik is geen noodzakelijk gevolg van het stelsel. 2. De Javaan wordt niet opgeleid tot zedelijke en intellectuele vooruitgang. Dat is grotendeels juist volgens Multatuli, maar dat zal niet beter worden als het kultuurstelsel en het volgens hem daarmee onlosmakelijk verbonden stelsel van gezag afgebroken zal worden. Iedere verandering van de Augiasstal die Indië is, zal in eerste instantie gebruik moeten maken van de inlandse hoofden om | |
[pagina 11]
| |
doorgevoerd te worden. Het is overigens de vraag - en daarmee zal Multatuli vele tijdgenoten verbaasd hebben - of de Europeaan zover boven de Javaan staat in beschaving. Juist van de Europeanen leert de Javaan het kwaad. Door de Europeaan ‘wordt hy afgericht tot huiswerk, tot tafel-, keuken-, stal- en ogendienst’ (423). En wie de domheid van de Javaan wil opheffen, zou zich moeten realiseren dat er in Europa ook nog wel een en ander te ontwikkelen is bij de geringe man (424). 3. Het monopolie van de arbeid van de Javanen strekt tot nadeel van de particuliere industrie. Omdat dat monopolie verbonden is met het gezag dat noodzakelijk is, heeft juist de particuliere industrie er volgens Multatuli het meest belang bij. Deze merkwaardige redenering bestaat alleen bij de gratie van Multatuli's vereenzelviging van het kultuurstelsel met het gezag op Java. Deze visie van Multatuli werd o.a. bekritiseerd door J.P. Moltzer in het Studenten Weekblad, die er tegen inbrengt, dat Multatuli uitgaat van de onbewezen en onjuiste premisse, ‘dat de tegenstanders van het Kultuurstelsel de basis waarop onze heerschappij in Indië steunt - dat is 't stelsel van 't Nederlandsch gezag uit te oefenen door middel van de hoofden - willen wegnemen en een ander bestuur invoeren’.Ga naar voetnoot10 Een nieuwe orde, zoals de liberalen die volgens Multatuli zouden moeten invoeren, zou een langdurige chaos in Indië veroorzaken. Java zal onder het nieuwe stelsel overstroomd worden door allerlei tuig en gelukzoekers. Hij ziet een soort concurrentiestrijd ontstaan die op grootscheeps bloedvergieten moet uitdraaien. Het handhaven van het heersende stelsel is de enige manier om Java voor Nederland te behouden. En Java betekent voor Nederland niet alleen financieel gewin, maar ook ‘een veld voor wetenschappelyke onderzoekingen, een oefenschool voor [Nederlands] vernuft, een tuin voor [...] vermaak, een heerlykheid die [Nederlands] kleinen naam adelt...’ (441). De liberalen willen dat de winst niet terecht komt bij Nederland maar bij enkele tientallen personen. Dat is niet in het belang van de Nederlandse staat. Bovendien kan de inlander onder het kultuurstelsel beschermd worden, als de regeringsfunctionarissen hun plicht doen; onder het nieuwe stelsel zou de Javaan geheel vogelvrij zijn. Weer zinspeelt hij aan het slot van zijn brochure op een mogelijk verlies van Indië voor Nederland. Eerst herhaalt hij samenvattend het standpunt uit zijn beide brochures: ‘De kwestie over Vryen arbeid is geen kwestie. Besteel den Javaan niet, plunder hem niet, vermoord hem niet... dan zal er over enigen tyd blyken of hy vrywillig arbeiden wil...’ | |
[pagina 12]
| |
En Multatuli voegt daaraan toe: ‘Ik geloof: Ja! En in dien zin ben ik een voorstander van vrywilligen arbeid en particuliere industrie. Waarlyk, dan zal ook de beschaving zich niet laten wachten, en haar zou ik - elders niet minder dan op Java - met vreugd verwelkomen, al bracht ze voor Nederland het verlies mede van 't prachtige Insulinde. Want boven Vaderland staat de Mensheid.’ (461)
De tweede brochure over vrije arbeid oogstte heel wat meer reacties dan de eerste. Vanuit liberale hoek trachtte men hem persoonlijk aan te vallen. In de NRC van 6 januari 1871 gaat het hoofdzakelijk over Multatuli's niet-vlekkeloze karakter en zijn grenzeloze ijdelheid. In de NRC wordt gesuggereerd, wat in Uilenspiegel met zoveel woorden uitgesproken wordt: Multatuli heeft zich laten kopen door de conservatieven.Ga naar voetnoot11 De conservatieve pers omhelst Multatuli's brochure. Het Dagblad wijdt er vier uitgebreide artikelen aan. Multatuli wordt, kortom, opnieuw een speelbal tussen de partijen. Concrete resultaten levert een en ander voor hem niet op. In een brief van 5 juni 1871 constateert hij dat conservatieven en liberalen beiden weigeren hem recht te doen: ‘In de behoudende couranten waar men van myn oordeel over dien huichelachtigen Vryen-Arbeid met zeer veel ophef gewaagt, komt geen woord voor over myne zaak. Zy gebruiken myne opinie als wapen tegen de liberalen, maar wachten zich wel van aandringen op regt in de Havelaarszaak.’Ga naar voetnoot12 | |
5.In 1995 verscheen van Tristan Haan het boekje Multatuli's legioen van InsulindeGa naar voetnoot13. In dit boekje komen de jonge vrouwen - en een enkele man - aan de orde met wie Multatuli vanaf 1862 contact aanknoopte en die hij beschouwde als zijn legionairs. Tristan Haan probeert - tegen de opinies van Julius Pée en Willem Frederik Hermans in - aannemelijk te maken dat Multatuli en zijn volgelingen wel degelijk serieus dachten aan een keizerrijk Insulinde, aan het hoofd waarvan Multatuli zou staan en waarvan Sietske Abrahamsz de kroonprinses zou zijn. ‘Hoe dit aanstaande keizerrijk tot stand moest komen’, schrijft de gedoodverfde ‘Hertogin van Sumatra’ achteraf, ‘welken weg zich M. voorstelde tot het bereiken van zijn doel, heeft hij nooit verklaard, maar in de onbevangenheid mijner 18 jaren was ik vervuld met groote bewondering voor dezen kolonialen Napoleon [...]’Ga naar voetnoot14 Voor | |
[pagina 13]
| |
Mimi Hamminck Schepel was in dit rijk waarschijnlijk de functie van keizerin weggelegd (39). Haan citeert een brief van Multatuli aan de Indische ambtenaar G.J.A. Boulet van 5 april 1876, waarin Multatuli zich uitlaat over de treurige toestand in Indië, waar ‘de rooversvlag waait’. Hij vervolgt: ‘Nu is 't wel zeker dat die vlag in betrekkelyk korten tyd zal neergehaald worden, maar wat kort is in de Geschiedenis, kan lang zyn in 't leven van 'n mensch, en ik ben al 56 jaren oud! Maar gy zyt jong genoeg om de verandering te beleven. Toch vrees ik dat die verandering niet ten goede wezen zal! Indien men 't Hollandsch gezag verjaagt, vóór de stevige grondslagen van zelfregering gelegd zyn (waartoe grooter eensgezindheid in de oppositie vereischt wordt, dan er tot nog toe bestaat!) dan zie ik met schrik den tyd te-gemoet dat men den “hollandschen tyd” betreuren moet.’ En even verder: ‘Het wachtwoord voor ieder die 't wel meent met de toekomst van Land & Volk, is “Holland er uit” o ja, maar... eerst: “eenheid onder 'n algemeen erkend hoofd”. Als duizend personen ieder 'n anderen weg-uittrekken, oefenen ze minder kracht uit, dan 't zwakste kind zou kunnen doen. En toch geschiedt dit in Indie sedert den Havelaar. Ieder vloekt Holland maar niemand schynt intezien dat er, om iets degelyks te bereiken, eenheid en organisatie noodig is.’ Willem Frederik Hermans zag in deze brief geen bewijs voor revolutionaire neigingen bij Multatuli. Hij beschouwde dergelijke teksten meer als ‘verhaaltjes waarmee hij meisjes amuseerde’.Ga naar voetnoot15 In 1876, toen hij de brief aan Boulet schreef, koesterde Multatuli inmiddels twijfel bij het antwoord op de vraag of hijzelf dat algemeen erkende hoofd zou kunnen worden, maar het lijkt mij niet aan twijfel onderhevig dat hij deze ambitie gekoesterd heeft. Een belangrijk document is in dit verband de brief die Multatuli op 30 juni 1874 verstuurde aan zijn neef Auguste Douwes Dekker, de oudste zoon van zijn broer Jan. Hij klaagt daarin dat hij in zijn optreden sinds Lebak steeds door allerlei kleine tegenslagen afgehouden is van wat hij de ‘hoofdzaak’ noemt. De hoofdzaak formuleert hij in de stelling: ‘Nederland heeft opgehouden te regeeren in den Ind. Archipel.’ Hij vervolgt dan: ‘Intusschen worstel ik met de kleinigheden, waaronder de moeielykheid om in leven te blyven een eerste plaats bekleedt. M'n schryven is letterlyk middel, en geenszins doel. Als ik m'n zin had, kreeg Holland geen syllabe schrifts van me. Immers waartoe? Ze kunnen of willen niet lezen. Betoogen, bewyzen, redeneeren, alles is te vergeefs. Maar voelen zouden ze die publicatie als ik maar zo over komen kon om die vervloekte dagelyksche dingen te overwinnen! Nog eens, ik had op die kleinigheden niet gerekend. Dit was onnozel, | |
[pagina 14]
| |
naïef als je wilt, maar, eilieve, Cortez nam Mexico met (ik meen) nog geen 200 man! Garibaldi pakte Napels in met 1000. En Insulinde is met minder macht te verlossen. Maar dat weinige heb ik juist niet. Misschien vind je dat ik ongelyk heb met het zoogenaamd grootere te bejagen, als ik by voortduring optorn tegen het nietige. Welnu, dat nietige is m'n fort niet. Nog altyd hoop ik dat men eenmaal hè! zeggen zal (als by 'n vuurwerk!) zoodra ik in staat wezen zal het groote te entameeren. Dát komt me makkelyk voor! Voor 'n jaar of... vier zou ik je op het hart gedrukt hebben geen woord te laten vallen over die zaken, of zelfs ik zou ze niet toevertrouwd hebben aan de post. Welnu, op dit oogenblik is er geen gevaar by, en zelfs houd ik 't voor nuttig dat je hier en daar 'n woordje vallen laat van m'n zeer radicale plannen. Zoolang ik leef, geef ik niet op wat ik doen wil zooals ik in den Havelaar gedreigd heb, of althans loyaal gewaarschuwd. Na dien heeft Holland 't er waarachtig niet naar gemaakt om my te doen veranderen van opinie. Zoodra ik kan, doe ik wat ik gezegd heb. Myn incidenteel getob verandert niets aan de zaak. En zelfs als ik stierf zonder myn doel bereikt te hebben, dan nog zal men later inzien dat ik geen bluffer ben geweest. De tegenwoordige verwarring in 't vyandelyke kamp is myn werk. Dit ziet men niet in omdat men 't van te naby beschouwt.’Ga naar voetnoot16 Als men deze brief beschouwt in combinatie met een aantal gegevens uit het voorafgaande, mag men mijns inziens concluderen, dat de zin: ‘En ik zou klewangwettende krygszangen slingeren in de gemoederen van de arme martelaren wien ik hulp heb toegezegd, ik, Multatuli’, dat deze zin niet letterlijk genoeg genomen kan worden. Waarschijnlijk was het Multatuli's opzet om zich, als Nederland in gebreke zou blijven het lot van de Javaan en van hemzelf te verbeteren, als een nieuwe Napoleon, Cortez of Garibaldi aan het hoofd te stellen van een Insulinde dat zich losgemaakt had van Nederland. Onder zijn leiding - noodzakelijk om het land voor afglijden in de chaos te behoeden, nu het voor zelfregering niet rijp was - zou de inlander niet meer mishandeld worden. Noch de inlandse hoofden, noch het Nederlandse gouvernement, noch de nationale en internationale vrij-arbeiders zouden de Javaan kunnen uitbuiten. Deze constructie verklaart de oproep tot de jongelingen, vrouwen en meisjes aan het slot van Vrye arbeid. Ze verklaart tevens waarom Multatuli daar bij de bespreking van het kultuurstelsel nadrukkelijk onderscheid maakt tussen het Nederlandse standpunt dat daaromtrent verstandig zou zijn en zijn eigen afwijzing van het stelsel. De constructie maakt ook Multatuli's vraag over het recht dat de Nederlanders hebben op de arbeid van de Javaan tot meer dan een losse flodder. Vooral op grond van zijn eigen uitspraken nemen wij aan dat Multatuli's zwijgen als schrijver in de laatste jaren van zijn leven een gevolg was van de moorddadige aanval die Johannes van Vloten op hem deed door de publicatie van | |
[pagina 15]
| |
Onkruid onder de tarwe in 1875. Ik geloof niet dat Van Vloten alleen verantwoordelijk is voor dat zwijgen. Diens aanval kwam in de periode dat Multatuli zelf begon te twijfelen aan zijn mogelijkheden als revolutionair - zie de geciteerde brief aan Boulet van 5 april 1876. Het verdwijnen van dat perspectief maakte zijn schrijverij geheel zinloos. Hij was immers niet geïnteresseerd in het schrijven van romans of leven van de pen. Hij schreef om medestanders te mobiliseren en revolutie te maken. |
|