| |
| |
| |
Willem Frederik Hermans
Toespraak bij de voltooiing van Multatuli's Volledige Werken
Koninklijke Hoogheid, Dames en Heren,
De uitgave van Multatuli's Volledige Werken in vijfentwintig delen, is gereedgekomen in vijfenveertig jaar. Derhalve, door gedurende vijfenveertig jaar gemiddeld elke twee jaar een deel te doen verschijnen, overtreft het tempo waarin de ongeduldige lezer ze in handen heeft gekregen, gemakkelijk de snelheid waarmee het Woordenboek der Nederlandsche Taal nog altijd de eindstreep niet bereikt.
Ons zou mogelijk een minuut stilte passen ter herdenking van al diegenen die, een jaar of veertig oud, vijfenveertig jaar geleden op de Volledige Werken van Multatuli hebben ingetekend en het slot, dat wil zeggen het zo hoogst noodzakelijke en zo smartelijk verlangde register op de vijfentwintig delen, niet hebben mogen aanschouwen.
Je moest jong zijn in 1950, om in geestdrift voor Multatuli's Volledige Werken te raken en er een spaarcentje voor opzij te leggen.
Maar dit betekent niet dat Multatuli een schrijver is alleen voor inmiddels oud, tot zeer oud geworden bewonderaars. Zijn Volledige Werken zijn evenmin juist bestemd voor hèn, als het Woordenboek der Nederlandsche Taal.
Ik denk dat de Muze er geen twijfel over heeft willen laten bestaan, dat deze twee reuzenboeken, het Woordenboek en de Volledige Werken van Multatuli, samen de top vormden van de piramide die alles bevat wat ooit in het Nederlandse taaleigen geschreven is. Hoe incompleet ook, het Woordenboek is deel van de top van die piramide en u weet allen dat toppen van piramiden zelden volledig zijn. Maar, fier en sterk wappert vàn deze top nu het volledige oeuvre van Multatuli vrolijk in de vaderlandse rukwinden.
Geen dag in de lange geschiedenis van deze editie is zo bijzonder als de dag van vandaag, nu de priesters van dit heiligdom, zich in de loop der decenniën menigmaal terecht afvragend of hun krachten voor het volbrengen van deze herculestaak niet te kort schoten, er toch in zijn geslaagd de eindstreep te halen en eindelijk vergrootglas, potlood, vlakelastiek, schaar en tekstverwerker hebben kunnen laten voor wat zij waren, en de vermoeide leden uitstrekken op het zachte gestoelte van deze Amsterdamse Stadsschouwburg. Onvermijdelijk maar verdrietig is het dat de bedenkers van de onderneming, E. du Perron en Garmt Stuiveling, dit ogenblik niet hebben kunnen bijwonen.
Nederland was, toen Multatuli een honderdvijfendertig jaar geleden voor het eerst van zich spreken deed, nog niet zo lang een echt volwassen natie: te vergelij- | |
| |
ken met Spanje, Frankrijk, Groot Brittannië, Denemarken of Zweden. Eeuwenlang had het eigenlijk de meeste overeenkomst vertoond met een rijke stadsrepubliek als Venetië, Genua of Florence, geregeerd, niet zoals het een volwassen staat betaamt, door een keizer, koning, of desnoods een groothertog, maar door een machthebber met een buitenissige benaming, als doge of gonfaloniere, in ons geval een stadhouder. Stadhouders, door de Fransen met een t geschreven en uitgesproken stathoudèr, dat wil zeggen door iedereen zo uitgesproken want Frans was de wereldtaal, stadhouders vond je nergens behalve tussen Oost-Friesland en de Schelde. De stadhouder regeerde een republiek, nee, zelfs enkele republieken, want er was ook een Friese stadhouder. Soms werd de stadhouder afgelost door een andere zonderling betitelde bovenbaas, de raadpensionaris, maar als deze in het hartje van Den Haag aan kleine stukjes was gesneden door ontevreden oranjeklanten, steeg er weer een stadhouder ten troon.
foto: T. Luiken
Aan deze staatkundige rommelwinkel kwam een begin van een einde, toen een broer van de Franse keizer Napoleon tot koning van Holland werd benoemd. Lang bleef hij dit niet. Ik sla nu maar een aantal verwikkelingen over. Eindelijk, eindelijk ontpopte de voormalige republiek der zeven provinciën, vergroot met de zuidelijke provinciën die er sinds 1579 aan ontbroken hadden, zich in 1813 tot een koninkrijk als een ander, het Koninkrijk der Nederlanden, en dit was groter dan alles wat er een beetje op geleken had, ooit was geweest. Het verkreeg ook de meeste overzeese gebiedsdelen die de voormalige republiek bezeten had.
Dit Koninkrijk der Nederlanden was wel heel wat anders dan wat wij er
| |
| |
nu onder verstaan. Het vormde een van de acht grootste mogendheden ter wereld. Als gevolg van de Napoleontische oorlogen was het straatarm. En straatarm bleef het, nadat al in 1830 de zuidelijke provincies weer afscheid van ons hadden genomen. Wat te doen? De uit de zeventiende eeuw stammende koloniën zouden, mits bekwaam tot ontplooiing gebracht, grote rijkdommen kunnen opleveren. In die verwachting werd de regering van het gekleineerde en verkleinde Koninkrijk der Nederlanden niet teleurgesteld.
En toen verscheen, in 1860, de roman Max Havelaar, onder het pseudoniem Multatuli geschreven door Eduard Douwes Dekker, een man die vele jaren in Oost-Indische gouvernementsdienst was geweest en dus geacht kon worden te weten waar hij over sprak. Zijn boek bevatte een vernietigend oordeel over de wijze waarop Nederland de gekoloniseerde Javanen behandelde en de vruchten van hun arbeid te gelde maakte.
Nederland was toen al haast een halve eeuw geen roversnest meer of zwaar bewapende handelsonderneming, maar een samenhangende, goed georganiseerde staat, niet in de eerste plaats een geldfabriek, maar een organisatie die het welzijn van al haar burgers had te dienen en te bevorderen. Deze bemoeienis strekte zich ook uit over de Javanen, in theorie tenminste. De ex-ambtenaar die Max Havelaar geschreven had, betoogde dat hieraan veel ontbrak. Hij meende dat zijn geschrift nuttige lering voor Nederland bevatte, dat Nederland zijn koloniën zou verliezen, wanneer het ze niet humaner en rechtvaardiger beheerde, even humaan en rechtvaardig als de stand van de Europese beschaving voorschreef.
Dit ongelooflijk uitzonderlijke boek, waarin voor het eerst in de Nederlandse literatuur een roman niet een verhaaltje voor kleine kinderen was, of een preek waarin alles wat iedereen al lang wist nog eens werd herhaald en alles wat van het algemeen aanvaarde afweek angstvallig vermeden, kortom een boek dat geheel buiten de Nederlandse provinciale letterkundige gebruiken viel, ook al doordat het was voortgebracht door iemand die vooral Frans had gelezen en bovendien in twintig jaar zo goed als nooit in Nederland was geweest, dit boek was dan ook niet in Nederland geschreven, maar in Brussel. Zelfs toen Douwes Dekker voorgoed naar Europa terugkeerde, had hij toch geaarzeld zich in Nederland te vestigen en na er een korte poos te zijn geweest, nam hij de wijk naar België. Een onschatbaar voordeel van de Belgische afscheiding was, en is nog altijd dat Nederlandse denkers en dichters die op hun geboortegrond de onaangenaamste gevolgen te vrezen hebben als zij meningen verkondigen die niet binnen de griffermeerde kaders passen, in België een niet al te uitheemse aan hun vaderland verwante omgeving kunnen vinden, waar hun eigen taal veelvuldig gesproken wordt en zij tamelijk rustig verder kunnen schrijven.
Een gedenksteen op de gevel van het huis aan de Brusselse Arenbergstraat dat de plaats inneemt van het hotel waar Multatuli Max Havelaar schiep, herinnert aan dit roemruchte feit. Maar ook later verbleef Multatuli, verbleven zijn vrouw, kinderen en vriendinnen, veelvuldig in België. Als het niet was in Brussel, dan
| |
| |
wel in Spa, waar zich een speelzaal bevindt die de berooide schrijver lange tijd de oplossing van zijn financiële moeilijkheden scheen te beloven. Scheen... verder dan de schijn is het nooit gekomen. Maar dit was mogelijk toch meer dan niemendal. Zelfs casino's waren er toen in Nederland niet. Nederland had hem weinig anders te bieden dan holle complimenten, geldgebrek, gezeur en bedrog, en zijn Havelaar werd niet algemeen geloofd.
Men achtte hem eerder een gevaar dan een weldoener en tot de staatsdienst is hij nooit meer toegelaten. Weinig zullen de Kamerleden, ministers, gouverneurs generaal al dan niet in ruste, beseft hebben wat de gevolgen zouden zijn van hun geringe bereidheid naar Douwes Dekker te luisteren. Zij hebben niet begrepen dat de man die Max Havelaar geschreven had, door woede en armoede gedreven, de pen wel van tijd tot tijd teleurgesteld in een hoek zou gooien, maar toch dikwijls genoeg weer zou oprapen om zijn vijanden jarenlang te overladen met zijn hoon.
Vrucht hiervan is een groot boekwerk in vijfentwintig delen. Het vieren van de voltooide uitgave, heeft ons vandaag in deze schouwburg bijeengebracht. Deze boeken bevatten niet alleen alle door Multatuli met het oog op publicatie geschreven verhalen, opstellen, aforismen en zo voort, maar ook zijn particuliere brieven en bovendien de antwoorden van zijn correspondenten. Voorts talrijke beschouwingen over hem, die in krant en tijdschrift verschenen.
Er bestaan ter wereld ettelijke archieven die alles of zo goed als alles bevatten wat een schrijver voortgebracht heeft, benevens alles wat zijn schrijversbestaan aan geschriften van anderen heeft uitgelokt. Maar zelden of nooit zijn dan al die teksten en documenten in één grote, vijfentwintig dundrukdelen omvattende uitgave alom verkrijgbaar gesteld.
Het Nederland waarin of in de omstreken waarvan Multatuli leefde, was een ander dan dat waarin zijn werk nu is herdrukt. Het was, alles bij elkaar groot en bezat grote koloniën, maar thuis, in Europa, woonden niet, zoals nu, vijftien miljoen Nederlanders. Het waren er niet meer dan vier miljoen, waarvan de helft lezen noch schrijven kon. Grote stappen voorwaarts maakte de beschaving in de negentiende eeuw. Kanalen werden gegraven, spoorwegen aangelegd, fabrieken gesticht, de uitbuiting van mensen die op het land of in de fabrieken, op de schepen, een schamele boterham moesten zien te verdienen, aan banden gelegd door nieuwe wetten. En ook de bewoners van ons Indië konden, waar meer en meer ambtenaren de invloed van Multatuli ondergingen, een menselijker behandeling tegemoet zien.
Was nu deze neiging tot, dit streven naar meer liefde tussen de mensen, tussen de volkeren, tussen mens en dier, een blijvende? Werd er niet over eeuwige vrede gedroomd, werd er niet gedacht aan verdragen die oorlog onmogelijk zouden maken?
Zeker.
| |
| |
En zullen wij, die ons met deze nieuwe boekuitgave in Multatuli verdiepen, het recht hebben te zeggen: de beschaafde wereld waarin wij nu leven, is voor een gedeelte zijn werk geweest? Hij heeft niet voor niets geleden en gestreden?
Alvorens iets dieper op deze vraag in te gaan, moeten wij twee punten wat scherper in het oog vatten.
Multatuli, die geen marxist was, die de geschriften van Karl Marx onzinnig en onleesbaar vond, was lange tijd juist onder marxisten zeer bemind. Zij vergisten zich in de betekenis van Marx, want Marx is failliet, maar zij hadden groot gelijk Multatuli te vereren die niet van Marx hield. De geschiedenis, opperrechter van Marx, heeft Multatuli gelijk gegeven.
Multatuli heeft er herhaaldelijk op gewezen dat hij geen antikolonialist was. Desondanks staat Max Havelaar bekend als een antikolonialistisch boek. En al was Multatuli geen antikolonialist, omdat hij de koloniën nog niet in staat achtte gelukkig te zijn zonder Europese leiding, dit nam niet weg dat hij in een latere druk van Max Havelaar de volgende dichtregels van zijn vriend Roorda opnam:
En als de zon in 't Oosten opdaagt
Knielt elk Javaan voor Mahomet,
Wijl hij het zachtste volk der aarde
Van christenhonden heeft gered.
De Javaan moge inmiddels door Mahomet gered zijn van de christenen, nu, meer dan honderd jaar nadat Roorda deze zang ontlokte aan zijn citer, beleven wij een tijd waarin niet alleen de schrijver Salman Rushdie, maar nog duizenden anderen van Mahomet moeten worden gered. Maar door wie?
Het zogenaamd zachtste volk der aarde heeft zich, in de voetsporen van het Nederlandse gezag getreden, op Oost-Timor en op Nieuw Guinea heel wat minder zacht getoond dan Multatuli zich ooit heeft kunnen voorstellen.
Heilbegerig heeft het Nederlandse volk, toen de Portugese provincie Angola zich losmaakte van de overige Portugese provincies, naar de profeet Sietse Bosgra geluisterd die het bezwoer geen koffie te kopen bij Albert Heijn, want die was door Angolese boertjes verbouwd en een rechtgeaarde antikolonialist zou daarvan dus geen druppel door zijn keel kunnen krijgen. Sinds 1974 is Angola geen Portugese kolonie meer, of provincie of wat dan ook, maar er groeit dan ook geen enkele koffieboon, terwijl de telkens geschonden wapenstilstands-overeenkomsten ervoor zorgen dat de blauwe bonen van de burgeroorlog de bevolking om de oren blijven vliegen.
De Franse kolonie Cambodja werd in eigen beheer van de bevolking genomen en enige miljoenen Cambodjanen hebben dientengevolge het leven gelaten.
Schandelijk was de Italiaanse overheersing van Somalië en Ethiopië, maar
| |
| |
nadat daaraan een einde was gekomen, werd de bevolking niet gelukkiger.
België regeerde Ruanda en Burundi. Wie deze landen nu regeert, is niet helemaal duidelijk, maar België in elk geval niet meer. En evenmin heeft de Nederlandse minister Pronk er veel constructiefs te vertellen. Door middel van de televisie hebben wij hem enkele maanden geleden kunnen aanschouwen te midden van anderhalf miljoen Ruandezen aan de oevers van het Kiwumeer. Aan slachtpartijen thuis ontkomen, lagen zij daar te sterven aan de cholera. En de Nederlandse minister van ontwikkelingssamenwerking, die daar niets te zoeken had behalve reclame voor zijn eigen baantje, sprak tot tweemaal toe, ik heb het zelf op de televisie gezien en gehoord: ‘Deze mensen moeten gemonitord worden.’
Zijn ze metterdaad gemonitord? Bange vraag. En zo ja, wat dan nog? Heeft dit gemonitord worden hun soelaas verschaft? Ik zou het u graag vertellen, als ik maar begrepen had wat de onvergelijkelijke bewindsman bedoelde.
Niet alleen onze medemensen worden door ons gemonitord.
Het Verenigde Europa, beschaafder dan ooit tevoren, verschaft ook aanzienlijke weldaden aan de dierenwereld.
Alle beschaafde landen kennen wetten tegen de mishandeling van dieren, en straffen die de dierenbeul bedreigen. Als desondanks schapen en kalveren onder helse omstandigheden in schepen geladen worden om in niet minder dan vijfentwintig uur zonder eten of drinken naar de slachtbank te worden gevaren, en als dierenliefhebbers de gedachte hieraan niet kunnen verdragen en tegen de gang van zaken protesteren, dan zijn het niet de dierenbeulen die geverbaliseerd worden, beboet en eventueel in de gevangenis geworpen.
Neen. Juist degenen die tegen dit walgingwekkende leed protesteren, worden afgerost door de politie en soms zelfs doodgereden.
Heeft dus Multatuli en hebben andere soortgelijke schrijvers die in woede ontstaken bij het zien van alle onrecht voor niets geleefd? Het is moeilijk hierover een onaantastbare uitspraak te doen, maar niet te betwijfelen valt het dat wij, zo lang hun boeken bestaan, toch altijd nog eens kunnen nadenken over wat zij verkondigden - en dat het ons troost, naar stemmen te luisteren die zich verheffen tegen de collectieve slechtheid in de wereld.
|
|