Nop Maas
Aanvullingen bij de annotaties bij Minnebrieven
Het annoteren van teksten is per definitie werk in uitvoering dat nooit definitief voltooid wordt.
In mijn annotaties bij Minnebrieven (Amsterdam/Antwerpen, Uitgeverij L.J. Veen 1992) wordt diverse malen gewezen op elementen uit de buiten-literaire werkelijkheid die door Multatuli in zijn boek verwerkt worden. De volgende gevallen kan men daaraan toevoegen:
Op p. 11 spreekt Multatuli over Oostenrijkers. Die noemt hij niet toevallig, want in 1861 doen veel speculanten hun Oostenrijkse waardepapieren van de hand. De Oostenrijkse staatsschuld is zo hoog opgelopen, dat allerlei geruchten de financiële wereld haar vertrouwen in deze papieren doen verliezen.
Op p. 57 vermeldt Multatuli anti-makassars voor de watersnood-loterij. Ter aanvulling moet daarbij vermeldt worden, dat deze watersnoodloterij een gigantische onderneming was. Tussen de 200.000 en 250.000 loten werden aan de man gebracht. De ongeveer 20.000 prijzen die beschikbaar gesteld werden, sierden in april 1861 een tentoonstelling in de gothische zaal te Den Haag. De prijzen bestonden uit giften van kunstenaars, voortbrengselen der nijverheid en handwerken van Nederlandse vrouwen. De duizenden handwerken werden op een grote hoop vertoond. ‘Wie weet wat een antimacasser door lieve vingeren geknoopt al zal kunnen uitbroeijen in het oude-vrijershoofd dat er op zal te rusten komen!’, verzucht Carel Vosmaer in De Nederlandsche Spectator van 27 april 1861.