Over Multatuli. Delen 30-31
(1993)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
[Nummer 30]Chantal Keijsper
| |
[pagina 4]
| |
waarneembaar bij de negentiende-eeuwse Multatuli-uitgaven.Ga naar voetnoot3 Verscheen de eerste druk van Max Havelaar (1860) nog in de gewone uitgave voor f 4,-; de laatst herziene druk van het boek kwam in 1881 voor f 2,40 (gebonden) in de handel. De Amsterdamse uitgever G.L. Funke die van 1871 tot 1881 Multatuli's werk publiceerde, voerde de goedkope produktie ver door. Hij verhoogde daarbij de oplagen naar vaak enige duizenden exemplaren. Multatuli werd mede hierdoor een volksschrijver. Bij de uitgevers F.C. Günst (1823-1886), R.C. d'Ablaing van Giessenburg (1826-1904)(opererend onder de firmanaam R.C. Meijer), J. Waltman Jr. (1839-1891), G.L. Funke (1836-1885) en Jacq. G. Robbers (1838-1925) (Uitgeversmaatschappij Elsevier) heeft Multatuli drukproeven van zijn werk gecorrigeerd.Ga naar voetnoot4 Hierin ging hij zeer conscientieus te werk. Hij gaf twee redenen voor zijn nauwgezetheid: in de eerste plaats dat de zetters hem vaak niet welgezind waren en vervolgens dat hij de vijandig gestemde critici geen voer wilde aanreiken voor een bijtend artikel. In een brief aan Funke formuleerde hij het aldus: Die noodzakelykheid van revisie is jammer, maar ik durf waarachtig niet anders! Doe me het genoegen [...] eens te laten nazien of de correctie nauwkeurig is uitgevoerd. [...] Oude fouten weertezien, bederft m'n oog en begrip. Vooral m'n eigen flaters ontsnappen my dan. Ge begrypt dat ik (altyd op voet van oorlog met het... schryvrenrot!) goed op m'n tellen moet passen. Ik mag geen oogenblik suf zyn. (VW, XV, 668) Tijdens de proevencorrectie liet Multatuli zich tevens in met de vormgeving van zijn werk. In brieven aan zijn uitgevers gaf hij zijn mening over de typografische uitvoering, waarbij hij niet schroomde de uitgevers zijn ongenoegen kenbaar te maken over de naar zijn mening doorgaans abominabele vormgeving van de volksuitgave waarin veel van zijn werk verscheen. Multatuli verlangde eigenlijk het onmogelijke: hij wilde zowel een luxueuze vormgeving als een lage prijs voor zijn boeken. De opmerkingen van Multatuli over de vormgeving van zijn boeken zijn van tweeërlei aard: enerzijds gaan zij over de esthetische kant van de typografie, anderzijds over de typografische middelen waarmee Multatuli de interpretatie van zijn werk probeert te beïnvloeden. | |
[pagina 5]
| |
Typografie als esthetisch principeMultatuli's opmerkingen over de esthetiek van de typografie gaan allereerst over het zetten. Deze worden behandeld in de paragrafen 1 t/m 4. Daarnaast maakt hij ook opmerkingen over de druk (paragraaf 5) en het papier (paragraaf 6). De ideeën met betrekking tot het zetten van zijn boeken handelen voornamelijk over: het nauw/wijd zetten (1), het begin van de hoofdstukken (2), het zetten van titelpagina's (3) en de lay-out van drama (4).
1. Multatuli prefereerde een wijde druk boven een nauwe druk. In de drukproeven markeerde hij met blauw potlood de plaatsen die volgens hem meer wit behoefden. Dit blijkt onder andere uit een brief aan Funke, waarin hij tevens uitlegt waarom hij op bepaalde plaatsen meer wit wil hebben: Laat u die blauwe streepjes (wat wit) niet hinderen. Eerstens vervallen er op andere plaatsen alinea's. Maar bovendien de druk is toch al klein en als alles zoo dicht op elkaar staat, wordt het lezen lastig. (VW, XVIII, 63) De volksuitgaven van Funke waren vaak zeer nauw gezet met het doel de kosten van het papier zo laag mogelijk te houden. Een voorbeeld van Multatuli's voorkeur voor een wijde druk is te lezen in een brief aan Funke waarin Multatuli hem complimenteert met het mooie zetwerk van de vierde (vermeerderde) druk van Over Vryen Arbeid in Nederlandsch Indië en de tegenwoordige Koloniale Agitatie (1873). Hij merkt daarna op: Eigenlyk wou ik wel dat de 5 druk Ideën ook zoo gezet was, maar dan hadt ge misschien te hooge uitgaven voor papier gehad, om 't goedkoop te kunnen geven. (VW, XV, 757) Zijn voorkeur beargumenteert hij vervolgens met: Voor myn smaak en oogen is die wyde druk veel mooier. (VW, XV, 757) Met de 5e druk van Ideën doelt Multatuli hier op de herdrukken van Ideën I en Ideën II die Funke in 1873 uitbracht. Beide bundels zijn op dezelfde (nauwe) wijze gezet. Wanneer we de druk van Over Vryen Arbeid vergelijken met die van de beide bundels Ideën, zien we inderdaad een duidelijk verschil in zetwijze. De wijde druk van Over Vryen Arbeid is bereikt door de keuze voor een bredere interlinie tussen zowel de regels als tussen de verschillende tekstpassages. Bij een gelijke letter meet Over Vryen Arbeid per vijf regels 2,13 cm. terwijl Ideën slechts 1,67 cm. meet. Daarenboven oogt de druk van Over Vryen Arbeid wijder doordat er minder tekst (13,9 cm.) op een iets groter formaat (20 × 13 cm.) is | |
[pagina 6]
| |
gedrukt dan bij de bundel Ideën, die 14,6 cm. tekst heeft op een formaat van 19,4 × 12,6 cm. (afb. 1 en 2).
Afb. 1. Uit: Multatuli, Over Vryen Arbeid (Amsterdam: G.L. Funke, 1873), vierde, vermeerderde druk.
Afb. 2. Uit: Multatuli, Ideën (Amsterdam: G.L. Funke, 1872), vijfde druk.
Multatuli toonde zich in het geheel niet tevreden met de vormgeving van de herdrukken van de beide bundels Ideën. In een brief aan zijn vriend S.E.W. Roorda van Eysinga noemde hij één van de bundels zelfs ‘een beroerde druk’. (VW, XV, 369) In 1874 verscheen bij Funke een herdruk van de derde bundel Ideën. Omdat Funke de hele reeks Ideën in dezelfde (goedkope) uitgave in de handel wilde brengen, verschilde deze druk dan ook niet van die van de vorige bundels. Over de uiterlijke verzorging van deze bundel was Multatuli geenszins te spreken. Aan Funke schreef hij: Dat nauwe zetten van dezen druk is me vreeselyk! Maar 't kan nu niet anders omdat de bundels I & II ook zoo zyn! - (VW, XVI, 415) Zoals is vermeld, bespaarde het nauwe zetten de uitgever een aanzienlijk bedrag aan papierkosten. Mede hierdoor kon Funke de prijs van gemiddeld f 4, - voor | |
[pagina 7]
| |
een bundel laten zakken naar f 2,60. Toen Multatuli bij de herziening van Max Havelaar en Ideën VI om een wijdere druk vroeg, zei Funke hem dat hij bij een wijde druk ofwel de oplage ofwel de prijs van de bundel zou moeten verhogen. Prijsverhoging was zijns inziens onmogelijk omdat de lezers reeds gewend waren geraakt aan de (lage) prijs van de volksuitgaven. Toch liet Funke Multatuli de keuze: Acht Ge 't evenwel onvermijdelyk al dat wit op te nemen, dan onderwerp ik er mij aan, doch ben dan verplicht mijne oplage grooter te nemen, om de bundels tot den ouden prijs te kunnen geven. Ik zou dit echter ongaarne doen omdat 't zoo kranig staat elke 2 of 3 jaren met een nieuwen druk op te treden. (VW, XVIII, 65) 2. Zowel aan Waltman als aan Funke vroeg Multatuli regelmatig of de zetters de hoofdstukken laag wilden laten beginnen. Als eerste uitgever wees Funke hem erop dat het laag zetten van hoofdstukken extra produktiekosten veroorzaakte. Multatuli had begrip voor diens handelwijze, maar hij vroeg toch af en toe, weliswaar op gematigde toon, om meer wit voor het begin van de hoofdstukken: [...] de eerste pagina [van Ideën IV, CK] begint veel te hoog. Dat staat leelyk. En ik kan dat niet veranderen omdat ik niet weet in hoeverre gy misschien om financiele redenen aan dat eene vel gebonden zyt. (VW, XV, 118) Een voorbeeld van een uitgave waarin de hoofdstukken wel laag beginnen, is de bundel Millioenen Studiën. Multatuli prees Waltman om de typografie van deze bundel, waaruit we mogen concluderen dat ook de zetwijze van de hoofdstukken in zijn smaak viel (afb. 3).
Afb. 3 Uit Multatuli, Millioenen Studiën (Delft: J. Waltman Jr., 1872)
3. Over het zetten van titelpagina's heeft Multatuli zich meerdere malen uitgesproken tegen zijn uitgevers. De bloemlezing die Funke in 1876 uitgaf, is zelfs voorzien van een geheel naar Multatuli's aanwijzingen vormgegeven titelpagina. Voor deze bloemlezing, die Multatuli samen met zijn vrouw Mimi samenstelde, beschreef Multatuli twee mogelijkheden voor het zetten van de titelpagina: | |
[pagina 8]
| |
Afb. 4. Brief Multatuli-Museum.
De brief ging vergezeld van een velletje, waarop Multatuli voorbeelden van lettertypen voor de titelpagina had geplakt. Hij liet Funke de keuze, maar sprak wel zijn voorkeur uit voor een ‘groot en mager’ lettertype (afb. 5). In zijn brief van 3 mei 1876 raadde hij Funke tevens aan geen leestekens op de titelpagina te laten drukken. Zonder leestekens stond het meer ‘lapidair’; in Frankrijk werden ook geen leestekens op de titelpagina geplaatst. Wèl moest volgens Multatuli het streepje tussen plaats en naam van de uitgever behouden blijven.
Afb. 5. Fragment van het voorbeeldvellletje dat door Multatuli werd bijgesloten in zijn brief van 3 mei 1876 aan Funke (Brief Multatuli Museum).
Afb. 6. Uit: Multatuli: Bloemlezing door Heloïze (Amsterdam: G.L. Funke, 1876).
| |
[pagina 9]
| |
Als we de bloemlezing erop naslaan, blijken alle aanwijzingen van Multatuli door de zetters te zijn opgevolgd. Funke nam Multatuli's opvattingen over typografie serieus en stimuleerde daardoor zijn ijver en enthousiasme. Waar mogelijk liet hij de zetters Multatuli's aanwijzingen opvolgen. Met deze ideeën wijkt Multatuli niet af van de heersende typografische conventies van zijn tijdgenoten, die het gebruik van veel verschillende lettersoorten zeer wenselijk achtten, waarbij zij voor de hoofdwoorden de meest in het oog springende lettertypen reserveerden.Ga naar voetnoot5 Het negentiende-eeuwse gebruik om de regels van de titelpagina de vorm van een urn mee te geven, is niet geheel doorgevoerd: de naam Heloïze heeft na de naam Multatuli de grootste letter gekregen (afb. 6). Wellicht wilde Multatuli de naam van de samenstelster meer naar voren halen.
4. Multatuli hield zich vaak bezig met de indeling van de pagina's als het om drama, versregels, noten etc. ging. Hij zocht in boeken naar voorbeelden, of schetste in zijn brieven de door hem gewenste zetwijze. Een voorbeeld hiervan is zijn uiteenzetting over de zetwijze van het drama Vorstenschool, dat voor het eerst werd gepubliceerd in de vierde bundel Ideën.Ga naar voetnoot6 Ik moet u zeggen dat ik veel gewurmd heb over de inrichting van 't zetten der namen van de sprekers, en over 't al of niet aangeven van toon, houding &c, Ik heb de twee eerste acten wel tweemaal op-nieuw gearrangeerd. (Ik meen nu niet de redactie, maar de inrichting). Er zyn nota bene vier manieren om de namen te plaatsen. (VW, XV, 143) Vervolgens geeft hij in zijn brief vier mogelijke zetwijzen: 1. alles vooraan: | |
[pagina 10]
| |
3. manier, vóór ieders woorden Zelf prefereert hij de vierde wijze. Dit lijkt in tegenspraak met zijn voorkeur voor een wijde druk. Waarschijnlijk heeft hij zich hierbij laten leiden door een verzoek van Funke om het gebruik van wit te beperken. In de volgende brief schrijft hij dat hij niet wil dat er met de uitgave van Vorstenschool ‘geknoeid’ wordt. En met knoeien bedoelt hij dan: ‘een enkele keer de naam voor de regels zetten’ (5-4-1872, VW, XV, 164). Als voorbeeld voor een goede zetwijze van toneelstukken noemt hij een uitgave van Schiller, waarvan de zetter door met wit te ‘spelen’, erin is geslaagd het ‘geknoei’ te vermijden. multatuli De ‘- - -’ zijn ‘rekbare witjes’. Hiermee doelt Multatuli op de verschillende maten wit die in een drukkerij voorhanden waren. Hij raadt de drukkerij aan twee ‘witten’ te gebruiken. Na het toneel volgen dan 2, respectievelijk 1,5 regels wit. Tussen de in een toneel voorkomende personen en de naam van de eerste spreker komt dan 1 of 1,5 regel wit. Door het wit te variëren, ontstaat vervolgens een speling van één regel, die Multatuli reserveert voor eventuele tekstuitbreiding. De plaats van de namen van sprekers lijkt hem (uiteindelijk) het beste in het midden van de regel.Ga naar voetnoot7
Wanneer we er de druk op naslaan, blijken de namen van de sprekers zowel in het midden als aan het begin van de regel voor te komen. Waarschijnlijk waren de zetters al te ver gevorderd om het drama opnieuw te zetten. De variatie in het gebruik van wit is daarentegen wel overgenomen door de drukkerij, en we zien dan ook nergens een naam in de marge geplaatst. Voor het juist uitvullen van de regels zijn ‘rekbare witjes’ gebruikt, zoals Multatuli had geadviseerd (afb. 7).
5. Over de kwaliteit van de druk heeft Multatuli zich slechts enkele malen uitgesproken. Mooi gedrukt vond hij de eerste uitgaven van Millioenen Studiën, Duizend en eenige hoofdstukken over Specialiteiten, Nog-eens: Vrye Arbeid in Nederlandsch-Indië (alle door Waltman uitgegeven) en de eerste bundel Ideën (door D'Ablaing verzorgd). De laatste noemde hij zelfs ‘heerlyk gedrukt’. De uitgaven | |
[pagina 11]
| |
tonen ons een uiterst verzorgde druk. Er zijn nauwelijks gebroken of vuile letters die het tekstbeeld ontsieren. Bovendien is de inktopname gelijkmatig, vallen schoon- en weerdruk mooi op elkaar, en is de moet nagenoeg weggeperst. Ook de kwaliteit van het zetwerk - de uitgaven zijn alle wijd gezet - en die van de papiersoort speelden een rol in zijn voorkeur voor deze drukken. (afb. 8).
Afb. 7. Uit: Multatuli, Ideën IV (Amsterdam: G.L. Funke, 1873)
Afb. 8. Uit: Nog-eens: Vrye Arbeid (Delft: J. Waltman Jr., 1870).
Als voorbeeld is gekozen voor een pagina uit de brochure Nog-eens: Vrye-Arbeid (afb. 8).
6. De kwaliteit van de papiersoorten waarop Multatuli's werk werd gedrukt, is evenals de kwaliteit van de druk, zelden onderwerp geweest van Multatuli's correspondentie met zijn uitgevers. De meeste boeken, en dan met name de volksuitgaven, werden niet op het zware papier gedrukt maar op het dunnere, want veel goedkopere papier. Voor enkele bundels werd door de uitgevers wel voor het zwaardere papier gekozen. Bij voorbeeld de eerste bundel Ideën (1862), die D'Ablaing vermoedelijk op papier van Van Gelder en Zonen liet drukken. Multatuli toonde zich zeer content met het papier en vraagt D'Ablaing om ook zijn toekomstig werk op dit papier te laten drukken. De vierde druk van Max Havelaar verscheen in 1875 op zwaar papier. Funke, die gewoonlijk op dun papier liet drukken, koos hier voor het zwaardere | |
[pagina 12]
| |
papier om toch enigszins aan de smaak van het publiek tegemoet te komen. Toch heeft publiek graag dik papier en een zwaar boek: eerst dan begrijpt men dat 't goedkoop is, vandaar dat de Vlamingen die voddige novelletjes van Conscience altijd op zulk dik papier drukken. Ook de Franschen doen dat. - Al is 't onpleizierig, toch moet men zulke dwaasheden wel volgen, omdat het goed geeft! - (VW, XVIII, 65) Multatuli was ingenomen met het zware papier voor zijn ‘Max’, maar hij meende wel dat dit papier eigenlijk een groter formaat behoefde.Ga naar voetnoot8 Met zijn voorkeur voor het zwaardere papier, sluit Multatuli aan bij de smaak van zijn tijdgenoten voor dit ‘duurder’ ogende papier.
Multatuli's voorkeur voor het (duurdere) verzorgde boek is evident. Hij was daarom ingenomen met de uitgaven die door D'Ablaing en Waltman werden verzorgd. Zij besteedden immers veel aandacht aan de uiterlijke verzorging van zijn boeken en spendeerden daarbij meer geld aan materiaalkosten dan bijvoorbeeld Funke. De opkomst van de volksuitgave werd, zoals we hebben gezien, door Multatuli niet met open armen ontvangen. Typografie was volgens hem een kunstvorm. Er diende aandacht aan te worden besteed, en er was ‘smaak’ voor vereist. Met zijn voorkeur voor de ‘gewone’ uitgave sluit Multatuli aan bij de heersende typografische conventies van de negentiende-eeuwer die weliswaar een heftig schoonheidsverlangen kende inzake de typografie, maar die zich door de nieuwe produktiemethode en de hoge verkoop, met tegenzin gedwongen zag tot publikatie in de volksuitgave. De schoonheidszin van de negentiende-eeuwer blijkt uit de typografie van de luxe-edities waarin onder meer almanakken, salonboeken en damesboeken verschenen. Deze tegenwoordig enigszins potsierlijk aandoende, maar uiterst verzorgde boeken genoten, blijkens de correspondenties met zijn uitgevers, ook Multatuli's voorkeur. De bloemlezing die D'Ablaing in 1865 uitgaf, werd door hem een ‘prachtuitgaaf’ genoemd. Op elke pagina treffen we randversierselen en arabesken aan die, evenals het vignet op de titelpagina, in rood zijn gedrukt. Daarnaast zijn gefigureerde titelkapitalen gebruikt. Het papier is gezien de mooie druk, van goede kwaliteit (afb. 9). De door Funke in 1876 uitgegeven bloemlezing is duidelijk minder duur uitgevoerd. Er is niet voor een kleurendruk gekozen, de hoeveelheid wit op de pagina's is beduidend minder, en het werkje is daarbij in een kleinere letter gezet. Toch toonde Multatuli zich content met de uitgave,Ga naar voetnoot9 waarvoor Funke speciaal stempels had laten snijdenGa naar voetnoot10 (afb. 10). | |
[pagina 13]
| |
Afb. 9. Uit: Multatuli, Bloemlezing (Amsterdam: Firma R.C. Meijer, 1865).
Afb. 10. Uit: Multatuli, Bloemlezing door Heloïze (Amsterdam: G.L Funke, 1876).
| |
Typografie als functioneel principe1. Een van de interessantste aanwijzingen voor het zetwerk wordt door Multatuli gegeven bij het ‘Golgothasprookje’, het derde sprookje dat in Minnebrieven is opgenomen.Ga naar voetnoot11 Dat ding zal veel besproken worden en ik sta er dus op, dat het juist worde zooals ik 't meen. (VW, X, 485) Hij vraagt de drukkerij het sprookje ‘zóó te drukken dat de regels niet afgebroken worden’ (VW, X, 485). Daarnaast verzoekt hij de drukkerij om tussen de afgebroken regels van het gesprek een regel wit te laten. Hij geeft hierbij een voorbeeldpassage: | |
[pagina 14]
| |
Niet de tusschenzinnen tegen Jochebed. Ook niet het Als reden voor deze verzoeken geeft hij: Er is wildheid in m'n Jamben. Ik brokkel expres hier en daar (staccato!) maar juist daarom moet de typographie mij te hulp komen om geen brokkeling te geven waar 't niet noodig is voor 't effect. (VW, X, 485) Hij beklemtoont zijn verzoek nog eens met: Er ligt veel belang in de typographische uitvoering van dat ding, juist omdat het zoo wild is. (VW, X, 485) Wanneer we er de druk op naslaan, blijkt de zetter Multatuli's instructies te hebben opgevolgd. Ook aan de vraag om bij de afgebroken regels van het gesprek een regel open te laten, is gehoor gegeven. Voor het juist uitkomen van de zinnen die op een regel moeten passen, heeft de zetter gebruik gemaakt van de techniek van het zetten van poëzie, waarbij de zetter ‘eene der langste regels [zet] en vult die naastenbij in het midden uit, voor het begin der regels iets minder dan aan het einde, terwijl men, de regels, die op elkaar staan, gelijk houdt’.Ga naar voetnoot12 Bij Minnebrieven is deze zetwijze toegepast om de ‘wilde’ inhoud in een ‘rustige’ vorm te gieten (afb. 11).
2. Bij de eerste bundel Ideën (1862) gaf Multatuli eveneens instructies voor het zetten van versregels. Ik zie nu in dat de vers-regels door mijn eigen schuld niet goed gezet zijn. Dit moet dus nog veranderd worden, vooral daar er later meer zullen komen en 't dus van belang is dat eens en voor altijd goed te regelen. (VW, XI, 38) Het gaat hier niet om echte versregels maar om eenregelige Idee-nummers die zich als versregels gedragen. Multatuli raadt de drukkerij (Kröber) aan om de regel vol te zetten, en vervolgens de overschietende tekst onder het laatste woord of de laatste woorden van de vorige regel te plaatsen. In een brief aan D'Ablaing (VW, XI, 38) geeft Multatuli een aantal voorbeelden van deze zetwijze (afb. 12). De drukkerij blijkt zijn aanwijzingen te hebben opgevolgd (afb. 13). | |
[pagina 15]
| |
Afb. 11. Uit: Multatuli, Minnebrieven (Amsterdam: F. Günst. 1861).
Genoemde zetwijze correspondeert met Multatuli's voorkeur voor een wijde druk. Hij prefereert het afbreken van een woord of zin boven het inschikken met als doel het laatste woord of de laatste zin respectievelijk op één regel of één pagina te kunnen plaatsen. Bij zijn toekomstige uitgevers zou hij dit verzoek nog regelmatig herhalen. Bijvoorbeeld aan Funke, aan wie hij schrijft: Veel zetters doen hun best een vollen zin op den regel te dringen, of daartoe uittezetten. Ik weet dat men soms schipperen moet, maar vind beter zich toeteleggen op afbreken van woord of zin, dan op pas maken met een regel. (VW, XV, 92) In 1865 verscheen er bij D'Ablaing een herdruk van de eerste bundel Ideën. We zien bij deze derde oplageGa naar voetnoot13 dat de drukker het probleem van de eenregelige Idee-nummers heeft opgelost door de betreffende regels in een kleiner corps te zetten (afb. 14). Multatuli heeft de tekst voor deze herdruk niet herzien; de keuze voor deze zetwijze heeft dus bij de uitgever of drukker gelegen. Voor de vijfde druk van de bundel, die in 1872 bij Funke uitkwam, is een kleinere marge gekozen waardoor de eenregelige Idee-nummers probleemloos in hetzelfde corps als de tekstletter, op één regel pasten (afb. 15).
3. Bij toeval ontstond Multatuli's voorkeur voor een abrupte beëindiging van een pagina. Dit gebeurde tijdens het drukken van de eerste aflevering van Ideën I. Om zijn risico's te spreiden, gaf de negentiende-eeuwse uitgever met name de dikkere, en dus duurdere boeken, in losse afleveringen van enkele katernen uit alvorens de gehele bundel in de handel te brengen.Ga naar voetnoot14 De boekband en titelpagina verkreeg | |
[pagina 16]
| |
Afb. 12. (Kopie Multatuli-Museum).
Afb. 13. Uit: Multatuli, Ideën, eerste bundel (Amsterdam: Firma R.C. Meijer, 1862).
Afb. 14. Uit: Multatuli, Ideën, eerste bundel (Amsterdam: Firma R.C. Meijer, 1865), derde
| |
[pagina 17]
| |
de klant bij de laatste aflevering. Nu gebeurde het dat vel 6 - het laatste vel van de eerste aflevering van Ideën I - plotseling werd afgebroken toen Multatuli besloot het volgende vel schrijfs niet te laten drukken. Hij schrijft dan aan D'Ablaing: Ik geloof dat vel zes goed is, vooral als slot. Juist door 't afbreken midden in een zin moet men om te oordeelen, 't vervolg lezen. Ik zou 't nu niet anders willen. Als ik had gesloten, kon men mij rekenschap vragen van wat ik oversloeg nu niet. Ieder is genoodzaakt te zeggen: Welnu, de man heeft immers niet uitgesproken (VW, XI, 45-46)
Afb. 15. Uit: Multatuli, Ideën, eerste bundel (Amsterdam: G.L. Funke, 1872).
En: Ik vind er iets rustigs in dat ieder ziet dat er méér komt. (VW, XI, 46) De abrupte beëindiging van een slotpagina van een aflevering zou in de toekomst niet meer ter sprake komen in Multatuli's brieven aan zijn uitgevers. Multatuli gaat hierna echter wel herhaaldelijk verzoeken om de slotzin van pagina's en van alinea's af te breken. Bij de herdruk van Ideën III in 1876, motiveert hij dit als volgt: Zetters hebben vaak de hebbelykheid om 'n blz. te doen eindigen met 'n kompleete alinea, of kompleeten zin, wat juist verkeerd is. De lezer meent dan dat het onderwerp uit is. Juist het afbreken van 'n zin doet dóórlezen op de volgende blz. (VW, XVIII, 338) Multatuli wijkt met deze opvatting af van de typografische conventies van zijn tijd. De negentiende-eeuwse handboeken geven juist aan dat er ‘geen uitgang boven aan de pagina [mag] komen, maar wel eene pagina met een nieuwe regel [mag] eindigen: mits hij door geen hoofdstuk, artikel of iets dergelijks worde voorafgegaan, want in dit geval is men verpligt, op zijn minst drie regels tekst te bezigen, men mag geene staartpagina van drie regels zetten, of dit moet volstrekt niet anders kunnen gevonden worden’.Ga naar voetnoot15 In het licht van deze traditie mag het niet verwonderlijk genoemd worden dat Multatuli de zetters steeds opnieuw moest vragen om het afbreken van zinnen, alinea's en pagina's. | |
[pagina 18]
| |
4. Tijdens de proevencorrectie van Over Vryen Arbeid (1862), schreef Multatuli D'Ablaing hoe hij het benadrukken van een tekstpassage in druk gerealiseerd wilde zien. Pomp enz wou ik proberen zooals ik 't nu veranderd heb. en voorts 5 woorden vet en de rest gewoon. Nu staat het niet bont en toch ferm. (VW, XI, 35) Multatuli vraagt hier de vorm te laten bepalen door de betekenis van de tekst. De lezer wordt door de typografie gedwongen de passage op de juiste wijze (dit is: Multatuli's wijze) te lezen. De drukker volgde de aanwijzingen op; de vet gedrukte passages springen direct in het oog (afb. 16). De drukker was F.C. Günst, die we vooral kennen als drukker èn uitgever van Minnebrieven (1861). Ook in deze bundel is gebruik gemaakt van een vette letter om bepaalde woorden te benadrukken, namelijk voor de briefhoofden, waardoor ze veranderen in heftige termen (afb. 17). In de briefwisseling tussen Multatuli en Günst komt deze kwestie nergens ter sprake. Het is echter niet onwaarschijnlijk dat Multatuli hier ofwel met Günst over gesproken heeft - zij zagen elkaar in deze tijd regelmatig -, ofwel deze zet-wijze heeft aangetekend in de kopij van Minnebrieven. | |
Tot besluitMet zijn ideeën over typografie als esthetisch principe sluit Multatuli aan bij de vigerende conventies van de negentiende-eeuwers. Hij wijkt echter herhaaldelijk af van de opvattingen van zijn tijdgenoten waar het gaat om typografische middelen waarmee hij de semantische kant van zijn werk wilde beïnvloeden. Dit brengt ons op de hedendaagse typografische uitvoering van Multatuli's oeuvre. Wanneer we bijvoorbeeld de zetwijze van de besproken passages uit Minnebrieven (1861) en Over Vryen Arbeid (1862) vergelijken met die van de desbetreffende passages uit de Volledige WerkenGa naar voetnoot16, waar is gekozen voor een nieuwe typografische vormgeving, zien we een gewijzigd tekstbeeld. De in een vette tekstletter gezette passages waar Multatuli de nadruk op wilde leggen, zijn in de Volledige Werken vervangen door een kapitaal. Mijns inziens is het effect van de ‘wilde inhoud’ hierdoor volledig verloren gegaan (afb. 18). Oversteegen geeft in zijn studie naar Multatuli's literatuuropvattingGa naar voetnoot17 de vetgedrukte passages uit de vroege drukken van Minnebrieven en Over Vryen Arbeid als een voorbeeld van de ‘onrust’ in Multatuli's oeuvre, die zozeer aansluit bij Multatuli's poëtica dat men zich af mag vragen of hij een zo gelijkmatige presentatie als de ons vertrouwde aanvaardbaar gevonden zou hebben.Ga naar voetnoot18 | |
[pagina 19]
| |
Afb. 16. Uit: Multatuli, Over Vryen Arbeid (Amsterdam: Firma R.C. Meijer, 1862).
Afb. 17. Uit: Multatuli, Minnebrieven (Amsterdam: F. Günst, 1861).
Wat Oversteegen hier veronderstelt op poëticale gronden wordt ondersteund door de typografische opmerkingen die Multatuli zelf maakte. Omdat Multatuli's opvattingen over typografie als kunstvorm uitgingen naar een verzorgde vormgeving van zijn werk, lijkt de keuze voor een nieuwe typografie gerechtvaardigd. Evenwel ben ik van mening dat de tekstpassages waarbij Multatuli de typografie gebruikte om een juiste lezing van de inhoud te bewerkstelligen, zoveel mogelijk de originele zetwijze moet worden behouden bij nieuwe drukken. Dan pas wordt een lezing zoals Multatuli die beoogde, mogelijk. | |
[pagina 20]
| |
Portret W. Witsen
|
|