[Nummer 18]
P. Spigt
Multatuli - een mentaliteit
Wij herdenken op 19 februari 1987 natuurlijk niet de dood van Multatuli, maar veeleer zijn leven en werken waaraan daarmee een einde kwam. Hij wílde die dood, want hij was erg moe en werkelijk uitgestreden. Al ruim tien jaar tevoren had hij zijn pen neergelegd en in de ontwikkeling van de tijd was hij naar de rand van de strijd in de maatschappij verschoven. De arbeidersbeweging, in vakbond en politieke partij, begon vormen van organisatie te vinden die hem in zijn eigenlijk feodaal streven van een verlicht despotisme - ‘macht om goed te doen’ - geheel vreemd waren.
In het begin van deze eeuw werd het door vóórmannen van het letterkundige en sociale leven - die tegelijk erkenden door Multatuli sterk beïnvloed te zijn - dan ook duidelijk uitgesproken: de literaire beweging van na 1880 en de socialistische organisaties van omstreeks diezelfde tijd hadden Multatuli vrijwel doen vergeten.
De oprichting, in 1910-1911 van het Multatuli Museum - door meest oudere heren - bewijst niet zozeer een levendige belangstelling voor Multatuli als veeleer een manmoedige poging van trouwe vereerders om hem in de aandacht te brengen.
Merkwaardig is het dat er in de dertiger jaren van deze eeuw een onmiskenbare, vruchtbare herleving van de Multatulistudie en -beschouwing optrad - in een tijd dat de sociaalpolitieke organisaties duidelijk in een crisis verkeerden. Ik heb de indruk dat er zich in de huidige, tachtiger jaren wéér zo'n renaissance voltrekt, ten bewijze waarvan de komende huldigingen, herdenkingen maar vooral de recente en verwachte publicaties kunnen strekken.
Opvallend is het daarbij dat het - afgezien van zijn schitterende hoewel wat gedateerde stijl - niet om de letterlijke strekking van zijn denkbeelden op allerlei gebied kan gaan. Naar de letter is hij uiteraard ten dele verouderd of niet goed woord voor woord bruikbaar.
Maar er is iets geheel anders. Ik herinner me heel duidelijk de uren dat ik meedeed aan de redactie, in het bijzonder de correctie van de drukproeven van het Volledige Werk, in het begin van de vijftiger jaren.
Er waren dan gelegenheden dat er getweeën, zittend tegenover elkaar, teksten minutieus moesten worden vergeleken met drukproeven. Dat waren vaak bladzijden die ons inhoudelijk niet meer zo erg interesseerden, ook al doordat het de vierde keer was dat we ze bewerkten. Maar herhaaldelijk