ken ook de door u aangehaalde passages, maar het afdoen van schulden hoe ook, komt er telkens bij te pas. Zeker, het was naif om te onderstellen dat het gouvernement veranderd zou worden, want eer keert de Rijn weer tot zijn boorden, eer zoo iets zou gebeuren. Onder den indruk van zekere omstandigheden, onder den druk die loodzwaar op iemand ligt, kan men wel eens wat zeggen wat men eigenlijk niet meent en waarover men dan spijt gevoeld. De mensch is een wonderlijk saamgesteld wezen, die zoo totaal anders kan handelen het eene of het andere oogenblik, naar gelang van stemming of wat ook. De held, die geprezen wordt over een of andere daad die hij volbracht en daardoor misschien de redder werd van velen, is soms het volgende oogenblik een lafaard, die niet anders dan minachting kan inoogsten. Zoo herinner ik mij den man hier (van Reenen) die anderen redde uit een put, door een zandverschuiving ingestort en die in zijn huiselijk leven een beroerling was van de ergste soort. Terwijl zijn lof werd uitgebazuind in alle bladen en men gelden inzamelde voor den edelen menschenvriend en redder, leerde de nadere kennismaking wat voor sujet dat was.
En het omgekeerde is ook waar en daarom voegde ik er ook bij: niemand is altijd moedig. Maar voor mij is de hooge waarde van Dek vooral gelegen in hetgeen hij ons gaf en dit zal blijven voortleven. Wij mogen dankbaar zijn voor hetgeen hij ons schonk en al zouden wij nog meer wenschen misschien, wij vragen dan het onredelijke, meer dan men verlangen kan of mag. Juist omdat wij geen heiligen kennen, juist daarom staat het ons vrij ook de feilen van iemand na te gaan.
Eigenaardige spelingen van het lot hebben soms plaats. Dat ondervond ik nu weer. Gij moet dan weten dat bijna gelijktijdig met de post uw brief kwam met afkeuring van hetgeen ik schreef over Multatuli en een brief van mijn jongsten broer, die het in mij veroordeelde dat ik gesproken had van den beruchten Duymaer van Twist, terwijl ik dezen toch had leeren kennen van een nobele zijde. Gij weet misschien dat mijn vader bevriend was met Duymaer v. Twist, met wien hij zat in de kommissie van Nederlandsch Mettray en dat hij bij hem aan huis op Rande bij Deventer gestorven is. Hij heeft zich toen allerliefst gedragen tegenover ons, maar wat kon men anders verwachten van een goed vriend? Deze daad werpt niet om wat hij misdeed in de zaak-Multatuli.
Zooals ik zei: de mensch is een raar wezen, dat men nooit zal doorgronden. Ik heb rechterlijke ambtenaren gekend, die zich zeer laaghartig gedroegen tegen beklaagden en ze hondsch behandelden, wat te minner is omdat zij zulke menschen totaal in de macht hadden en die thuis zoo allerliefst waren in het huiselijk verkeer met vrouw en kinderen, dat men niet begrijpen kon met dezelfde menschen te doen te hebben.
Wat ik aan 't slot van mijn brochure Multatuli als Ketter bij uitnemendheid heb gezegd, nl. dat ik Multatuli beschouw als den man, die als leermeester voor mij is geweest in zoovele opzichten en dat ik steeds zijn eer hoog zal houden, dat zeg ik nog steeds, maar waar ik vlekken zie, daar mag ik ze niet