Wereldpolitiek
De Anti-Duitsche Politiek van Frankrijk
De politiek der moderne landen is tot hiertoe een roofdieren politiek geweest. Daar een kittelig nationalisme in feite de internationale betrekkingen regelde, en het ‘struggle for life’ en ‘ôte toi de là que je m'y mette’ de eenige nageleefde princiepen waren, zullen wij de politieke aktie van Frankrijk, dat op dien regel ook geen uitzondering maakte, niet ideel of ethisch beoordeelen en ons beperken tot het nagaan van de technische vaardigheid en de bekomen resultaten dier politiek. Van 1871 tot 1914 heeft Frankrijk wellicht langs diplomaischen weg de meeste voordeelen behaald. Zonder toverdrijving mag men vaststellen dat zijn degelijke politiek niet weinig heeft bijgedragen tot het voor het land niet-katastrofisch einde van den Wereldoorlog. Na 1871 bestaat er voor de eerste maal een sterker landmacht in Europa: Duitschland. Die overmacht is niet enkel potentieel doch heeft zich daad werkelijk doen voelen in 1870 en op ekonomisch gebied gaa het na den oorlog al niet beter dan op militair terrein gedurende den veldocht.
Dan begint de Quai d'Orsay te werken. Wat Frankrijk alleen niet kan zal het met bondgenoten verwezenlijken. Eerst wordt Rusland gepolst. Na 1870 was Rusland absoluut nie vijandig gestemd tegen Duitschland. Jarenlange wapenbroederschap en niet uiteenloopende belangen werden versterkt door een militair akkoord. Frankrijk verandert dit alles; op eenige jaren wordt Rusland neutraal en daarna beslist vijandig tegen Duitschland. De gevolgen van dien diplomatischen troe zijn niet te onderschatten. Daar Frankrijk weer een vriend heeft tusschen de Europeesche groot-machten neemt de isolatie van 1870 een einde. De macht tegen Duitschland wordt grooter en dit niet alleen numeriek maar ook strategisch, want in geva van oorlog zal de Reich verplicht zijn strijd te voeren op twee fronten. Er valt ook nog op te merken dat door dit meesterstuk het initiatief der diplomatische aktie in fransche handen overging. Na die eerste overwinning komt Engeland aan de beurt. Er gebeurde in Europa niets zonder de toestemming van Londen. Een verbond met Engeland beteekent volkomen veiligheid. Benevens de hulp van het kolossaal Britsche rijk genoot Engeland's gealliëerde van de diensten van het ‘Foreign office’ dus van de allerinvloedrijkste diplomatische dienst van de wereld. Frankrijk gelukte erin Engeland in het Franko-Russisch verbond te krijgen. Van dien dag was de veiligheid bereikt tegen Duitschland in zooverre dit in een gewapend en nationalistisch Europa mogelik was.
Frankrijk heeft tot hiertoe enkel een dijk tegen de Duitsche macht gebouwd en slechts negatief werk verricht. Het ageervermogen van Duitschland blijft echter bestaan en zoekt zelfs nieuwe terreinen buiten Europa. Als Duitschland er kan in gelukken een sterk koloniaal rijk te scheppen dan is al het werk der fransche diplomatie te vergeefs. Daarin ligt voor de Reich het eenige middel om spijts de uitsluitingspolitiek der Entente, ten slotte toch de bovenhand te krijgen. Daarom tracht Frankrijk met Engeland al de landen in te palmen die het eventueele Duitsche koloniaal rijk zouden kunnen vergrooten. Hier ook is het succes onbetwistbaar: Indo-China, Madagaskar, Marokko worden Fransch; Zuid-Afrika Engelsch, kortom bijna geen enkele streek van waarde komt onder Duitsch bestuur.
Toch zijn deze schoone resultaten niet uitsluitend te wijten aan het behendig personeel der Fransche diplomatie. De omstandigheden hebben er zeer veel toe geholpen. Vooreerst het feit dat Frankrijk niet meer de grootste landmacht was, droeg veel bij tot de fransch-engelsche toenadering. Engeland immers is a-priori de vijand van elk proëminent rijk in Europa en vooral geldt dit voor Duitschland waarvan de ekonomische bedrijvigheid zoozeer te duchten was. De ‘Entente Cordiale’ was een logisch en noodzakelijk gevolg van dien toestand. De aanwerving van zooveele nieuwe koloniën gedurende de laatste veertig jaren geschiedde ook grootendeels dank zij de welwillende neutraliteit van Groot-Britanië dat liever die streken in Fransche handen zag dan in Duitsche; dit als een onrechtstreeksche belemmering van Duitschlands uitbreiding. Doch de fransche diplomaten die zoo goed dit alles hebben ingezien, en er zoo'n partij wisten uit te trekken, dienen geprezen. Vooral omdat zij zonder substratum hebben moeten werken. Immers buiten de oude fransche prestige en de kapitaalkracht van het land hadden zij absoluut geen machtsfactor om hun politiek op te steunen. Hierin is Frankrijk juist de tegenvoeter van Duitschland geweest. De duitsche politiek kon beschikken over een sterk leger, eene industrie en een handel wiens degelijkheid boven alle concurrentie stonden maar die meestal hebben moeten dienen om de flaters der duitsche politiek te herstellen door de eenige hulp waartoe zij in staat waren: imponneren door bedreiging. Frankrijk daarentegen heeft zich ondanks zijn miezerige handel en industrie, ondanks zijn niet half zoo sterk leger weten te handhaven juist dank zij zijn diplomatie. Duitschland heeft moeten de vrienden (Oostenrijk, Italië) aannemen die Frankrijk zelf niet wilde en de ommekeer van Italië in 1915 bewijst dat de Wilhelmstrasse zelfs deze landen niet goed wist te bewerken.
De toestand die het gevolg is van den oorlog heeft de fransche diplomatische strekking scherp omlijnd en tot het uiterste gedreven. Frankrijk tracht nu met nog minder reëele macht nog meer te bekomen. Volgens de Quai d'Orsai bestaat het duitsche gevaar nog immer. Frankrijk heeft dus door zijne overwinning nog niet verkregen wat het wenschte, namelijk: de handen vrij om een eerste landmachtpolitiek te kunnen voeren in Europa. Het door de geallieerden overwonnen Duitschland blijft numeriek en ekonomisch ver uitsteken boven de andere Europeesche staten. Frankrijk daarentegen is achteruit gegaan; anderhalf millioen dooden, tien verwoeste departementen en een steeds dalende nataliteit zullen het zeker niet vooruithelpen. De overwinning van 1918 is een overwinning ‘à la pyrrhus’ nog zoo een en Frankrijk ware volkomen uitgeput. De leiders staan dus voor een angstwekkend dilemma, ofwel de grootmacht politiek laten varen en een tweede rangstaat worden ofwel de ‘à giorno’ politiek voortvoeren spijts de kleine reëele macht. De eerste hypothese is benevens redenen van sentimenteelen aard ook praktisch onaaneembaar omdat zonder groot doel de krachtinspanning weldra tot niets zal vervallen en het land nog meer achteruit doen gaan. Wat de spijts alles en door alles gehandhaafde grootpolitiek betreft, deze is wellicht nog beter, zij kan tenminste de krisis tijdelijk afweren. Nu Duitschland door de bestaande traktaten, afschaffing van leger en vloot enz. tijdelijk is verlamd maakt Frankrijk daarvan gebruik om zijn