Het oudt Haerlems liedt-boeck, inhoudende vele historiale ende amoureuse liedekens
(1680)–Anoniem Oudt Haerlems liede-boek, Het– AuteursrechtvrijStem: Dartel Venus Wicht.
Maegt.
HEmels Oppervooght,
Ach! aenhoort mijn klachten,
Die ick dagh en nachten,
Stuur tot u O Heer!
Den Vyandt tracht mijn maegdom te verkrachten,
En te krencken al mijn roem en eer,
Ach helpt u teere Maeght,
Groote Godt siet neder,
Ach herstelt u Dienstmaegt eenmael weder,
Mijn geroep en vrees,
Maeckt mijn stemme hees, En teder.
Een verlate Maeght kom tot u gevloden,
Grooten Godt der Goden,
Nu in dese tijdt,
Ick heb u hulpe grooten Heer van nooden,
Toont dat ghy als noch d'selve zijt,
Die my in 't beswaer,
| |
[pagina 54]
| |
Door het huys Nassouwe,
Over hondert Iaer,
Noch heb behouwen,
En mijn eer behoedt,
Door 't Oranje bloedt, Getrouwe.
Prins van Oranjen.
Wel wie hoor ick daer,
Ach soo droevigh klagen,
Met een geest verslagen,
Tot den Opper-Heer,
Zijt ghy 't mijn Lief, die nu so lange dagen,
Hebt gelegen in een groot verseer,
Grijpt moet schoone Maeght,
Bloem der Nederlanden,
Ick sal u laten niet in schanden,
Maer met al mijn kracht,
Breken 's Vyandt macht, En banden.
Als een Herder trouw,
Zal ick u behoede,
Zoo langh als mijn bloede,
Rust in dese Ziel,
Ick sal gestadigh in het Harnas woeden,
Tegen al des vyandts groot gekriel,
U huerlinge die gaen,
Vluchten achter Straten,
Nu de Wolf genaeckt,
Sy u verlaten,
Maer Oranje groot,
Zal u totter doodt, Niet haten.
Maeght.
Ghy verquickt mijn Ziel,
Edel Vorst Oranjen,
Sult ghy in Campanjen,
Treden voor mijn Thuyn?
Gelijck u Ouders deden tegen Spanjen,
En verheffen weer mijn hooft en kruyn,
Welkom o Vorst,
Daer ick langh na trachte,
Maer door heersucht was belet mijn machten,
Doch 't belieft de Heer,
Hy sent hulpe eer, Ick 't dachte.
Ach! als Ademloos
Was ick in dees dagen,
| |
[pagina 55]
| |
Mijn Speelnoots verslagen,
Greep men uyt mijn Hof,
Ick heb'er drie uyt mijnen thuyn sien jagen,
En haer kroon en eer sien nemen of;
Gescheurt, gesleept, gesleurt,
Onder Vyandts handen,
Ick verwachte beurt mee aen dees schande,
Maer Oranjens schijn,
Stelt nu Godt voor mijn, Te pande.
Prins.
Weest gerust mijn Bruydt,
Ick sal u beschermen,
Met mijn stale armen,
Als een Prince goet,
Ick sal gelijck mijn Ouders door u kermen,
Mee opsetten leven, goet en bloedt,
Voor u, en u geslacht,
Sal ick nacht en dagen,
Houden vlijtigh wacht, En sorge drage,
Dat ghy nimmermeer,
Over uwen Heer, Sult klagen.
Ick sal uwen Thuyn,
Weder doen vercieren,
Met de reyne dieren,
Die zijn uyt gejaeght,
Ick sal u Staet weer geven d'oude swieren:
Soo het onsen opper Heer behaeght,
Ik sal met mijn Oom haest een vrede sluyten,
En 't verraders bloedt haest jagen buyten,
Of haer leggen af,
En in 't doncker graf, Besluyten.
Hollandtsche Maeght.
Moedigh Vorst en Heer,
Prince van Oranje,
Die mee van Brittanje,
Hebt u Edel bloedt,
Ick stel my met u heden in Campanje,
Tegen al des Vyandts snoo gebroet,
Ghy sult stadelijck sijn genaemt ontfermer,
Van mijn Maeghde-blom,
En mijn erbermer,
In mijn swaerste lot,
Soo zijt ghy naest Godt, Mijn schermer.
| |
[pagina 56]
| |
Prins van Oranje.
Zijt gerust Vriendin,
Schoonste van Europe,
Niemandt sal u stropen
Of ontschaken ach!
Ik lach doch eens met al des Vyants hopen:
En verwacht alleen de dagh,
Om met een volle moedt,
U Vryheydt te herstellen,
En u Vyandts bloedt,
Ter neer te vellen,
Dan soo sullen zy,
Ons met Tyranny, Niet quellen.
Gemeente.
Lof Opper Godt,
Lof Heer der heeren;
Die ons Maeght vereeren,
Gaet met onse Prins,
Wy sullen hem als sijn Voor-vaders eeren,
En bewijsen vreughde allesins,
Wy sullen lijf en goet,
Voor haer bey opsetten,
En 't vyandts bloedt,
Te gront verpletten,
Iagen den Vyandt,
Houden wy ons Landt, En Wetten.
|
|