Narain Gangaram-Panday studeerde indologie in Utrecht en was daarna sinds 1978 werkzaam op het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling in Paramaribo en vervolgens enige tijd als districtscommissaris. Hij heeft over zijn religie, de Sanatan Dharm, veel cursussen gegeven, ook buiten hindoekringen, onder andere voor het bisdom Paramaribo en de Academie voor Hoger Kunst- en Cultuuronderwijs. Bovendien is hij beëdigd tolk-vertaler van Hindi.
Gangaram-Panday vertelt in dit boek het levensverhaal van de aapgod Hanuman, van wie de naam ‘wiens kaakbeen beschadigd is’ betekent. Maar deze persoon heeft meer namen, waarvan sommige ontleend zijn aan zijn vader en andere aan zijn moeder. Daarnaast heeft Hanuman een groot aantal bijnamen, zoals leider der mensapen, doder van Akasaya, levensredder, bevrijder uit nood, drager van de Dronjaberg (pp. 79-80).
De auteur begint zijn boek met een uitleg van de letters van het Devanagari-schrift dat wordt gebruikt voor het schrijven van Sanskriet en Hindi, maar in het boek gebruikt hij, met name bij de gebeden en lofliederen, een transscriptie in het Romaanse schrift.
Gangaram Panday geeft echter niet alleen aandacht aan het levensverhaal van Hanuman, die hij neerzet als een trouwe helper van Rama, de incarnatie van Vishnu, maar ook aan allerlei onderdelen van het hindoeïstische ritueel, en dan met name die ceremoniën die met Hanuman te maken hebben. Daarom is dit boek heel goed te beschouwen als een kleine inleiding in het dagelijks leven van de hindoe.
De schrijver heeft het fraaie boek met veel kleurige illustraties, dat hij in eigen beheer heeft uitgegeven, opgedragen aan zijn moeder Soebhadri Gangaram Panday-Brahmantewari (1922-1989). Voor wie meer van Hanuman wil weten en met name de verering die hem ten deel valt, is het boek een rijke bron van informatie.
Joop Vernooij