OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 29
(2010)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| ||||||
Bill Monkau
| ||||||
[pagina 143]
| ||||||
optiek in de koloniale en dekoloniserende Surinaamse samenleving (Joop Vernooij); de rol van etniciteit en nationalisme bij politieke mobilisatie en het karakter van de pacificatiedemocratie en machtsdeling tussen etnische groepen in Suriname (Anne Blanksma); de sociale constructie van statistieken over ras en etniciteit en de onderliggende ideologische posities van de staat, etnische groepen en politieke partijen (Jack Menke). Het onderzoek naar natievorming en natiecreatie wordt in het voorwoord een sterke onderzoeksbasis toegedicht en als een ambitieus project voorgesteld. In deze context heeft Menke een publicatie verpakt die over veel meer gaat dan slechts een postkoloniale preoccupatie met een natievormingsproces. In dit essay trek ik een aantal interpretaties van de auteurs in twijfel, zoals Menkes ex-cathedrabewering ‘natievorming [is] de gangbare dominante eurocentrische opvatting over de natie’ (2008: 11) en enkele geëxtrapoleerde methodologische en empirische interpretaties van de coauteurs. Mijn stelling is dat de auteurs last hebben van een vertroebelde waarneming en de keizer het mooiste kleed van de wereld hebben willen aanpraten. | ||||||
VraagtekensHet vergt nogal wat verbeeldingskracht om zich argumenten voor natiecreatie eigen te maken ten koste van het vertrouwde begrip ‘natievorming’. Aan het einde van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw had natievorming in Europa haar eigen dynamiek. Het nationalisme droeg in belangrijke mate bij aan dit proces. In de koloniën verliep natievorming anders dan in Europa. Volgens Egger kreeg zij in Suriname een authentieke inkleuring door de vestiging van nieuwe migrantengroepen. Aan het begin van de twintigste eeuw kregen deze groepen ruimte om hun plaats te veroveren; zij gingen het nieuwe land als hun land beschouwen zonder te vergeten waar hun voorouders vandaan kwamen. Het oude moederland (China, India, Indonesië) bleef deel uitmaken van hun culturele bagage. Egger typeert deze ontwikkeling als een schele samenleving (2008: 88-89). Zijn conclusie in de geest van natiecreatie overtuigt niet. Een schele samenleving impliceert juist onthechting, indiceert een calculerende attitude. Dat is ook evident in de bijdrage van Vernooij, met zijn keuze voor ‘de metafoor van de lappendeken’ als ‘een goede weergave van de huidige situatie’ (2008: 93-94). De bevolkingssamenstelling dus als een bont, onsamenhangend geheel! Goedbedoelde maar controversiële methoden van zieltjeswerving der kerken ten spijt. De katholieke gemeente ‘dacht uitsluitend exclusief’ en de Broedergemeente veroorloofde zich een ‘Blut und Boden’-achtige zendingsopdracht. In Hindostaanse kring werd het christendom geassocieerd met Creolen en daarom afgewezen. In zijn bijdrage beschrijft Blanksma (2008: 133) de wijze waarop | ||||||
[pagina 144]
| ||||||
politieke partijen nationalisme en etniciteit als mobilisatiewapen in de Surinaamse verkiezingscampagnes inzetten. Blanksma is benieuwd naar het effect van beide determinanten. Eerst ziet hij etnische emancipatie, natievorming en democratisering als pijlers van de politieke geschiedenis. Dan volgt een beschouwing over de relatie tussen etniciteit, democratie en democratisering, dit alles verklaard met ‘pluralisme’ en ‘pacificatiedemocratie’ (de Surinaamse variant van de pacificatiedemocratie is de verbroederingspolitiek). Een aansprekende uitwerking van het nieuwe paradigma (natiecreatie) is het niet geworden. Welke partijstrategieën de revue ook passeren, er is maar één ondertoon: etnocentrisme. In zijn afrondende bijdrage onderzoekt Menke (2008: 137-152) de betrouwbaarheid van door staatsinstellingen gehanteerde statistische categorieën inzake demografische trends. Zou daar een ontwikkelingslijn naar natievorming/creatie te bespeuren zijn? Menkes verwachting is een ideologische basis te vinden voor de constructie van etniciteit en bijgevolg van de natie. Natievorming en natiecreatie in Suriname leest als een pleidooi om Menkes visie op te nemen in de theorievorming over natie en etniciteit. Het is jammer dat hij de verleiding niet kon weerstaan het stagnerende natievormingsproces in Suriname te wijten aan het voormalige moederland! Zijn nieuwe concept moet vrij zijn van ongewenste ‘Europese connotaties’. Opvallend daarbij is de nadruk die Menke legt op de macro-historische context: de Surinaamse nationale geschiedenis in samenhang met het relevante Europese en Caraïbische buitenland, met daarbij de platgetreden paden van slavernij en kolonialisme als determinanten voor het stagnerende proces van natievorming. Mesohistorische gebeurtenissen (waaronder wetten, regels en procedures) komen niet uit de verf, zoals het minstens even ruïneus schraapzuchtige Surinaamse leiderschap en de houding tegenover de niet-Aziatische bevolking. De Nationale Partij Suriname (NPS) had er belang bij de numerieke meerderheid in het politieke spectrum te behouden. Dus volgt een vulgaire electorale manoeuvre: verbreding van het begrip ‘Creool’ met Bosnegers, die zich nota bene in de beleving van de stadsneger ongunstig van hem onderscheiden! Een banale competitie om de hegemonie in het niet-westerse culturele landschap. Nauwelijks verwonderlijk dat identificatie met Suriname geen probleem vormt voor notoire nazaten van de slaven. De boodschap ten aanzien van natieschap is duidelijk: La nation, c'est les nôtres! De uiterste consequentie is een Surinaamse natie als spiegel van de Afro-Surinaamse geest. Een etnische incongruentie: alsof overige bevolkingsgroepen zich aan die geest moeten conformeren, met inbegrip van de oorspronkelijke bewoners. Verstrengeling van volk en natie mag wel gerealiseerd lijken via de taal (Sranangtongo), maar hoe zit het met de culturele verbondenheid? | ||||||
[pagina 145]
| ||||||
U bent vast wel eens in verlegenheid gebracht door een oostersbruine Surinamer die zich introduceerde met de afkomst van zijn ouders. Een onaanvaardbare anomalie. Je bent Surinamer of niet. Geen Afro- of Indo-Surinamer. Het koppelteken als indicator voor afkomst, ras, groep et cetera. Van deze demografische mêlee is in de visie van de auteurs geen natie te vormen naar Europese criteria. Hun oplossing: ‘bij de bevolking zelf zit voldoende creatief vermogen om de Surinaamse natie gestalte te geven’ (Menke 2008: 14, 51 e.v.). | ||||||
ParadigmasprongNatievorming in de klassieke betekenis valt in dit boek zelfs onder de categorie misleidend. Vooral het dwangmatige van de uniforme cultuur naar Europees voorbeeld wekt wrevel. Kennelijk redenen genoeg om de sociaalwetenschappelijke begrippenlijst uit te breiden. Menke vat natiecreatie op als ‘collectieve inspanningen van (culturele) groepen in de samenleving om een natie te creëren welke gebaseerd is op solidariteit, onderling respect en een harmonische afstemming tussen de etnische groepen en hun culturen’ (2008: 21). Deze formulering is moeilijk te lezen zonder opgetrokken wenkbrauwen. Want dankt de mens zo goed als zijn hele bestaan niet aan de staat? Als het aankomt op de transitie van een koloniaal naar een postkoloniaal natiebesef, verwacht Menke meer verklaringskracht en betekenisverlening van natiecreatie. In de wetenschap is het gebruikelijk rekenschap af te leggen van de achterliggende uitgangspunten van een begrip. Maar hoe solide is de onderliggende analyse van Menke? Dit is toch een belangrijk desideratum bij academisch engagement met een thema? De vaststelling dat het begrip ‘natievorming’ een koloniale connotatie heeft, maakt dat die voor mij in de categorie vooringenomen interpretaties valt. Concessie aan politiek of sponsors? Wie zal dat toegeven? Zeker afgedwongen door een historisch Calimerobesef dat Suriname het lijdend voorwerp was van Nederlandse kolonisatiepolitiek. Wat er ook van zij: Ala Kondre Dron - een vorm van musicologische integratie - wordt door Menke opgevoerd als toets van natiecreatie. Muziek is kunst. Kunst en natielogica verhouden zich als appels en peren. Kunstenaars benutten tijd en ruimte tijdens individuele oefeningen en collegiale confrontaties voor ontplooiing van hun intrinsieke kwaliteiten. ‘Collegiaal’, maar vooral ‘intrinsiek’, is in ontmoetingen buiten de kunstgilde lang niet zo vanzelfsprekend. Vooral als kolonialisme zich genesteld heeft in de hoofden van de mensen. Ten bewijze van natiecreatie pousseert Egger culinaire doorbrekingen van etnoculturele barrières. Redenering: ‘Dit betekent dat de andere genoeg vertrouwen moest hebben in het voedsel want anders zou het niet gekocht worden’ (Egger 2008: 85). Een bewijs uit het ongerijmde. Dat aan tafel etnische diversiteit sublimeert, is nog geen aanwijzing voor etnische | ||||||
[pagina 146]
| ||||||
harmonie. Ook valt nogal wat af te dingen op Vernooijs conclusie dat uitgangspunten van samenleven verschoven zijn van groepsbelang naar nationaal belang. ‘Intermarriage [doglaisering]’ mag volgens Vernooij wel een grote bijdrage geleverd hebben aan ‘cohesie van mensen naar een nieuw soort samenleving’ (2008: 104), maar dit is als zodanig geen overtuigend bewijs voor natiecreatie. ‘Ondanks de mengelmoesjes sluiten etnische groepen zich in hun eigen groep op’, aldus Karin Anema in haar reisverslag over Suriname (2008: 84). Etnische artillerie is aandrijfmotor voor Surinaamse politiek. Dat onderzoeker Blanksma op het politieke toneel - met acteurs en figuranten - toch nog iets van natiecreatie ziet, kan alleen maar met zijn constructivistische bril op. Het verband tussen bevolkingsinitiatieven en natiebesef wordt zo een voorbeeld van hineininterpretieren; met andere woorden, een schijncorrelatie. Al met al een overbodige kruistocht tegen definities met een Europees tintje om de Surinaamse bevolking werkelijk als één natie te kunnen begrijpen en beoordelen. Zo heeft een poging om paradigmatisch een opwindende sprong voorwaarts te maken een averechtse uitwerking. Dergelijke missers doen zich in sociaalwetenschappelijk onderzoek wel vaker voor. Een onderzoeker stelt een hypothese op, heeft dus altijd al een theorie die hij gaat toetsen, een bepaalde lens om naar het onderzoeksthema te kijken. Met als risico dat de onderzoeker in zijn voortvarendheid slechts die verhalen verwelkomt die zijn instemming hebben. Keer op keer raken methodologische zekeringen onklaar, waardoor men terugvalt in de eigen vooringenomenheid. Hier wreekt zich het feit dat sociaalwetenschappers maar zelden een wijze van meten ter beschikking staat met een vanzelfsprekendheid die vergelijkbaar is met natuurwetenschappelijke meetmethoden. Een van de gevolgen is dat toevlucht gezocht wordt in methoden, voorschriften of definities met meer geprononceerde maar inadequate kenmerken. | ||||||
Natie en global villageIs het begrip ‘natiecreatie’ meer, beter en/of eenvoudiger dan ‘natievorming’? Aan theorievorming op het terrein van naties, natievorming en nationalisme ontbreekt het niet.Ga naar voetnoot1 Introductie van een nieuw begrip op dit gebied is daarom alleen verantwoord indien dit, anders dan het oude begrip, de complementariteit van het nationaal bewustzijn versterkt. In een wereld waarin jongeren hun eigen natie creëren via MySpace en Facebook zal ‘natiecreatie’ wishful thinking blijven. Is dat erg? Neen! Hun ouders leven al voorbeeldig door ‘de erkenning van de inclusieve identiteit' die tevens een exportartikel is geworden’, concludeert Ver- | ||||||
[pagina 147]
| ||||||
nooij (2008: 110). Inderdaad, Suriname vertoont al een vreedzame co-existentie van diverse bevolkingsgroepen en een met kunst en inventiviteit in stand gehouden coalitie van vele culturen. Misschien toch Ja, maar daarbij tegelijkertijd denkend aan het onverwerkte verleden en de verdekte wederzijdse verkettering die een rol spelen in de interactie tussen bevolkingsgroepen. Een doos van Pandora die misschien beter gesloten kan blijven. ‘Bedek je schande’, is een bekend Surinaams gezegde. Daarom: natiecreatie is geen issue, welvaartscreatie des te meer! Hoe doet de natie het bijvoorbeeld op de indicatoren van de Wereldbank? Welke plaats neemt het land in op de Human Development Index? Het Caraïbische eiland Barbados prijkt op de 37ste plaats, in exclusief gezelschap samen met Nederland (6de), Canada (4de) en Australië (2de) tot de ontwikkelde landen gerekend. Suriname stond in 2009 op plaats 146 van de 181 onderzochte economieën. Wil Suriname progressie maken volgens universeel erkende criteria, dan is een extra inspanning vereist. Met betrokkenheid en dynamiek, zonder etnische excentriciteit. Wordt identiteit een cruciale kwestie, dan noem ik mezelf Surinaams, niet Surinamer. Als ik dat zeg, bedoel ik dat ik ernstig probeer te begrijpen wat iemand tot Surinamer maakt. Waarin verschilt iemand die een Creoolse opvoeding gekregen heeft van een Hindostaanse landgenoot? Ziet een Javaan mij meer als Neger dan als Indiaan? Er zijn Surinamers die door landgenoten ‘bounties’ worden genoemd omdat ze halverwege tussen een (witte) Nederlandse en een (zwarte) Surinaamse manier van leven zouden zitten. Veel van je identiteit is namelijk niet authentiek. Je denkt dat het een essentieel stuk van jezelf is, maar je kunt het in werkelijkheid vlot laten gaan. Werk aan de winkel dus voor het sociaal-culturele midden en de politiek-bestuurlijke klasse. De natiegedachte die zich uit in Ala Kondre Dron illustreert zo te zien meer het hoopvolle dan het realistische. Menke interpreteert hier een toevallige multiculturele kunstexpressie als natiecreatie. Zo'n directe link moet in twijfel getrokken worden. Het project heeft zeker elementen ter stimulering van vernieuwend burgerschap. Evenwel, het is geïnitieerd door kunstenaars. Creativiteit is hun raison d'être. Zijn er buiten die groep genoeg creatieve geesten die zo'n vernieuwing kunnen dragen? Hoe staat het met creativiteit onder de bevolking? Hoe zouden de kiezers persoonlijk denken over het creëren van een Surinaamse natie? Is het (ook) voor de winkelier, Suralcowerknemer, landbouwer en verpleegster een vitale kwestie, of is het vinden en houden van een baantje om den brode al moeilijk genoeg? Hoe combineren volwassenen verschillende identiteiten, en hoe kunnen en willen jongeren hun identiteit vormgeven? De vraag is wat het constructief effect van dit onderzoek is op het doen en laten van ‘een natie’ in een 350 jaar geleden geconstrueerde staat die anno 2010 al 55 jaar autonomie en 35 jaar onafhankelijkheid kent. Nu | ||||||
[pagina 148]
| ||||||
de Surinaamse bevolking de ‘koloniale machthebber als bindmiddel’ (Egger 2008: 62) kwijt is, moet nagedacht worden over een eigen bindingsfilosofie. En hoe meent men dat te doen? Een semantische tegenstelling creëren: natiecreatie als statement tegen het voormalige moederland. Wat meer zelfkritiek zou ons sieren. Behelst het natiecreatiemodel geen minimumstandaarden op het gebied van welvaart en welzijn? De staat heeft een zeer belangrijke rol in het voorzien hiervan. Als we als natie creatief onze sterke punten kunnen verbeteren en onze zwakkere eigenschappen kunnen ombuigen, maken we meteen een sprong voorwaarts. Het vereist wel zelfinzicht voordat we een stuk beter af zijn! Een oefening in objectief naar onszelf kijken. Ter illustratie van de ruime toepasbaarheid van natiecreatie verwijst Menke meer dan eens naar de Zuidoost-Aziatische regio. Maar is de Surinaamse situatie daarmee wel vergelijkbaar als je kijkt naar populatie en cultuur? Mensen kunnen vanuit een diepe persoonlijke culturele bezieling hun dagelijks leven met elkaar vormgeven zonder dat van natiecreatie kan worden gesproken. Een op pragmatisch handelen geïnspireerde gedachtegang leidt gemakkelijk tot het zich onttrekken aan zo'n ad-hocalliantie. Voor Hindostanen, bijvoorbeeld, is de natie liever India. ‘Indiërs zijn sterk verbanden met het verleden, hun verleden. Zij zijn vrij om een individuele verhouding tot dat verleden te ontwikkelen (en) hebben het vermogen om een schijnbaar tegenstrijdig leven te leiden’, aldus Pankaj Mishra.Ga naar voetnoot2 Hindostanen verstaan de kunst te spelen met identiteiten, die rustig naast elkaar kunnen blijven voortbestaan - een vaardigheid gegroeid uit de volslagen verschillende tradities die hun geschiedenis gekenmerkt hebben. In het voetspoor van de Amerikaanse antropoloog Benedict Anderson wijst Egger, zoals gezegd, op het schele karakter van Suriname. Andersons ‘ingebeelde of verbeelde nationale gemeenschap’ geldt mutatis mutandis ook voor Surinamers die ‘het’ buitenland een minstens paritaire, meestal prioritaire, plaats in hun referentiekader toekennen. Ik heb het over de vernederlandste nouveaux riches van Paramaribo die zich de status aanmeten van jetsetter. Twee zielen, twee oriëntaties. Deze ambivalentie is een hardnekkig koloniaal residu, een postkoloniaal absenteïsme. Fysieke aanwezigheid in Suriname, maar cultureel dwalen naar Nederland. Zich lavende aan het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid overzee. Aziatische immigranten staan bekend om hun dynamische werkethiek, onvermoeide vindingrijkheid en aanpassingsvermogen. Het succes van natieontwikkeling binnen de Zuidoost-Aziatische regio is niet alleen toe te schrijven aan een gedeeld waardepatroon en een gemeenschappelijke volksaard. Hun voorbeeld van een welvaartgenererende combinatie van | ||||||
[pagina 149]
| ||||||
verschillende identiteiten verdient behoedzame navolging. Uit het oogpunt van maatschappelijke relevantie lijkt het daarom zinvoller om te weten hoe een natie is, dan wat een natie is. Wat achter de ‘camera’ gebeurt, is bepalender voor het succes van natiecreatie. Zou het wel bij een wetenschapper opgekomen zijn dat het concept natie in de global village een anachronisme is? | ||||||
Tot slot: vertroebelde waarnemingBij het lezen van Natievorming en natiecreatie in Suriname heeft lang als ondertitel door mijn hoofd gespeeld: een kruistocht tegen eurocentrisme. Een kruistocht heeft echter iets reactiefs, is vooral tégen iets gericht. Terwijl de kern van de boodschap in deze publicatie juist is om creatief in plaats van reactief te handelen. Het was de bedoeling van Menke c.s. een klassieke wetenschappelijke studie te schrijven. Wetenschap is een zeer gedisciplineerde, zelfkritische vorm van onderzoek. Ik neem graag aan dat zulks zelfs onverkort geldt in een klimaat van afrekening met het slavenverleden en de ontworsteling aan traumatische ervaringen met het voormalige moederland. Dat onderzoekers in zo'n verpolitiekte samenleving met een ‘ons kent ons’-sfeertje last hebben van een vertroebelde waarneming, wekt nauwelijks verbazing. Zelfironie kan onderzoek ten goede komen. Want je positie als waarheidszoeker wil je niet misbruiken om de keizer een denkbeeldig mooiste kleed van de wereld aan te praten! | ||||||
Literatuur
Bill Monkau was EBG-onderwijzer in Suriname tussen 1959 en 1969. In 1977 studeerde hij af als bedrijfssocioloog. Van 1975 tot 1997 was hij in Nederland werkzaam als docent in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs. Monkau is sinds 1998 werkzaam als zelfstandig bedrijfsadviseur. |
|