OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 29
(2010)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |||||||||||||||
Hans Ramsoedh & Peter Sanches
| |||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||
rijtje van befaamde Caraïbische voorvechters van bevrijding, zelfrespect en waardigheid, zoals C.L.R. James en Eric Williams uit Trinidad, een tamelijk onbekende schrijver.Ga naar voetnoot1 Duidelijk is dat De Kom zich heeft laten inspireren door Multatuli en Albert Helman. Wij slaven van Suriname is een met multatuliaanse en helmaniaanse passie geschreven aanklacht tegen het Nederlandse kolonialisme in Suriname. Met zijn requisitoir sloot De Kom aan bij de aanklacht van Hehnan in de epiloog van diens debuutroman Zuid-Zuid-West (1926), waarin hij de verwaarlozing van Suriname door Nederland hekelde. Waar Helmans aanklachtGa naar voetnoot2 nauwelijks enige beroering wekte in Nederland, ging dit met Wij slaven van Suriname geheel anders. Het boek werd een soort ‘contrageschiedenis’Ga naar voetnoot3 van Suriname, die de ellendige belevenissen van de slaven, hun afstammelingen en contractarbeiders centraal stelde. Niet compositie, schrijfwijze of bronnen maken dit boek tot een uniek document, maar de radicale breuk met de koloniale penvoering (Oostindie 2001: 256-259). Over de persoon van Anton de Kom is inmiddels een lijvige en lezenswaardige biografie verschenen.Ga naar voetnoot4 Wij volstaan in deze inleiding daarom met een korte schets. Anton de Kom werd op 22 februari 1898 geboren in Paramaribo als oudste van zes kinderen van een gouddelver die nog als slaaf was geboren. Na de mulo behaalde Anton zijn diploma in de boekhouding en werkte hij in Suriname als kantooremployé hij de Balata Compagnie Suriname en Guyana. Op 1 augustus 1920 besloot hij naar Nederland te vertrekken. In januari 1921 trad De Kom als vrijwilliger in dienst van het tweede regiment Huzaren in Den Haag - gezien zijn latere militante, antikoloniale houding een opmerkelijke stap, die echter ingegeven werd door financiële nood (Boots & Woortman 2009: 41-44). Na een jaar verliet hij de Huzaren, waarna hij verschillende betrekkingen vervulde als assistent-accountant bij een Haags adviesbureau en als vertegenwoordiger bij een koffie-, thee- en tabakshandel in Den Haag. Dit laatste bedrijf ontsloeg hem in oktober 1931 bij een reorganisatie wegens een te grote belangstelling voor de politiek. Hierna trad De Kom voor en- | |||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||
kele maanden in dienst bij een koffiebranderij-theehandel-tabaksfabriek in Amersfoort, waar hij in december 1932 ontslag nam wegens zijn vertrek naar Suriname. Rond 1926 kwam De Kom in linkse kringen terecht. Zijn politieke denken kreeg een belangrijke impuls door zijn contacten met de nationalistische beweging van Indonesische studenten in Nederland onder leiding van Mohammed Hatta. Hij werd nooit lid van de communistische partij in Nederland, maar was wel actief in communistische kring. Veelal onder de naam ‘Adek’ schreef hij artikelen voor De Tribune, De Communistische Gids en het begin jaren dertig opgerichte arbeiderscollectief Links Richten. Ook werd hij lid van de Liga tegen Imperialisme en Koloniale Onderdrukking, een mantelorganisatie van de communistische partij in Nederland, en van de Bond van Surinaamse Arbeiders in Nederland. Met Surinaamse arbeidersleiders als Louis Doedel en Theo de Sanders onderhield hij contact. Zijn artikel ‘Terreur in Suriname’ in De Tribune van 10 september 1932 werd in Suriname als vlugschrift verspreid. Hierin hekelde De Kom het verbod op de nog maar kort bestaande Surinaamsche Algemeene Werkers Organisatie (SAWO) en de halvering van de lonen van Javaanse contractarbeiders. Al in 1930 overwoog De Kom terug te keren naar Suriname. In dat jaar benaderde hij gouverneur Rutgers, die op verlof was in Nederland, met het verzoek op gouvernementskosten naar Suriname te mogen gaan om daar in de kleine landbouw te beginnen. Vanwege zijn revolutionaire reputatie werd dit verzoek afgewezen. Eind 1932 vertrok De Kom alsnog naar Suriname, op eigen kosten met zijn inmiddels vier kinderen tellende gezin, met de bedoeling zich daar te vestigen. Directe aanleiding voor de overtocht was het bericht dat zijn moeder op sterven lag (zij zou overigens op 4 januari 1933 overlijden, nog vóór zijn aankomst). We mogen echter aannemen dat De Koms terugkeer behalve uit persoonlijke ook uit politieke motieven werd ingegeven, gezien zijn contacten met leidende personen uit de arbeidersbeweging in Suriname. De komst van De Kom in 1933 moet worden gezien tegen de achtergrond van een beginnende politisering van de arbeidersbeweging in Suriname, wat samenhing met het uitbreken van de economische wereldcrisis in 1929, die ook Suriname niet onberoerd zou laten (zie Ramsoedh 1990: 30-39; Scholtens 1986: 74-90; Hira 1982: 296-323). In oktober 1931 gingen demonstrerende werklozen over tot vernielingen, het plunderen van winkels, het openbreken van bruggen en dergelijke. Na dit ‘Hongeroproer’ maakten organisaties en personen zich ideologische, veelal aan het socialisme verwante, uitgangspunten eigen. De Koms terugkeer wekte sensatie, die voor een niet gering deel was toe te schrijven aan de opzienbarende maatregelen die tegen hem genomen werden. Bij zijn aankomst was een grote politiemacht op de been. De woning waarin De Kom vertoefde, | |||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||
werd continu bewaakt en hij kon geen voet verzetten zonder dat enkele politieagenten hem volgden. Het werd hem verboden lezingen te houden; daarop reageerde hij met het openen van een advies- en informatiebureau. Vanwege de grote toeloop naar dit adviesbureau greep het bestuur in. Op 31 januari 1933 werd De Kom gearresteerd wegens poging tot misdrijf tegen de veiligheid van de staat. Het bericht ging als een lopend vuurtje door de stad; op straat bleef het lang onrustig. Duizenden arbeiders stroomden de stad binnen en eisten De Koms vrijlating. Bij vrijlatingsacties op 5, 6 en 7 februari vielen twee doden en 23 gewonden. Op 10 mei 1933, na drie maanden gevangenschap, werd De Kom zonder proces naar Nederland verbannen. De vier maanden die hij in Suriname had doorgebracht (waarvan drie in gevangenschap) waren te kort geweest om een organisatie op te zetten en vaste bodem te vinden voor zijn ideeën, maar lang genoeg om het zaad van het nationalisme te zaaien. Terug in Nederland voltooide De Kom Wij slaven van Suriname. Door de grote werkloosheid en vanwege zijn radicale imago kon hij geen werk vinden in Nederland. Hij belandde in de steun. Intussen bleef hij schrijven. Behalve stukken voor de communistische pers schreef De Kom gedichten die postuum zouden worden uitgegeven (De Kom 1969, 1981). Tijdens de bezetting werkte hij voor het verzetsblad De Vonk. Maar op 7 augustus 1944 werd De Kom door de Duitsers gearresteerd, getransporteerd naar het concentratiekamp Neuengamme en ten slotte naar Sandbostel, waar hij omstreeks 24 april 1945 overleed. Zijn stoffelijke resten werden in 1960 bijgezet op de erebegraafplaats te Loenen. In maart 1982 kreeg De Kom postuum van de Nederlandse regering het Verzetsherdenkingskruis. De universiteit van Suriname werd in 1983 naar hem vernoemd. In april 2004 werd het plein bij het stadsdeelkantoor Amsterdam Zuidoost (Bijlmer) omgedoopt tot het Anton de Komplein. 61 jaar na zijn dood, op 24 april 2006, werd eveneens in Amsterdam Zuidoost een bronzen standbeeld van hem onthuld. Sinds 2007 organiseren het Verzetsmuseum Amsterdam en Art. 1, de landelijke vereniging ter voorkoming en bestrijding van discriminatie, jaarlijks de Anton de Kom-lezing.Ga naar voetnoot5 Terug naar Wij slaven van Suriname. Vanaf het begin kende het manuscript een turbulente geschiedenis. De Kom verzamelde al sinds 1926 materiaal voor deze publicatie, die van meet af aan met argusogen gadegeslagen werd door de Nederlandse Centrale Inlichtingendienst (CID) wegens mogelijke politieke implicaties (zie de bijdragen van Woortman & Boots en Zwaap in dit themanummer). | |||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||
Houten beeld van Anton de Kom dat als werkmodel diende voor het bronzen standbeeld op het Anton de Komplein in Amsterdam Zuidoost (foto Jikke van Loon)
| |||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||
Wij slaven van Suriname is opgebouwd uit drie delen: het tijdperk der slavernij, het tijdperk der ‘vrijheid’ en De Koms weerzien met en afscheid van Suriname. Het eerste deel behandelt het donkerste hoofdstuk uit de Surinaamse geschiedenis, met als centrale thema's het wrede systeem van slavernij, de seksuele uitbuiting van slavinnen, de wrede straffen, de verschillende gouverneurs die Suriname gekend heeft en het verzet van Marronleiders als Araby, Baron, Bonni en Juli Coeur. In zijn beschrijving van de toestanden onder de slavernij is De Kom niet gespeend van ironie. Zo schrijft hij over de ‘mama’, een oudere slavin belast met het toezicht op de slavenkinderen op de plantage: ...want de Hollanders van die dagen waren uiterst modern en pasten reeds het systeem toe der crèches, opdat de moeders rustig zouden kunnen werken. Zo gezien zou men zelfs kunnen beweren dat de slavernij een voorbereidster was van de emancipatie der negervrouwen! (De Kom 1972: 39) Voor het tijdperk van de slavernij verrichtte De Kom geen origineel bronnenonderzoek maar baseerde hij zich hoofdzakelijk op een aantal bekende naslagwerken over Suriname (zie de bijdrage van Hoogbergen in dit themanummer), deels ook op verhalen van zijn grootmoeder die nog de slavernij had meegemaakt. Of, zoals De Kom schrijft: Beter dan in de geschiedenisboeken der blanken is de mishandeling van onze vaders opgetekend in onze eigen harten, nooit heeft het leed der slavernij sterker tot mij gesproken dan uit de ogen van mijn grootmoeder, wanneer zij ons kinderen, voor de hut in Paramaribo, de verhalen over de oude tijd vertelde (De Kom 1972: 34-35). In dit eerste deel trekt De Kom fel van leer tegen het koloniale geschiedenisonderwijs in Suriname, dat in het teken stond van de heldendaden van Piet Hein, Michiel de Ruyter en Cornelis Tromp. Zwarte kinderen die hun hoofden martelden om er de jaartallen van Hollandse, Beierse en Bourgondische gravenhuizen in te pompen, met de stok gestraft wanneer zij het waagden binnen de schoolmuren het Sranantongo te spreken; zij moesten in geestdrift raken voor de opstandigheid van Claudius Civilis en de dappere Verlatinghe van Willem de Zwijger. Het koloniaal onderwijssysteem werkte volgens De Kom, want het was ‘geen beter middel om het minderwaardigheidsgevoel bij een ras aan te kweken, dan dit geschiedenisonderwijs waarbij uitsluitend de zonen van een ander volk worden genoemd en geprezen’ (De Kom 1972: 49). Het had lang geduurd voordat De Kom, zoals hij in dit deel beschrijft, zich geheel van de ob- | |||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||
sessie had bevrijd dat een neger altijd en onvoorwaardelijk de mindere moest zijn van een blanke. In het tweede deel beschrijft De Kom de Verelendung van de voormalige slaven en de contractarbeiders. Hij nodigt de Nederlanders uit voor een toeristische wandeling door de met tamarinde-, oranje- en palmbomen beplante straten van Paramaribo om de statige, stenen herenhuizen te bewonderen en vervolgens, als de wandelaar de moed kan verzamelen, de krotwoningen van de vroegere slaven te bezichtigen, waar sinds de afschaffing van de slavernij de vrije proletariërs van Suriname wonen: geen riolering, geen electrische verlichting, geen waterleiding in de huizen. Ergens aan het einde van het erf staat een waak privaat. Al wat gij ziet spreekt van armoede en ontbering. Slechts weinig is hier veranderd sedert de slavernij afgeschaft werd (De Kom 1972: 113). Dit deel eindigt met de werklozenopstand in 1931, waarin De Kom oproept tot proletarische eenheid: gekleurde landgenoten gij waart slaven, gij zult in armoede en ellende blijven leven, zolang gij geen vertrouwen hebt in uw eigen proletarische eenheid. [...] Doch eerst moeten in ons land de proletariërs tot strijdvaardig klassenbewustzijn komen, eerst moeten zij met de oude slavenketenen ook de oude slavenmentaliteit af weten te schudden (De Kom 1972: 158). Hij vervolgt: Misschien zal ik er in slagen iets van die verdeeldheid uit de weg te ruimen die de zwakte was dezer gekleurden, misschien zal het niet geheel onmogelijk zijn om negers en Hindostani, Javanen en Indianen te doen verstaan hoe slechts de solidariteit alle zonen van moeder Sranang kan verenigen in hun strijd voor een menswaardig leven (Ibidem: 164). Opvallend is dat De Kom niet aanzet tot gewapende opstand of een klassenstrijd van de proletariërs, hoezeer hij ook de strijd van de Marrons tegen het koloniale gezag bewondert. Wellicht dat hij zich gedwongen voelde tot zelfcensuur om een publicatieverbod te voorkomen. In het laatste deel bespreekt De Kom op vrij neutrale wijze zijn aankomst in Suriname, die al vanaf de eerste dag gepaard ging met wantrouwen en tegenwerking van de zijde van het koloniaal bestuur, gevolgd door zijn arrestatie en uitzetting uit Suriname. De Kom stelt dat het koloniaal bestuur zelf met zijn dwaze angstpropaganda zoveel belangstelling | |||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||
voor zijn persoon heeft gewekt. Zijn faam was hem vooruitgesneld naar Suriname. Hij beschrijft hoe hij op de kade werd opgewacht door een duizendkoppige menigte ‘als op een feestdag in zondagskleding gestoken’, hoe hij dag en nacht geschaduwd werd door enkele rechercheurs, en hoe langs zijn adviesbureau (een tafeltje onder een boom op het erf) ‘de parade der ellende’ passeerde (De Kom 1972: 162-173). Dit laatste deel levert geen nieuwe informatie op over De Koms strategieën en politieke denkbeelden. De koloniale geschiedenis zou De Kom na 1934 doodzwijgen of hem hooguit aanduiden als een oproerkraaier. In de naoorlogse periode zou Van Lier met zijn sociaalhistorische studie Samenleving in een grensgebied (1949) een belangrijk stempel drukken op de beeldvorming rond de gebeurtenissen in 1933 en de publicatie van Wij slaven van Suriname. De opstand van 1933 had in Van Liers optiek iets ludieks ‘waarbij niettemin harde klappen vallen’ (1977: 282). Wij slaven van Suriname typeerde hij als een ‘herinnering die deel werd van een pathetische gegriefdheid en rancune’ bij de lagere Creoolse volksklasse (1977: 279).Ga naar voetnoot6 Deze beeldvorming over De Kom en de gebeurtenissen in 1933 waren lange tijd dominant in Suriname. Niet verwonderlijk is dan ook de voorzichtige manier waarop Surinaamse nationalisten verenigd rond Wie Eegie Sanie (WES) en de Partij Nationalistische Republiek (PNR) in de jaren vijftig en zestig zouden omgaan met de persoon De Kom en zijn gedachtegoed.Ga naar voetnoot7 Hoewel zijn boek in deze kringen ijverig werd bestudeerd, zou, onder invloed van de Koude Oorlog, in het openbaar nimmer gerefereerd worden aan de persoon van Anton de Kom en zijn denkbeelden. De Koms activiteiten werden namelijk geassocieerd met het communisme en in die hoek wensten de nationalisten niet gezet te worden (Marshall 2003: 23-24). Wij slaven van Suriname werd in deze periode op de middelbare school in Suriname bestempeld (niet alleen door Nederlandse, ook door Surinaamse docenten) als ‘verderfelijke lectuur van een gevaarlijke communist’, die men maar beter niet kon lezen.Ga naar voetnoot8 Het zou tot 1971 duren voordat een herdruk verscheen.Ga naar voetnoot9 Het waren | |||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||
linkse Surinaamse studenten in Nederland die eind jaren zestig in De Kom een Surinaamse José Martí, Che Guevara of Frantz Fanon zagen en die Wij slaven van Suriname herontdekten als manifest en inspiratiebron voor hun ontluikende politieke bewustzijn. Deze herontdekking viel samen met de linkse tijdgeest onder studenten in Nederland en elders in West-Europa in de tweede helft van de jaren zestig, die zich kenmerkte door studentenrevoltes, demonstraties tegen de oorlog in Vietnam en protesten tegen de neokoloniale uitbuiting van de Derde Wereld. Mede als gevolg van deze herontdekking door Surinaamse studenten vond Wij slaven van Suriname brede ingang onder een Surinaams en Nederlands lezerspubliek. De invloed was het duidelijkst op de generatie van vlak vóór de onafhankelijkheid van Suriname en op de coupplegers in 1980. De ‘erkenning’ voor De Kom in Suriname volgde in 1983, toen de militaire regering, na de Decembermoorden in 1982 en het daaropvolgende internationale isolement, een nationalistische - en kortstondig een socialistische - koers ging varen. Zij gaf aan het proces van natievorming hoge prioriteit en beschouwde De Kom als een pionier en voorloper van een Surinaams nationalisme en socialisme. In oktober 1983 werd de universiteit van Suriname omgedoopt tot de Anton de Kom Universiteit en als belangrijke taak meegegeven ‘om de universiteit blijvend in te zetten voor de bevrijding van ons land en de opbouw van een rechtvaardige samenleving, vrij van uitbuiting en onderdrukking, zoals Anton de Kom zich heeft ingezet’, aldus minister van Onderwijs Sankatsing (Anton de Kom Universiteit van Suriname 1986: 11). In een openingscollege stelde Bouterse als leider van de revolutie dat het universiteitscomplex moest worden gezien ‘als het erf aan de voormalige Pontenwerfstraat [straat waar het geboortehuis van De Kom staat] waar Anton de Kom dagelijks de problemen van het volk aanhoorde en zich met de mensen verdiepte in mogelijke oplossingen’ (Anton de Kom Universiteit van Suriname 1986: 25). Zijn beeltenis verschijnt ook op in die jaren gedrukte Surinaamse bankbiljetten. Hiermee werd De Kom voor het militaire regime een icoon van het ‘revolutionaire’ Suriname. Volgens Jansen van Galen (1999: 9) was de tragiek van deze ideologische inlijving dat De Kom postuum diende als ‘vlag op een modderschuit’, geleid door een militair regime dat zich kenmerkte door moordpartijen, repressie en drugshandel. Hoewel in Suriname een historische canon niet of nauwelijks onderwerp van debat is, kunnen we gerust stellen dat De Kom en Wij slaven van Suriname daarin een prominente plaats verdienen. Dit boek en zijn auteur hebben grote invloed gehad op het Surinaamse denken over de | |||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||
eigen identiteit. De Koms gedachtegoed vormt voor veel velen nog steeds een belangrijk oriëntatiepunt in het zoeken naar een eigen Surinaamse identiteit en de ontwikkeling van een politiek, nationalistisch bewustzijn.
Het IBS-colloquium in november 2009 had als thema: 75 jaar Wij slaven van Suriname; De turbulente biografie van een boek.Ga naar voetnoot10 Dit themanummer bevat de op dat colloquium gehouden inleidingen, aangevuld niet gastbijdragen van Liselotte Hammond en Wim Hooghergen.Ga naar voetnoot11 De eerste bijdrage is van de hand van Antoine de Kom en betreft een persoonlijk relaas over zijn grootvader. De auteur beschrijft hoe hij zich bewust werd van wie zijn opa was en wat hij deed, en hoe dat alles hem gevormd heeft. In de tweede bijdrage nemen Alice Boots en Rob Woortman in hun beschrijving van de geschiedenis van Wij slaven van Suriname twee mythen onder de loep: de censuur door de Centrale Inlichtingendienst en de claim van Jef Last dat hij de eigenlijke auteur zou zijn geweest van het boek. René Zwaap gaat in zijn bijdrage in op de grote consternatie die hij de Centrale Inlichtingendienst voorafging aan de publicatie van Wij slaven van Suriname. Aan de hand van bewaard gebleven documenten van de CID reconstrueert hij hoe die censuur in zijn werk ging. In de vierde bijdrage gaat Wim Hoogbergen de bronnen na die De Kom gebruikte bij het schrijven van Wij slaven van Suriname en beantwoordt hij de vraag in hoeverre dit werk 75 jaar na verschijning nog steeds als belangrijke kennisbron kan dienen omtrent de slavernij in Suriname. Michiel van Kempen bespreekt in zijn bijdrage het literaire karakter (literariteit) van Wij slaven van Suriname, met als insteek de fascinatie die van de tekst uitgaat, de retorische registers die De Kom opentrekt, de stijlmiddelen die hem ten dienste stonden en hoe hij, anders dan andere voortreffelijke historici, een groot publiek kon vinden. Van Kempen gaat op deze vragen in door op het schrijven van De Kom licht te laten vallen aan de hand van een tekst die bijna niemand kent, de (ongepubliceerde) roman Ons bloed is rood. De literaire dimensie van Wij slaven van Suriname staat eveneens centraal in de bijdrage van Liselotte Hammond. Hierin focust zij op de traditie waarin Wij slaven van Suriname met literariteit in verband wordt gebracht en de invloed van een nieuwere theorie als de postcolonial studies (die rekening houdt met de politieke en historische omstandigheden van culturele productie) op de beslissing wat we als literatuur beschouwen en wat niet. | |||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||
In de zevende en laatste themabijdrage houdt Theo Para een persoonlijke bespiegeling over de ideeën en het activisme van De Kom. Deze bespiegeling plaatst hij tegen de achtergrond van de onterechte historische legitimatie door de militaire dictatuur in Suriname van de naam en het prestige van Anton de Kom. In dit nummer zijn nog twee artikelen opgenomen die losstaan van de themabijdragen. Eveline Sint Nicolaas beschrijft in haar artikel het leven van William Leckie, een Engelse handelaar die aan het begin van de negentiende eeuw in Paramaribo woonde. Hij gaf de lokale kunstenaar Gerrit Schouten opdracht om de buurt van Paramaribo waar hij op dat moment woonde tot in detail vast te leggen in een diorama. De bijdrage van Rose Mary Allen handelt over de rol en ervaringen van Curaçaose zeelieden op de route Curaçao-New York in de eerste helft van de twintigste eeuw, waarmee zij inzicht wil geven in de sociale mobiliteit van de zwarte bevolkingsgroep als zeevaarders. De rubriek Onderzoek en debat bevat een reactie van Bill Monkau waarin hij de methodologische en empirische interpretaties in de door Jack Menke samengestelde bundel Natievorming en natiecreatie in Suriname (2008) bekritiseert. Dit Oso-nummer wordt zoals gewoonlijk afgesloten met de rubrieken Recensies, Signalementen, Berichten en Lijst van recente publicaties. | |||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||
Hans Ramsoedh is hoofdredacteur van Oso en in Arnhem werkzaam bij de educatieve faculteit van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Peter Sanches is recensieredacteur van Oso en voorzitter van het Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek (IBS). |
|