| |
| |
| |
Berichten
IBS-Colloquium 2009
Anton de Kom
Datum: zaterdag 7 november 2009
Thema: 75 jaar Wij slaven van Suriname; De turbulente biografie van een boek
Plaats: Tropentheater in Amsterdam
Tijd: 10.30 - 16.00 uur
In 2009 is het 75 jaar geleden dat Anton de Kom (1898-1945) Wij slaven van Suriname publiceerde. Voor het eerst werd de Surinaamse geschiedenis geschreven vanuit een antikoloniaal gezichtspunt en de optiek van de onderdrukten. Zwart zelfbewustzijn, zelfrespect en vertrouwen in proletarische eenheid zijn kernbegrippen in dit boek. Centraal op het colloquium staan de turbulente geschiedenis van het boek en de invloed ervan op de politieke bewustwording van Surinamers. Zie voor nadere informatie www.surinamistiek.nl.
| |
Rectificatie bij artikel Guno Jones in OSO 2008/2
Titel: hier had moeten staan: Nederlandse politici en het burgerschap van Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders, 1949-2005.
In de inleiding (regel 19) hoort i.p.v. Edwin Marshall te staan: T.H. Marshall.
Pagina 386, regel 5: Hier had moeten staan: Formeel werden ze ... niet als echte Nederlanders, als ‘autochtonen’ beschouwd.
Pagina 386: Kopje Ingesloten Surinaamse (ex-)Nederlanders..., regel 3: Achter ‘Surinaamse’ is het woord ‘Nederlander’ weggevallen.
| |
Kind aan de ketting
De tentoonstelling Kind aan de ketting vertelt het verhaal van kinderen in slavernij toen en nu. Er zijn voorwerpen en beelden te zien, verhalen en liedjes te horen en bezoekers kunnen lopen langs een bijzondere lijn - de lijn van de levensloop van een slavenkind, van geboorte tot bevrijding, maar ook de lijn van de slavernijgeschiedenis, verteld vanuit het kind.
| |
| |
Rituelen, filmbeelden en het laatste nieuws over kinderen in slavernij maken het verhaal compleet. NiNsee (Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis) wil met Kind aan de ketting de stilte over kinderen in slavernij doorbreken. We realiseren ons vaak niet dat vroeger niet alleen volwassenen maar ook kinderen in de Nederlandse koloniën leefden en werkten als slaven. Evenmin mogen we vergeten dat er vandaag de dag nog steeds kinderen in slavernij leven. Er is weinig bekend over de kinderen die in vorige eeuwen in onze koloniën slaaf waren, maar datgene wat we er wel van weten, komt tot leven in deze boeiende tentoonstelling.
Kinderen leefden vroeger in slavernij, kinderen leven nu nog in slavernij. Sommigen komen in verzet en vinden de vrijheid. Kind aan de ketting is een aangrijpende belevenis voor de hele familie. De tentoonstelling is te zien van 20 maart 2009 t/m maart 2010 in het NiNsee, Linnaeusstraat 35-F (schuin tegenover het Tropenmuseum en het Oosterpark) in Amsterdam. Zie voor meer informatie www.ninsee.nl.
| |
De exotische mens; andere culturen als amusement
Een kleurrijke, schreeuwerige affiche waarmee de komst en het optreden van de exotische mens werd aangekondigd
Op de immens populaire volkerenshows rond de voorlaatste eeuwwisseling maakten blanke Europeanen kennis met de in hun ogen onbeschaafde, primitieve, barbaarse en zedenloze ‘ander’. Op deze human zoos verwonderden zij zich over de vreemde lichaamsbouw, kleuren, kleding en gebruiken van Noord-Amerikaanse Indianen, bewoners van Patagonië, Groenland, Ceylon, Somalië en Samoa maar ook uit de Nederlandse koloniën. Tegelijkertijd maakten wetenschappers van de gelegenheid gebruik ‘exotische mensen’ te meten en te rubriceren. Het was de tijd waarin Darwins gedachtegoed gemeengoed werd en de jacht naar de missing link, de schakel tussen aap en mens, geopend was.
Teylers Museum toont een bijzondere keuze op dit gebied uit de eigen historische collectie en uit de door het museum beheerde verzameling van Stichting Circusarchief Jaap Best. Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren heeft een belangrijke bruikleen ter beschikking gesteld aan de tentoonstelling. Dit deel van de collectie lag jaren verborgen in de
| |
| |
depots van het museum en wordt met De exotische mens voor het eerst in lange tijd weer zichtbaar voor het publiek.
Hoewel het tentoonstellen van andere volkeren geen negentiende-eeuwse vinding was, werden de volkerenshows pas in deze periode commercieel geëxploiteerd. De ‘negerdorpen’ of ‘human zoos’ waren grote spektakels waar soms complete dorpen uit de koloniën te zien waren. De bonte stoet ‘exotische mensen’ vertegenwoordigde de overzeese rijkdom en illustreerde met de afwijkende lichaamsbouw en levensstijl de superioriteit van het blanke ras. Clichés en stereotypen werden benadrukt, zeker ook in de affiches die de mensen moesten verleiden tot een bezoek aan de tentoonstellingen. Het was zwart of wit, wild of beschaafd, heiden of christen.
De volkerenshows boden wetenschappers de kans onderzoek te doen naar ‘de ander’ zonder zelf een verre reis te ondernemen. Door van exotische mensen de lichaamsbouw te bestuderen en schedels te meten, werd getracht de mensheid te vatten in een hiërarchisch systeem van soorten en subsoorten.
Vanuit het historische materiaal trekt het museum lijnen naar het heden. Met televisieprogramma's als Groeten uit de rimboe en recente volkerenshows wordt aangetoond dat het zich amuseren met andere culturen van alle tijden is. Tot slot gaat De exotische mens een dialoog aan met ‘de exotische ander’ door werk van hedendaagse kunstenaars uit de betrokken landen te tonen. De expositie is tot 10 mei te zien in het Teylers Museum in Haarlem.
| |
Wayang superstar - de theaterwereld van Ki Enthus Susmono
George Bush als wayang pop
In het Tropenmuseum is tot en met 28 juni 2009 een tentoonstelling over de Indonesische poppenspeler Ki Enthus Susmono te zien. Deze Javaanse kunstenaar heeft in eigen land de status van ‘superstar’. Zijn vernieuwende voorstellingen zijn ongekend populair en houden het klassieke Javaanse wajangtheater springlevend. De meest uiteenlopende figuren duiken op als personages in zijn poppenspel: Batman, de Teletubbies en Harry Potter, maar ook internationale bekendheden als George W. Bush, Saddam Hussein en Osama Bin Laden. De expositie Wayang Superstar toont circa zestig van Ki Enthus' mooiste poppen, aangevuld met filmbeelden van zijn voorstellingen.
Over Ki Enthus Susmono (Tegal, 1966) spreken Javanen louter in superlatieven. Hij is de hipste theatermaker, omdat hij steeds nieuwe wajangpoppen maakt met film- en televisiepersonages,
| |
| |
stripfiguren en politieke wereldleiders. En hij is de creatiefste, omdat hij de conventionele verhaallijn verandert en popmuziek introduceert. Hij is ook de brutaalste poppenspeler, omdat hij kritiek heeft op politieke en sociale zaken en daarvoor in zijn voorstelling openlijk uitkomt of omdat hij soms ronduit vunzige teksten gebruikt. Ki Enthus stamt uit een familie van dalangs, poppenspelers. Zijn vader maakte hem vanaf zijn vijfde jaar vertrouwd met wajangvoorstellingen en het tekenen en beschilderen van wajangpoppen. Op zeventienjarige leeftijd gaf Ki Enthus met poppen van zijn vader zijn eerste opvoering op een middelbare school. Een jaar later maakte hij zijn eerste pop: de kwade prins Indrajit. Tegenwoordig heeft hij diverse mensen in dienst die zijn ontwerpen uitvoeren.
Om de teruglopende belangstelling voor wajang onder jongeren tegen te gaan, voegt Ki Enthus sinds 2001 nieuwe elementen toe aan zijn wajangspel en -poppen. Zo is hij gekomen tot de introductie van personages als Batman, Bush en Bin Laden. Deze beroemdheden maakt hij vervolgens tot nieuwe personages, die onverwachts opduiken in zijn voorstelling. Ze bespreken zaken als wereldvrede, aids en religie. Via zijn personages kan Ki Enthus onverholen kritiek leveren, zonder daarvoor zelf verantwoording te hoeven afleggen. Met deze figuren hoopt hij de jeugd voor wajang te interesseren.
Conventionele wajangpoppen zijn erg gestileerd; dat heeft te maken met de terughoudendheid binnen de islamitische kunst om mensen af te beelden. Ki Enthus maakt poppen met een herkenbaar menselijk gezicht, zoals de Wayang Wali Sanga, over de negen heiligen die de islam op Java brachten en verspreidden. Deze voorstellingen zijn ongekend populair op Koranscholen, waardoor Ki Enthus door sommigen als ‘ustadz’ gezien wordt: een godsdienstleraar. Hij beschouwt zichzelf echter in de eerste plaats als poppenspeler, die slechts via zijn islamitische voorstellingen doet aan dakwah, islamverspreiding.
| |
Het Caraïbisch familiearchief
Staat er bij u op zolder nog een doos vol foto's en dagboeken van uw tijd in Suriname? Ligt er bij u in de kast nog een album met herinneringen uit Curaçao? Zit de koffer onder uw bed vol met plaatjes en brieven van familie uit Aruba of andere delen van de Caraïben?
Dit archief verdient het om bewaard te blijven, want uw persoonlijk materiaal is bijzonder waardevol. Het geeft namelijk een beeld van het dagelijks leven van ‘gewone’ mensen uit de Caraïben.
Het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) organiseert in juni 2009 de dag van het Caraïbisch familiearchief. Het wordt een dag vol lezingen, films en muziek met de Caraïben in de hoofdrol, met als doel bekendheid te geven aan het KITLV als archiverende instelling waar persoonlijke documenten en afbeeldingen onder optimale
| |
| |
omstandigheden bewaard kunnen worden. Ook willen wij u erop attent maken dat u uw foto's, dagboeken, brieven en poëziealbums kunt schenken aan professionele archiefinstellingen, zodat dit materiaal daar onder goede omstandigheden opgeslagen wordt voor latere generaties.
Frank Essed en Jules Sedney op bezoek bij Surinaamse voetballers in Nederland ca. 1959
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Peter Sanches of Bettine Loogman (familiearchief@kitlv.nl of 071-527 2378). U kunt ook de website bezoeken op www.caraibischfamiliearchief.nl.
| |
Rijksmuseum verwerft vroegst bekende foto uit Suriname
Uit particulier bezit heeft het Rijksmuseum de vroegst bekende foto uit Suriname in langdurig bruikleen verworven. Deze foto, een zogeheten daguerreotypie, toont een echtpaar van gemengde afkomst en werd in 1846 in Paramaribo gemaakt, zeven jaar na de ontdekking van de fotografie. Tot nu toe waren uit Suriname alleen foto's van ná 1860 bekend. De nu verworven foto is een ‘parenportret’, bedoeld om in een etui te bewaren en bij zich te dragen.
Maria Louise de Hart (geboren 1826) was de dochter van een vrijgekochte slavin en de Joodse plantage-eigenaar Mozes-Meijer de Hart. Haar man was Johannes Ellis (geboren 1812), zoon van Abraham de Veer, de Nederlandse gouverneur van Elmina in het huidige Ghana, en de Ghanese Fanny Ellis. In 1860 vertrokken Johannes Ellis en Maria Louise naar Amsterdam. Samen met hun vijf kinderen vestigden zij zich aan de Herengracht en gingen rentenieren.
Maria Louise was op het moment van het maken van de foto zwanger van haar zoon, later de eerste en enige Surinaamse minister in een Nederlands kabinet. Abraham George Ellis (1846-1916) was van 1902-1905 minister van Marine in het kabinet van Abraham Kuyper. Na zijn pensionering werd hij adjudant van koningin Wilhelmina.
Maria Louise de Hart en Johannes Ellis
De daguerreotypie, een foto op een verzilverde koperplaat, werd in 1839 geïntroduceerd door de Fransman Louis Daguerre en beoefend in de pionierstijd van de fotografie. Na enige tijd waren er reizende ‘daguerreotypisten’ die tegen betaling portretten maakten. Uit krantenadvertenties is bekend dat in maart en april 1846 twee Amerikanen in Paramaribo waren om daguerreotypieën te maken. Deze periode komt precies overeen met die waarin de foto gemaakt moet zijn. Zij is samen met andere
| |
| |
foto's uit Suriname en de Antillen van 18 augustus t/m 12 oktober 2009 te zien in het Rijksmuseum te Amsterdam.
| |
Kijkkasten uit Suriname; Rijksmuseum verwerft en toont Diorama's van Gerrit Schouten
Het Rijksmuseum in Amsterdam heeft van 22 oktober tot 7 december 2008 vijf diorama's en negentien losse figuren van de Surinaamse kunstenaar Gerrit Schouten (1779-1839) getoond. De diorama's (‘kijkkasten’), waarvan er drie in de afgelopen jaren werden verworven, tonen scènes uit het negentiende-eeuwse Paramaribo, een plantage en een slavendans. De diorama's krijgen een vaste plek in de nieuwe opstelling over de Surinaamse geschiedenis in het Rijksmuseum.
Het nieuw verworven diorama uit 1820 toont de Waterkant in Paramaribo, het knooppunt van de handel. Te zien zijn verschillende boten en de huizen die een jaar later volledig zouden worden verwoest bij een grote brand. In de andere diorama's zijn onder meer het Gouvernementsplein in Paramaribo te zien met de residentie van gouverneur Sir Pinson Bonham (1812) en een plantage, mogelijk de in 1785 aangelegde koffie- en katoenplantage Zeezigt. Uit 1830 stamt het diorama, eveneens recent verworven, waarin een du wordt vertoond: een rollenspel met muziek en dans dat een paar keer per jaar op een plantage werd opgevoerd. Schouten maakte deze diorama's met ‘slavendansen’ als souvenir voor repatriërende Europeanen. De losse figuren, afkomstig uit verdwenen diorama's, zijn Creoolse mannen en vrouwen en Inheemsen.
Schouten was in zijn tijd een van de weinige kunstenaars in Suriname. Hij werd geboren in Paramaribo, zijn vader was Nederlander, zijn moeder een kleurlinge. Als autodidact specialiseerde hij zich in het tekenen van planten en dieren. Er zijn nu nog ongeveer veertig diorama's van hem bekend. Ze bestaan uit een houten kijkkast met daarin een voorstelling van figuren van beschilderd papier en papier-maché. Ter gelegenheid van de expositie verscheen de in de boekhandel verkrijgbare publicatie Kijkkasten uit Suriname; De diorama's van Gerrit Schouten, geschreven door Clazien Medendorp met bijdragen van Eveline Sint Nicolaas.
Paramaribo, de Waterkant 1820
| |
| |
| |
‘Living ancestors / Levende voorouders’
In het NiNsee (Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis) was tot 20 februari jl. een serie uitzonderlijke portretten te zien van honderdjarige of zelfs meer dan honderdjarige vrouwen met als titel ‘Living ancestors / Levende voorouders’.
De kunstenares, Gabrielle Le Roux, maakte deze pastels op het eiland Dominica. De uitzonderlijke vitaliteit van de geportretteerde vrouwen kan niet vermeld worden zonder te denken aan hun voorouders die (over)leefden onder het juk van de slavernij. Op 27 mei 1848, enkele decennia voor de geboorte van deze vrouwen, werd in dit Franse departement de slavernij definitief afgeschaft. De portretten weerspiegelen de Afrikaanse ‘roots’ van deze vrouwen, de verborgen schatten van kracht, doorgegeven door de vorige generatie. Achter hun gezichten schuilen verhalen van hun lange leven. Van hun rol als moeder, minnares, genezer, ambachtsvrouw...
Elizabeth Israel uit Glanvillia, Portsmouth, Dominica. Beter bekend als Ma Pampo; geboren op 27 Januari 1875 hier 126 jaar oud en in 2003 overleden op 128-jarige leeftijd
| |
Tentoonstelling slavenringen gemeentehuis De Bilt
Van 4 tot 18 september 2008 was in de hal van het gemeentehuis van De Bilt een tentoonstelling te zien van allerhande slavenringen uit de collectie van verzamelaar Harry Clee. De tentoonstelling was ingericht in het kader van de landelijke Open Monumentendag, dit keer met als thema ‘Sporen’. In de vitrinekasten lagen vooral bronzen ringbanden vanaf het jaar 1000 na Christus. Deze zogenoemde slavenringen werden door stamhoofden, koningen en dorpshoofden gedragen en dienden als betaalmiddel. Het hiervoor gebruikte materiaal was voornamelijk brons. In de tentoonstelling was een grote diversiteit aan bronzen arm- en voetbanden te zien. Een van de vitrinekasten toonde de nek- en voetboeien waarmee de slaven werden geketend.
Slavenringen
Enkele sporen van een historische relatie met de slavernij zijn nog zichtbaar in Biltse gebouwen. Zo ligt in de dorpskerk van De Bilt een achttiende-eeuwse grafsteen van de familie Ameldung, in die periode eigenaar van het opengestelde landgoed Oostbroek. Het familiewapen bevat twee negerkopjes. De familie Ameldung had in de achttiende eeuw eigendommen in Suriname en hield mogelijk ook slaven. Op het kerkhof van Groenekan staat de grote grafkelder van de familie Calcoen, in de
| |
| |
achttiende en negentiende eeuw eigenaar van het landgoed Voordaan in Groenekan. Op de wapensteen van deze familie, boven de ingang van de kelder, staan eveneens twee negerkopjes. Deze zijn via de familie Van Loon, medeoprichters van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), in het wapen van de familie Calcoen terechtgekomen.
| |
Rijksmuseum te gast met Indiase miniaturen in het Van Gogh Museum
Het Rijksmuseum heeft van 17 oktober 2008 t/m 4 januari 2009 hoogtepunten uit zijn collectie Indiase miniaturen getoond in het Van Gogh Museum. De presentatie was een ontdekkingsreis kriskras door India: aan de hand van vijftig meesterwerken werd de stilistische ontwikkeling van de Indiase schilderkunst van de vijftiende tot de negentiende eeuw belicht. Ongeveer de helft van de miniaturen, afkomstig uit het legaat van de Amsterdamse medicus en verzamelaar P. Formijne, was voor het eerst te zien. De presentatie maakte deel uit van het Amsterdam India Festival.
Het temmen van de wilde olifant ca. 1730-1740 door een kunstenaar uit Kota
Veel schilderingen werden gemaakt in opdracht van de moslimkeizers van het Mogol-rijk, dat zich tijdens zijn bloeiperiode in de zeventiende eeuw uitstrekte van Noord- tot Centraal-India. Daarnaast waren de hindoekoningen uit de noordwestelijke staten Rajasthan en Punjab belangrijke mecenassen. De miniaturen geven een beeld van het hofleven, waarin het spelen van polo, het bijwonen van olifantengevechten en het roken van de waterpijp tot de bezigheden behoorden.
Kunstenaars vonden hun inspiratie ook in religieuze teksten of in klassieke Indiase muziek. Uniek voor de Indiase schildertraditie is het afbeelden van melodieën (ragas); de emoties die een klank moest oproepen, werden zo visueel gemaakt. Als kostbare kunstwerken waren de miniaturen alleen toegankelijk voor de opdrachtgever of een select gezelschap. Ze werden bewaard als losse bladen of tot albums gebonden, zodat men elk detail van dichtbij kon bekijken. In de miniaturen is de rijke cultuur van India te zien: van levendige illustraties over Krishna's jeugd tot verfijnde portretten van sjahs en maharadjas. Bij de expositie verscheen de publicatie 50 x India; De 50 mooiste miniaturen van het Rijksmuseum door Malini Roy (conservator prenten, tekeningen en foto's op het gebied van Azië en Afrika bij de British Library). Deze uitgave toont een selectie van de vijftig mooiste miniaturen uit de collectie van het Rijksmuseum en is verkrijgbaar in de boekhandel.
| |
| |
| |
Unieke online tentoonstelling over zwarte personages in de Nederlandse beeldende kunst
IDTV Docs heeft in samenwerking met De Nieuwe Kerk Amsterdam de online tentoonstelling Black is beautiful; Rubens tot Dumas gelanceerd op www.blackisbeautifulamsterdam.nl. Via deze site kan een bezoek gebracht worden aan de digitale versie van de expositie die tot en met 26 oktober 2008 te zien is geweest. Ook de bijbehorende korte achtergrondfilms en de populaire ‘kijktest’ zijn online te bekijken.
Website online tentoonstelling Black is beautiful
Black is beautiful; Rubens tot Dumas biedt een ontdekkingsreis door de kunstgeschiedenis. Vele grote meesters blijken zwarte personages te hebben verbeeld in hun kunstwerken. Doordat kunsthistorici dit over het hoofd lijken te hebben gezien, is hieraan tot nu toe weinig aandacht besteed. Deze tentoonstelling heeft geprobeerd daarin verandering te brengen met ruim 130 kunstwerken en een serie filmpjes met achtergronden, persoonlijke verhalen en een bijzonder archief.
De website herbergt binnenkort bovendien een zogenaamd researchlab. Dit lab wordt ontwikkeld om de (internationale) samenwerking tussen wetenschappers op dit thema verder te stimuleren. Het is een platform dat informatie en onderzoeksvragen van specialisten bij elkaar brengt; nu weet men elkaar slechts sporadisch te vinden. Daarnaast is het een plek die toegankelijk is voor een breed publiek dat een ‘kijkje in de keuken’ van kunsthistorisch onderzoek krijgt en er eventueel actief aan deel kan nemen.
| |
Verzameld werk Alette Beaujon; vondst van Antilliaanse poëzie in Den Haag
Het verzamelde dichtwerk van Alette C. Beaujon verschijnt dit jaar bij de Nederlandse uitgeverij In de Knipscheer. Beaujon werd in 1934 op Curaçao geboren. Zij groeide er op en bracht dikwijls vakanties door op de familieplantage Slagbaai te Bonaire. Als jonge vrouw van begin twintig publiceerde zij een omvangrijke bundel poëzie, getiteld Gedichten aan de Baai en elders. Zij werd hierin begeleid door haar oom, de bekende schrijver Cola Debrot. Met deze 78 Nederlands- en Engelstalige gedichten vulde zij in 1957 een dubbelnummer van het literaire tijdschrift Antilliaanse Cahiers. Eén gedicht is in het Papiaments geschreven.
Beaujons dichtwerk werd bijzonder lovend ontvangen. Zo schreef de invloedrijke criticus Ed. Hoornik dat het werk van de nieuwe dichteres ‘niet minder verrassend dan verblijdend is’. De evenzeer bekende Pierre H. Dubois sprak van ‘prille zuiverheid’, ‘dichterlijke trefzekerheid’ en
| |
| |
‘visionaire landschappen, welke als het ware ontstijgen aan de aardse werkelijkheid’. Niet minder lovend zou in 1959 Frank Martinus Arion zich uitlaten over de poëzie van zijn eilandgenote. In dat jaar verschenen ook nog veertien gedichten van Beaujons hand in Antilliaanse Cahiers onder de titel ‘Poems while in Delos’. Nadien zou zij nog slechts enkele gedichten publiceren, waaronder een gedicht voor Pierre Lauffer bij zijn overlijden in 1981. Zijzelf overleed in 2001.
Alette Beaujon
Begin 2008 werd in de Openbare Bibliotheek van Den Haag een kantooragenda aangetroffen uit 1957. Hierin staan 78 handgeschreven gedichten van Beaujon, waaronder de veertien ‘Poems while in Delos’. Het merendeel van deze gedichten - 64 in totaal - werd dus nog niet gepubliceerd! Beaujon, zo blijkt nu, heeft twee bundels van 78 gedichten geschreven. Deze vormen op dit moment haar ‘verzameld werk’ en zullen nu, samen met enkele verspreid gepubliceerde gedichten, voor het eerst samen in één boek verschijnen. Neerlandicus Klaas de Groot deed de vondst in de collectie Antilliana in Den Haag. Samen met Aart G. Broek vormt hij de redactie van Beaujons verzameld werk. Aan de bundel wordt volle medewerking verleend door de twee zoons van Beaujon, Jeannouel en Juan Carlos van Leeuwen, beiden medisch specialist op respectievelijk Curaçao en Aruba. Zij hebben toegezegd een levensbeschrijving van hun moeder aan het werk toe te voegen. De uitgave zal tevens een katern met foto's bevatten. Papiamentstalige gedichten van Beaujon worden met medewerking van Lucille Berry-Haseth naar het Nederlands vertaald.
Ieder die ongepubliceerd werk, brieven of andere teksten van Alette Beaujon heeft, wordt verzocht contact op te nemen met Aart Broek of Klaas de Groot. Ook ander materiaal dat op enigerlei wijze van belang zou kunnen zijn voor de uitgave is van harte welkom.
agbroek@planet.nl - tel. 071-514 2604
klink@hetnet.nl - tel. 023-524 5028
Ook kunnen worden benaderd dr. Jeannouel van Leeuwen, Curaçao, (005999) 5101870, of dr. Juan Carlos van Leeuwen, Aruba, (002978) 5932332.
| |
Verzameld werk van Tip Marugg gepresenteerd in de Openbare Bibliotheek Amsterdam
In de Openbare Bibliotheek Amsterdam waren op 29 januari jl. gevolmachtigde minister Paul Comenencia van de Nederlandse Antillen en staatssecretaris Ank Bijleveld van Koninkrijksrelaties de ‘peter’ en ‘meter’
| |
| |
van het door Uitgeverij De Bezige Bij uitgebrachte verzamelde werk van Tip Marugg, samengesteld door Aart Broek en Wint Rutgers onder de titel De hemel is van korte duur. Een dag eerder was ook het boek Niemand is een eiland verschenen, met essays over Marugg op basis van interviews van schrijfster Petra Possel. De avond werd gepresenteerd door de directeur van De Bezige Bij en door actrice Paulette Smit, die tevens belast was met de doopceremonie (boutismo). Verder was er een presentatie van tangomuziek (Maruggs favoriet) door Carel Kraayenhof, een verhaal over Marugg door schrijver Jan Brokken en het filmfragment De Indiaan baarde een neger (met teksten van Marugg) uit een documentaire van regisseur Sherman De Jesus. In een komende editie van Oso zal van beide boeken een recensie verschijnen.
Foto: Arjan van Lith
| |
Monumentenprijs 2008 naar Coenraad Temminck Groll
De Prins Bernhard Cultuurfonds Monumentenprijs 2008 is toegekend aan Coenraad Temminck Groll. De prijs, ter waarde van 50.000 euro, werd op 25 november jl. uitgereikt in het Muziekgebouw aan 't IJ in Amsterdam.
HKH Prinses Margriet overhandigt de prijs aan Prof. Temminck Groll
Temminck Groll (Amsterdam, 1925) uit Driebergen studeerde bouwkunde aan de toenmalige Technische Hogeschool Delft. In 1963 promoveerde hij cum laude op een proefschrift over middeleeuwse stenen huizen in Utrecht. In hetzelfde jaar kreeg hij hiervoor de Carel van Manderprijs van de Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici. Tussen 1954 en 1972 was hij werkzaam bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, de Dienst Openbare Werken in Utrecht en het Kunsthistorisch Instituut van de Universiteit Utecht. Daarnaast had hij zijn eigen architectenbureau voor restauratieprojecten in Utrecht. Van 1973 tot 1986 was hij hoogleraar in het architectonisch ontwerpen aan de TH Delft. Temminck Groll kan worden beschouwd als nestor van de Nederlandse monumentenzorg. Met zijn enthousiasme en bevlogenheid heeft hij als opleider en mentor veel studenten weten te inspireren en te motiveren. Hij leidde belangrijke restauraties als de Commanderij te Montfoort, het Huis Vredenoord te Kreukelen, het voormalige stadboudershuis te Culemborg, het Gotische Huis en het Pelstergasthuis in Groningen en de koorpartij van de Pieterskerk in Utrecht.
Temminck Groll heeft een grote hoeveelheid artikelen en boeken op zijn naam staan, waaronder De architektuur van Suriname, 1667-1930 en De
| |
| |
stenen droom; Opstellen over bouwkunst en ntonumentenzorg. In 2003 verscheen in samenwerking met drie andere auteurs zijn laatste grote publicatie The Dutch overseas; Architectural survey, over het Nederlandse overzeese erfgoed.
Uit het juryrapport: ‘Coenraad Temminck Groll heeft gedurende ruim een halve eeuw op effectieve en geestdrifrige wijze, met daadkracht en resultaat, als docent en inspirator, als monumentenzorger en bestuurder, het Nederlandse erfgoed binnen het koninkrijk en overzee grote diensten bewezen.’
De jury van de Prins Bernhard Cultuurfonds Monumentenprijs 2008 bestond uit Guus Borger (voorzitter), Jan Carel Bierens de Haan en Peter Karstkarel.
| |
Ruud van der Meulen wint NKS Boymansprijs 2008
Op 13 december 2008 ontving Ruud van der Meulen de NKS Boymansprijs 2008 voor zijn disserratie Brug over woelig water; Lidmaatschap van sportverenigingen, vriendschappen, kennissenkringen en veralgemeend vertrouwen. Deze prijs is een bekroning voor dissertaties die handelen over een aspect van de sport, de lichamelijke opvoeding, de bewegings- of sportieve recreatie of de daarmee samenhangende maatschappelijke achtergronden van de sportbeoefening in het algemeen en meer in het bijzonder vanuit een christelijke levensopvatting.
Volgens de politicoloog Robert Putnam, auteur van Bowling alone (1995), zijn de inwoners van de Verenigde Staten almaar minder met elkaar verbonden. Als een van de voornaamste oorzaken noemt hij het afkalvende verenigingsleven. Volgens Putnam ontwikkelen mensen via het lidmaatschap van verenigingen hechte vriendschappen, sociaal gemengde kennissenkringen en een geloof in de goedgezindheid van medemensen, ofwel veralgemeend vertrouwen. Vooral vrijetijdsverenigingen met hun ontspannen sfeer zouden sociale contacten verdiepen en verbreden, en zo de sociale samenhang bevorderen.
In zijn dissertatie onderzocht Van der Meulen voor hedendaags Nederland de veronderstelling dat lidmaatschap van sportverenigingen verbindt. Daarbij keek hij onder meer naar banden tussen autochtonen en allochtonen. Volgens gegevens uit de Familie-enquête Nederlandse Bevolking over ruim 2000 personen heeft een kwart van de autochtone volwassenen ooit als lid van een vereniging samen met allochtonen gesport. Doorgaans verloopt deze interetnische omgang vriendelijk. Zeven procent van de autochtonen maakte via het lidmaatschap van een sportvereniging een allochtone kennis, één procent sloot aldus met allochtonen vriendschap.
Ooit-leden van sportverenigingen hebben vaker dan nooit-leden een allochtone kennis, vaker vertrouwen in allochtonen. Dit verband blijft
| |
| |
bestaan als rekening wordt gehouden met onder meer opleidingsniveau en contact met allochtonen via buurt, werk en school. Vertrouwen in allochtonen hangt vooral af van de vraag of er daadwerkelijk samen met hen wordt gesport, ofwel van het lidmaatschap van een etnisch gemengd gezelschap. Of het gaat om een teamsport als voetbal dan wel een solosport, bijvoorbeeld atletiek, is van geen belang. Opvallend genoeg maakt het evenmin uit of iemand al op jeugdige leeftijd met het sportverenigingsleven in aanraking kwam. Verrassend is verder dat het vertrouwen in allochtonen lager ligt onder leden die regelmatig de sportkantine bezoeken.
De openbare verdediging van het proefschrift vond plaats op 11 december 2007. In Oso 2008/2 werd aandacht besteed aan deze publicatie.
| |
Promotie Liza Nell: politiek in moederland trekt Turken en Koerden meer dan Surinamers
Het afgelopen decennium is de wetenschappelijke interesse in transnationalisme van migranten aanzienlijk gestegen. Toch staat systematisch vergelijkend empirisch onderzoek naar de politieke dimensie van transnationalisme nog in de kinderschoenen. Daardoor is er onvoldoende bekend over de factoren die het ontstaan en de ontwikkeling van transnationale politiek onder migranten beïnvloeden. De dissertatie van Liza Nell, getiteld Transnational migrant polities in the Netherlands; Historical structures and current events, tracht deze lacune aan te vullen.
Liza Nell
De onderzoekster heeft gekozen voor een vergelijkende transnationale benadering in historisch perspectief. Haar eerste vraag is hoe de politieke integratie van migranten in het vestigingsland transnationalisme beïnvloedt en vice versa. Ten tweede tracht Nell factoren te identificeren die zowel het ontstaan en de ontwikkeling als de intensiteit en het niveau van institutionalisering van transnationale politieke activiteiten en bindingen van migranten verklaren. In het licht van nieuwe communicatietechnologieën in een globaliserende wereld en het ontstaan van een tweede generatie migranten in vestigingslanden traceert zij de ontwikkeling van transnationale politiek door de tijd heen.
‘Waar sommige academici stellen dat globaliseringprocessen transnationale bindingen versterken, menen anderen dat de permanente vestiging van migranten en het ontstaan van een tweede generatie transnationalisme juist verzwakken. Nell onderzoekt deze transnationale betrokkenheid- versus integratiethese door te focussen op zowel nationale als
| |
| |
transnationale politieke participatie van migranten. Voor de identificatie van verklarende factoren zijn verschillende herkomstlanden (Suriname en Turkije), migrantengroepen (Surinamers en Turken) en subgroepen (zoals Koerden en Hindostanen) vergeleken. Door de historische onderzoeksopzet is de factor ‘tijd’ een rode draad in het project.
Uit het onderzoek komt naar voren dat transnationale bindingen van Turken en Koerden op het collectieve niveau een hogere graad van institutionalisering hebben dan die van Surinamers. Transnationale bindingen tussen Turkse organisaties en partijen zijn vaak gebaseerd op een gedeelde ideologie en blijken veerkrachtig. Deze bindingen blijven bestaan, zelfs als de leiders van een organisatie opstappen. In de Surinaamse casus hebben transnationale bindingen tussen migrantenorganisaties in Nederland en politieke partijen in Suriname een veel lager niveau van institutionalisering; zij zijn vooral gebaseerd op verwantschap, vriendschap en etniciteit. Hoewel ook deze bindingen voortbestaan, worden ze in de loop der tijd gebruikt voor verschillende doeleinden, afhankelijk van de veranderende politieke belangen van individuele actoren.
Een gerelateerde bevinding is dat de structuur van Surinaamse transnationale politiek een geïndividualiseerd karakter heeft, terwijl die van Turkse transnationale politiek collectief is. Dit is niet alleen een direct gevolg van de verschillende typen politieke gelegenheidsstructuren van het herkomstland en nationalistische programma's, het reflecteert ook de politieke organisatie in het herkomstland. Vanwege het collectieve karakter is het bereik van transnationale politiek groter in de Turkse en Koerdische gevallen dan in de Surinaamse casus.
Uit het onderzoek komt verder naar voren dat zodra migranten accepteren dat hun verblijf in Nederland permanent is, de transnationale politieke betrokkenheid in haar geheel verzwakt. Transnationale bindingen worden dan voor andere doeleinden gebruikt en zijn vaker gericht op Nederland dan op het herkomstland. Een rustig politiek klimaat in het herkomstland en de vestigingsduur van migranten verklaren deze verschuiving. Nieuwe communicatie- en transporttechnologieën hebben transnationale politiek dus niet bevorderd in bereik of intensiteit. Noch is transnationale politiek gedeterritorialiseerd: zij blijft duidelijk gebonden aan natiestaten en wordt beïnvloed door de gelegenheden waarmee zij migranten al dan niet voorziet.
Op een abstracter niveau toont deze studie aan dat activiteiten van migranten vaak een directe reactie zijn op politieke veranderingen in het herkomst- of vestigingsland. Bindingen daarentegen blijven bestaan, zelfs als de activiteiten die hebben geleid tot hun totstandkoming zijn opgehouden. Oude bindingen kunnen nieuwe activiteiten kanaliseren. In dat opzicht hangt over hedendaagse transnationale politiek altijd een schaduw van het verleden. Bindingen zijn omvangrijker als zij collectief zijn en hebben een hogere mate van institutionalisering als zij door actoren in
| |
| |
het thuisland of de diaspora van bovenaf zijn geïnitieerd. Zij hebben dan een hogere overlevingskans en kunnen leiden tot het creëren van nieuwe bindingen door de tweede en derde generatie.
De onderzoeksresultaten zijn volgens Nell niet alleen van toepassing op de onderzochte cases of vergelijkbare gevallen. Zij presenteert theoretische en methodologische conclusies die van belang kunnen zijn voor transnationale politiek en de wijze waarop deze in het algemeen bestudeerd kan worden. Een handelseditie van dit proefschrift is op dit moment under review bij de IMISCOE Amsterdam University Press Research Series.
| |
Promotie Wieke Vink: de joodse gemeenschap in Suriname kende vele gezichten
In historische beschrijvingen van de Caraïben is weinig aandacht voor de veranderingen die witte Europese migrantengemeenschappen ondergingen. Meestal gaan ze over de botsing tussen Afrikaanse en Europese culturen en het proces van ‘creolisering’. Maar ook een migrantengemeenschap als die van de Joden in Suriname kon zich niet onttrekken aan de machtsongelijkheid en vijandigheid in het dagelijks leven van de koloniale samenleving en zij veranderde voortdurend. In haar proefschrift Creole Jews; Negotiating community in colonial Suriname beschrijft Wicke Vink de vele gezichten van de Surinaams-Joodse gemeenschap, waarvan de eerste leden zich al in de tweede helft van de zeventiende eeuw in Suriname vestigden. De koloniale slavenmaatschappij kende allerlei mechanismen van uitsluiting, maar bood ook nieuwe kansen. Vink promoveerde op 11 september 2008 cum laude aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Wieke Vink
Vink beschrijft welke veranderingen de Joodse gemeenschap in Suriname de afgelopen 350 jaar doormaakte en wat dit deed met het sociaal-culturele bewustzijn van haar verschiliende leden en de beleving van een Surinaams-Joodse identiteit. Deze geschiedenis van de Surinaamse Joden gaat over rijke Joodse suikerplanters die werden uitgesloten van het sociale leven van de witte koloniale niet-Joodse elite, maar ook over arme Joodse migranten die geminacht werden door Portugees-Joodse regenten, en over gekleurde Joden die een ondergeschikte positie innamen in een raciaal bepaalde gemeenschap. Vink onderzocht de conflicten en identitietsvragen die gepaard gaan met veranderende gemeenschapsgrenzen tegen de achtergrond van een samenleving die steeds creoolser werd. Zij deed dit op basis van uiteenlopend archiefmateriaal, zoals de archieven van de
| |
| |
Joodse gemeenten en het gouvernementsbestuur van Suriname, en diverse biografische bronnen.
Bij de Surinaamse Joden leefden koloniale ideeën over kleur en sociale status op gespannen voet met de halachische opvatting van Joodse identiteit - iemand is Joods als de moeder Joods is. Aanvankelijk werden de halachische regels niet zo nauw genomen. Zo lieten Joodse mannen hun onechte kinderen, verwekt bij Afro-Surinaamse vrouwen, opnemen in de Joodse gemeenschap. Tegelijkertijd leidde dit tot een tweederangsstatus van gekleurde joden, in zowel de Portugese als de Hoogduitse gerneenschap.
Halverwege de negentiende eeuw kreeg de halachische identiteitsopvatting de overhand in de Surinaams-Joodse gemeenschap. Kleur verloor haar betekenis als onderscheidend kenmerk, althans in de officiële stukken. Dat kleur niet van de ene op de andere dag ophield een rol te spelen, lijkt niet meer dan logisch in een gemeenschap die generaties lang mede op basis van kleurgrenzen was georganiseerd. Van de dissertatie verschijnt op korte termijn een handelseditie bij KITLV Press.
| |
Workshop ‘Cultural dynamics in 20th-century Suriname in Caribbean context’
Participanten aan de workshop met vlnr Jerry Egger, Rosemarijn Hoefte, Aisha Khan, Gloria Wekker en Michiel van Kempen
Eind september 2008 organiseerde het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde de tweedaagse workshop ‘Cultural dynamics in 20th-century Suriname in Caribbean context’, in het kader van een lopend, door NWO gefinancierd, KITLV-onderzoek naar de sociale geschiedenis van Suriname in de twintigste eeuw. Centraal in dit onderzoek staan sociaaleconomische en -culturele veranderingsprocessen in Suriname. De bedoeling van de workshop was thema's als sociale mobiliteit, gender, transnationalisme en culturele hegemonie te plaatsen in de bredere sociaal-historische context van Suriname en het Caraïbisch gebied. De presentaties van zeventien academici met uiteenlopende disciplinaire achtergronden uit Suriname, Trinidad en Tobago, de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Nederland besloegen een groot thematisch veld en verschillende periodes van de vorige eeuw. Het merendeel ging over Suriname, maar ook Guyana, Trinidad, de Nederlandse Antillen en Jamaica kwamen aan bod. Abstracte, sterk conceptuele en theoretische papers werden afgewisseld met casestudies die thema's in een concrete sociale, ruimtelijke of economische context plaatsten.
De workshop opende met een panel over natievorming, culturele hegemonie en creolisering. Patricia Mohammed (University of the West
| |
| |
Indies), Rivke Jaffe (Universiteit Leiden), Jerry Egger (Anton de Kom Universiteit van Suriname) en Aisha Khan (New York University) gaven hierop hun visie, puttend uit hun werk over Suriname en Trinidad. Het tweede panel ging in op specifieke culturele en religieuze instituties die een rol spelen bij het denken over culturele dynamiek in een Surinaamse context. Michiel van Kempen (Universiteit van Amsterdam), Wieke Vink (Erasmus Universiteit Rotterdam), Harald Jap-A-Joe (Anton de Kom Universiteit van Suriname) en Ellen Klinkers (KITLV) bespraken onder meer de Surinaamse politie en de Evangelische Broedergemeente.
Dag twee begon met een panel over de invloed van transnationalisme op culturele veranderingen. Gloria Wekker (Universiteit Utrecht), Deborah Thomas (University of Pennsylvania), Francio Guadeloupe (KITLV/Radboud Universiteit Nijmegen), Guno Jones (Universiteit van Amsterdam) en Ruben Gowricharn (Universiteit van Tilburg) belichtten de relatie tussen transnationale netwerken en consumptiepatronen, burgerschap en seksualiteit. De workshop werd afgesloten met een panel over klasse, gender en sociale verandering. Anouk de Koning (KITLV), Steve Garner (University of West-England) en Hebe Verrest (KITLV) gingen hierop in door te kijken naar natievorming in Guyana, sociale structuren in Moengo en stedelijke woonpatronen in Paramaribo.
Er was veel ruimte ingebouwd voor debat. De beperkte omvang van de groep en grote diversiteit in academische en geografische specialismen stonden garant voar diepgaande en pittige discussies. Steeds kwam het besef terug dat centrale concepten aan de hand waarvan Caraïbische samenlevingen vaak beschouwd worden niet zonder meer voldoen. Pluralisme is al enige tijd uit de gratie vanwege het statische karakter van de sociale analyse en de exclusieve focus op etniciteit. Andere lijnen waarlangs Caraïbische samenlevingen vorm krijgen, zoals gender, klasse, religie, ruimte en locatie, worden te weinig of eenzijdig belicht. De meer contemporaine creolisering impliceert dynamiek en ontwikkeling, maar resoneert up haar beurt met politieke overtuigingen en kent zo haar eigen problematiek. Een macroconcept dat recht doet aan de Caraïbische dynamiek, diversiteit en ongelijkheid bestaat vooralsnog niet. Mechanismen achter culturele en sociale veranderingen in de Caraïben zijn echter wel degelijk te achterhalen. De deelnemers pleitten voor benaderingen waarbij culturele dynamiek tegen de achtergrond van specifieke sociaaleconomische en sociaalruimtelijke settings bestudeerd wordt.
Ten slotte was het een goede gelegenheid om Suriname te plaatsen binnen een breder Caraïbisch perspectief en aandacht te besteden aan overeenkomsten en verschillen met landen als Trinidad en Tobago, Guyana en Jamaica. Suriname wordt zelden in een Caraïbisch licht gezet en (Engelstalige) Caraïbische studies besteden weinig aandacht aan het land. De workshop liet echter zien hoe Caraïbisch Suriname is of, anders gezegd, hoe Surinaams de Caraïben zijn.
| |
| |
| |
UvA ontvangt literaire nalatenschap Anton de Kom
In de jaren zestig verdween de literaire nalatenschap van Anton de Kom. De documenten waren, na uitlening aan Surinaamse studenten in Leiden, bijna veertig jaar lang spoorloos. Eind 2008 doken ze weer op. Tot verbazing van de familie bleek het om meer te gaan dan gedacht. Op dinsdag 24 februari droegen De Koms oudste zoon Ad en zijn dochter Judith het hele literaire archief over aan de Universiteit van Amsterdam. Aan een lange en voor de familie emotionele geschiedenis is een eind gekomen.
Anton de Kom (1898-1945) heeft een bijna legendarische status binnen de Surinaamse cultuur. Lang voor iemand anders in het Caraïbisch gebied dat deed, herschreef hij met Wij slaven van Suriname (1934) de geschiedenis van Suriname. Maar behalve dit grote essay schreef De Kom de romans Ons bloed is rood en Om een hap rijst, een filmscenario in verschillende versies, gedichten, en drie schriftjes vol Anansi-vertellingen. Al het literaire materiaal is nu tijdelijk overgedragen aan de UvA, waar het in beheer blijft zodat de biografen Rob Woortman en Alice Boots het kunnen raadplegen. Eind 2009 hopen zij hun levensbeschrijving van Anton de Kom te publiceren. Het archief van De Kom zal op termijn worden overgedragen aan het Nederlands Letterkundig Museum in Den Haag. Judith de Kom vertelde hoe het terugvinden en weerzien van de schriftjes met Anansi-vertellingen haar ontroerde, omdat haar vader de kinderen elke avond voor het slapen gaan over Anansi vertelde. Acteur Felix Burleson bracht De Korns gedicht ‘Vaarwel, Akoeba, vaarwel’. Peter Meel, directeur van het Instituut Geschiedenis van de Universiteit Leiden, sprak over de grote betekenis van Wij slaven van Suriname en sprak de hoop uit dat de reeds vervaardigde Engelse vertaling van het boek nu snel zal verschijnen.
|
|