de negentiende eeuw.) Verder is het woordenboek verrijkt met termen uit de muziek en de dans. Aan de plantennamen is de Latijnse naam en eventueel die van de naamgever toegevoegd.
Een andere vernieuwing is de vervanging van de oude door de nieuwe spelling. Van Albada heeft een computer het werk laten doen. Wel heeft hij voor de zekerheid ook nog een controle met de hand uitgevoerd - geen sinecure, gezien de omvang van het woordenboek. De derde vernieuwing betreft de formulering van de betekenissen: die is waar nodig gemoderniseerd (‘luide veesten’, bijvoorbeeld, heten nu ‘knetterende scheten’). Al deze ingrepen vergroten de bruikbaarheid en volledigheid van Pigeauds woordenboek.
Naast waardering heb ik ook kritiek. Over de volledigheid zal ik het niet hebben: geen enkel woordenboek is volledig. Van Albada laat bescheiden weten dat aanvullingen welkom zijn; mij lijkt dat hijzelf al flink wat bijgedragen heeft. Als ik in dit opzicht kritiek zou willen uiten, dan betreft het de spreiding in de tijd. Waarom zou je de woordenschat van teksten uit het begin van de negentiende eeuw opnemen? Voor dat soort teksten bestaat al een goed woordenboek dat niet zomaar te vervangen is, van Gericke-Roorda. Beter had de bewerker nog meer aandacht kunnen besteden aan het hedendaagse Javaans.
In het moderniseren van Pigeauds omschrijvingen is Van Albada niet ver genoeg gegaan. Woorden als ‘wapenhandel’, ‘minnarij’ of ‘meier’ voor respectievelijk wapens, vrijpartij of een bepaald soort ambtenaar waren in 1938 al hopeloos ouderwets. De bureauredacteur had hier moeten ingrijpen. Deze heeft ook steken laten vallen in de opmaak: punten en komma's ontbreken of er staan er juist te veel, er wordt midden in een lemma op een nieuwe regel begonnen, een nieuw lemma begint soms juist niet op een nieuwe regel. Er is geen bladzijde zonder één of meer van dergelijke onvolkomenheden.
Een andere kwestie betreft de systematiek. Pigeaud nam in 1938 naast de basiswoorden de afgeleide vormen als lemma op. Je kon zoeken op omah maar ook op ngomah en pomah. Dit leek Pigeaud gemakkelijk voor beginners. Van Albada heeft deze benadering overgenomen. Dat is zijn goed recht maar nodig is het niet - ook niet voor beginners, want het onderscheid tussen basiswoorden en afgeleide woorden is juist het eerste wat je leert. Het is zelfs onwenselijk, want nu staan allerlei woorden die bij elkaar horen verspreid door het woordenboek.
Deze publicatie bevat vier voorwoorden. Dat zijn er drie te veel. Merkwaardig is de aanwezigheid van een voorwoord van E.M. Uhlenbeck, overgenomen uit de herdruk van 1982. Uhlenbeck vond Pigeauds woordenboek niet goed omdat het voorbijgaat aan het systeem van de taal (het onderscheid tussen basiswoorden en afleidingen); een herdruk was alleen te verdedigen omdat er niets anders was. Dat geldt dus blijkbaar nog steeds.