OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 27
(2008)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 299]
| |||||||||||
Jannes H. Mulder
| |||||||||||
Vanuit EngelandNaar verluidt, is de Orde der Mechanics opgericht in 1757 in het Engelse graafschap Lancashire via een afsplitsing van de vrijmetselarij (Vassal 1964). Vanuit Lancashire verspreidden de Mechanics zich over Engeland en Schotland en ontstonden binnen de oorspronkelijke orde varianten die twee eeuwen later nog doorwerken in de naamgeving en werkwijze van de orde in Suriname.Ga naar voetnoot4 Veruit de meeste Mechanics zijn te vinden onder | |||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||
Afro-Amerikanen in Noord-, Centraal- (Cuba en Panama) en Zuid-Amerika (Guyana, Suriname en Frans Guiana), alsook in het Caraïbische gebied (Barbados, Trinidad, Tobago, Grenada, St. Lucia, St. Vincent, Jamaica en de Nederlandse Antillen). Dankzij Surinaamse migranten bevinden zich in Nederland eveneens Mechanics. Na aanvankelijk vanuit Engeland te zijn aangestuurd, verhuisde het hoofdkantoor van de organisatie in 1941 - waarschijnlijk vanwege het teruglopende ledenaantal - van Londen naar New York.Ga naar voetnoot5 Sindsdien luidt de officiële naam Independent United Order of Mechanics Western Hemisphere Incorporated (IUOM WH Inc).Ga naar voetnoot6 In Engeland werd de orde in 1947 opgeheven. Dit betekende de definitieve afsluiting van een periode van volledige verkleuring van het ledenbestand van de Orde der Mechanics. | |||||||||||
Loge volharding no. 6Het eerste teken van de aanwezigheid van Mechanics in Suriname is de oprichting, in 1877, van Loge Perseverance No. 5 aan de Keizerstraat in Paramaribo (Baarn & Julen 1987).Ga naar voetnoot7 Onder de leden van deze allereerste loge bevinden zich enkele zwarte leden die zich uit de veel oudere, grotere en invloedrijke loge der vrijmetselarij hebben teruggetrokken. Onderlinge twisten maken echter een einde aan Perseverance No. 5. Een herstart van de Mechanics in 1922, met de oprichring van Loge Volharding No. 6, heeft meer en vooral blijvend succes. De geschiedenis van deze loge begint bij Alexander Louiszoon, een politiek actieve jonge Surinamer op zoek naar werk en ervaring in Demerara (Brits Guiana), het huidige Guyana. In Georgetown, de hoofdstad, ontmoet Louiszoon de lokale vakbondsleider van de transportarbeiders (sjouwers) Nathanael Chrichlow, die net een staking aan het voorbereiden is. Het verhaal wil dat Chrichlows stakingscomité naast Loge Corinth van de Mechanics van Georgetown huisde. Onduidelijk is of Chrichlow zelf lid van deze loge was. | |||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||
Louiszoon, onder de indruk van de staking, de Mechanics en mogelijk ook de verhalen over de Russische Revolutie, richt in 1922 zijn eigen Surinaamse Sjouwersbond op, die prompt de Koninklijke West-Indische Maildienst platlegt. In deze periode ontmoet Louiszoon de oudere en vooral meer behoudende Nelius Bruma, die lid is van verschillende geheime genootschappen en ook al eens op bezoek is geweest bij de loge van de Mechanics in Georgetown. Bruma, Leo Kamperveen en Louiszoon zetten zich vervolgens in voor een herstart van deze orde in Suriname, wat leidt tot de oprichting van Loge Volharding No. 6. Omdat Chrichlow waarschijnlijk geen echte officier (bestuurslid) der Mechanics in Demerara is, treedt Grand Master Hoyte van Corinth loge in Georgetown volgens de regels bij de Mechanics op als sponsor van Volharding No. 6. Naam en nummer van de nieuwe loge verwijzen naar de opgeheven Loge Perseverance No. 5. Vanuit het hoofdkantoor in Engeland verleent Grand Master Pearson de dispensatie waarmee de procedure van oprichting van de nieuwe loge in Suriname in gang mag worden gezet. In het vroege voorjaar van 1922 komen de broeders uit Georgetown naar Paramaribo om in hoog tempo zeven Surinaamse aspirant-broeders op te leiden tot officieren. Loge Volharding No. 6 opent zijn deuren op 17 maart 1922 (Baarn & Julen 1987). Van het oorspronkelijke trio zou Kamperveen de leiding van deze loge op zich nemen; maar door zijn overlijden, eind 1921, worden Bruma voorzitter en Louiszoon secretaris van de loge.Ga naar voetnoot8 De oorspronkelijke leden van Volharding zijn ‘eenvoudige sjouwers en kleine luyden’. Al snel ontstaat een vruchtbare samenwerking met de ‘sjouwman vrijmetselaren’, die zich in 1921 hebben verenigd in Loge Obadiah No. 1255 van de vrijmetselarij. Deze loge huist aan de Keizerstraat in een pand van een ander geheim genootschap, de Foresters. Na de opheffing van Obadiah in 1928 keren sommige leden terug naar de moederloge der vrijmetselarij, anderen sluiten zich aan bij de Mechanics. Loge Volharding No. 6 heeft van 1928 tot 1940 dankbaar gebruikgemaakt van het gebouw waarin Obadiah was gehuisvest. Ook de antieke stoelen en de katheder die nog steeds in de loge staan, komen van Obadiah. De huisvesting van Loge Volharding No. 6 kent een lange geschiedenis. In 1922 is de loge gehuisvest aan de Gonggrijpstraat in Paramaribo, om datzelfde jaar nog te verhuizen naar de Keizerstraat tussen de Malebatrumstraat en de Zwarthovenbrugstraat, en in 1923 naar de Hogestraat. De Mechanics zitten daarna, van 1925 tot 1928, in Court Charity van de Ancient Order of Foresters aan de Burenstraat. De zwerftocht komt ten einde als de Volharding op 16 maart 1940 zijn eigen pand kan betrekken | |||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||
aan de Steenbakkersgracht, de huidige Dr. Sophie Redmondstraat.Ga naar voetnoot9 De loge en zijn tempel zetelen in een modem gebouw (afbeelding 1) en de locatie is inmiddels uitgebreid van nr. 52 in 1922 tot de nrs. 48 t/m 54 in 2007. Foto 1. Het moderne gebouw van Loge Volharding No. 6 aan de Dr. Sophie Redmondstraat
De orde is zich in de loop der jaren meer naar buiten gaan richten. Dit blijkt onder meer uit de ontwikkeling van het ook voor niet-leden bestemde recreatie-oord Tamarinde, de oprichting van een noodfonds en donaties aan maatschappelijk relevante stichtingen.Ga naar voetnoot10 | |||||||||||
ZusterschapNa een moeizame ontstaansgeschiedenis van vrouwenloges of chapters is het na ruim twintig jaar strijd in 1969 gelukt om het eerste vrouwenchapter der Mechanics op te richten. Annie Aksel speelt daarbij een belangrijke rol. Op jonge leeftijd verhuist zij van Paramaribo naar Willemstad, | |||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||
Curaçao. In 1946, tijdens een bezoek aan Paramaribo, meldt zij zich samen met een zuster-Mechanic uit Trinidad bij Loge Volharding No. 6 met de vraag waarom er nog steeds geen chapter in Suriname is. Haar verzoek valt in onvruchtbare aarde. Eerder, in 1939, was al een poging ondernomen om vrouwen tot de orde toe te laten. Er was zelfs een comité opgerichr onder leiding van de zusters Uckman, Gunning en Valstein om dit vraagstuk onder de aandacht te brengen. In 1958, ruim tien jaar na haar eerste poging, lukt het Aksel om de toelating van vrouwen tot de orde opnieuw op de agenda te krijgen, echter zonder veel resultaat. De echte doorbraak komt pas wanneer vele Afro-Surinaamse Mechanic-zusters van Chapter Excelsior Flower No. 1 in 1968 vanuit Curaçao definitief naar Paramaribo terugkeren. De victorie is op 15 februari 1969, met de oprichting van Chapter Queen Esther No. 10 in Paramaribo. Dit chapter wordt ondergebracht in Loge Volharding No. 6 en zuster Aksel is met gepaste trots de eerste Illustrative Matron van Suriname (afbeelding 2). De belangstelling onder vrouwen blijkt groot - met tegenwoordig zes vrouwenchapters naast de elf mannenloges. Op Loge Volharding No. 6 na zijn alle zeventien afdelingen tussen 1960 en 1990 ontstaan, de bloeiperiode in de ontstaansgeschiedenis van de Mechanics in Suriname. Anno 2008 bedraagt het totale aantal leden van de orde in Suriname circa 750. Foto 2. Enkele bestuursleden van Queen Esther Chapter No. 10 van het eerste bestuur tijdens een processie (oktober 1969). Vierde van links Zuster Annie Aksel, de eerste Illustrative Matron van deze chapter
| |||||||||||
In de diasporaIn de loop van de geschiedenis verlaten vele mannen en vrouwen Suriname om later naar het moederland terug te keren. Onder hen bevinden zich broeders van Loge Volharding No. 6. Zo wordt in 1929 in Willemstad Loge Victory No. 2 opgericht. Vele leden van deze loge keren later naar Su- | |||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||
riname terug, waar zij in 1960 Loge Victory No. 3 oprichten. Na enige tijd onderdak te hebben gevonden in het gebouw van Volharding No. 6 gaat de loge over naar een eigen gebouw aan de Verlengde Coppenamestraat. Vestigingen beperken zich overigens niet tot de stad Paramaribo. Broeders verhuizen bijvoorbeeld naar het district Marowijne om in de bauxietwinning van Suralco te gaan werken. Om vanuit de standplaats Moengo een loge in Paramaribo te bezoeken is niet eenvoudig: het betekent vier dagen buitengewoon verlof opnemen zonder doorbetaling. Om deze broeders tegemoet te komen, krijgen zij van Loge Volharding No. 6 toestemming het zogenoemde Moengo Comité op te richten. Dit comité, zonder een ‘staat binnen de staat te vormen’, wordt zorgvuldig opgebouwd uit een gelijk aantal bestuursleden met een identieke functieverdeling als binnen de moederloge. Moengo heeft enige jaren comités van Mechanic-broeders gehad, maar gezien het toenemende aantal leden groeide de behoefte om op eigen benen te staan. Vanuit de moederloge Volharding No. 6 en met dispensatie van de Grand Lodge van Guyana werd in 1966 in Moengo Loge Perseverante No. 7 opgericht. De naam Perseverance (van 1877) en de aansluitende nummering onderstrepen de continuïteit van de loges in Suriname. Vanwege de binnenlandse oorlog in de tweede helft van de jaren tachtig zijn de attributen en het meubilair van de tempel in Moengo naar Paramaribo overgebracht. Mechanics uit Suriname waren niet alleen op de Nederlandse Antillen maar ook in Frans Guiana en in Nederland actief.Ga naar voetnoot11 De loges en chapters in Nederland zouden er niet geweest zijn zonder de noeste arbeid van de | |||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||
broeders en zusters uit Suriname. De geschiedenis van de Mechanics in Nederland begint in 1966, met het bezoek van de in Nederland wonende broeder L. Jugwels, oud-lid van Loge Volharding No. 6, aan de Grand Secretary van de Londinium District Grand Lodge No. 1 in Engeland. Eenmaal terug legt hij contacten met andere broeders in de diaspora en na een intensieve periode van voorbereiding wordt in 1973 met hulp vanuit Paramaribo en Willemstad de eerste loge in Nederland opgericht: Loge Jozua No. 8 IUOM te Rotterdam. Daarna gaat de ontwikkeling snel. Op dit ogenblik telt Nederland negen loges en/of chapters met in totaal circa 400 leden.Ga naar voetnoot12 | |||||||||||
Rituelen en ceremoniënDe Orde der Mechanics is een besloten inwijdingsgenootschap, in Suriname te vergelijken met die van de vrijmetselaren, Foresters (Mulder 2006), druïden en Odd Fellows (Voorn 1995). Het gemeenschappelijke uitgangspunt is de erkenning van het bestaan van een Hogere Macht. De orde is echter geen geloofsgemeenschap. Het verkondigen van een geloofsovertuiging is onder broeders en zusters zelfs taboe. Zoals gezegd, ligt de nadruk op ‘de veredeling van de mens’, via gemeenschapszin, persoonlijke lering, hulp bij nood en gedisciplineerd gedrag. Sommige leden zien de loge als een permanente leerschool voor volwassenen. Belangrijk is de navolging van voorgeschreven rituelen tijdens de ceremoniële bijeenkomsten in de tempel. Aanvankelijk bestonden er diverse boetes voor overtredingen, zoals afwezigheid zonder kennisgeving, onhebbelijk gedrag tijdens een bijeenkomst of verzuimen om een zieke broeder te bezoeken. Naast de jaarlijkse contributie door de leden vormden deze boetes een belangrijke inkomstenbron voor de diverse fondsen ter onderlinge steunverlening. Tijdens bijeenkomsten hecht men grote waarde aan correcte procedures en aanspreektitels. Broeders spreken van voorzittend meester (‘Illustrative Grand’ of ‘Worshipful Master’), gedeputeerd meester, eerste en tweede diaken, secretaris en assistent-secretaris, penningmeester en binnen- en buitendeurwachter (tylers). Tijdens de rituele bijeenkomsten zijn de broeders in het zwart of donker gekleed. Alleen de Grand Master mag een hoed of hoofddeksel dragen. Aan de lange zijden van de tempel staan stoelen gerangschikt naar de kleuren van de eerste zes graden, respectievelijk roze, scharlakenrood, groen, blauw, rood en wit.Ga naar voetnoot13 Aan de andere kant van de tempel, tegen- | |||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||
over de voorzitter, zit de gedeputeerde meester en haaks daarop, op de zogeheten materiële as van de tempel, zitten tegenover elkaar de penningmeester en de secretaris. Op het snijpunt van beide assen ligt op een eenvoudige katheder de Bijbel. Bij de toegangsdeur tot de tempel staan de zwaarden van de deurwachters opgesteld. De afbeeldingen van symbolen en spreuken aan de wanden en op het als hemel beschilderde plafond met ladder dragen bij aan een plechtige sfeer (afbeelding 3). De leden ontvangen ieder halfjaar een nieuw geheim password om tot de bijeenkomsten toegelaten te worden en broeders die vanuit Nederland op bezoek komen, moeten het geheime traveller password kennen. Foto 3. Tempel van de Loge Volharding No. 6 met katheter en bijbel, alziend oog, spreuk aan de wand en een hemels plafond met ladder.
Afbeelding 4 toont een gedeelte van de portrettengalerij in de lectuurkamer waar nieuw opgenomen broeders in de leer van de orde worden geïnstrueerd. De vergadering van een loge of chapter vindt plaats op vaste avonden, tweemaal per maand; kerstmis wordt gemeenschappelijk gevierd. Aanvankelijk stond de orde het concubinaat niet toe. Om lid te kunnen worden, moest de aspirant-broeder eerst in het huwelijk treden. Deze regel is inmiddels afgeschaft, evenals de verklaring van gezondheid van een nieuw lid en zijn partner, afgegeven door de logegeneesheer. | |||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||
Foto 4. Portrettengalerij in de lectuurkamer van Loge Volharding No. 6
In Suriname hebben de Mechanics een eigen begrafenisfonds, maar in tegenstelling tot de Foresters geen eigen begraafplaats.Ga naar voetnoot14 De orde heeft wel een eigen afleggersvereniging (Van der Pijl 2007: 270). In 1893 richt Henry Hennep, doodkistenmaker, de lijkhewassersvereniging Liefde op, waarvan in de periode dat de Mechanic-broeder Johannes Uden voorzitter is, vele Mechanics gebruikmaken. Omgekeerd mag Liefde voor haar vergaderingen gebruikmaken van het gebouw van de Mechanics. Deze samenwerking, vanaf 1941, resulteert in 1975 in de eigen afleggersvereniging Emanuel. Na de aflegging houden de Mechanics hun begrafenisprocessie vanuit de loge van de overledene naar bijvoorbeeld begraafplaats Marius Rust. Dit met veel ceremonieel gepaard gaande gebeuren maakt op het publiek altijd veel indruk. Mechanics Day - traditioneel de tweede zondag in september - vindt plaats in alle landen waar Mechanics actief zijn. Vanuit Loge Volharding No. 6 vertrekken de broeders en zusters in processie naar de kerk en na afloop is er een gezellig samenzijn. In Suriname bestaat sinds enkele jaren op de laatste zondag van juli de Sinazade, de Dag van het Ordewezen. De | |||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||
bedoeling is dat op die dag zo veel mogelijk genootschappen zich in het openbaar presenteren.Ga naar voetnoot15 | |||||||||||
De orde der mechanics nog voldoende vitaal?Volgens sommige buitenstaanders zijn de activiteiten van de Mechanics niet meer van deze tijd. Ook het belang van hun fondsen van onderlinge solidariteit maakt op niet-leden weinig indruk. Er bestaat immers een Staatsziekenfonds en iedereen kan zich voor van alles en nog wat verzekeren. Wat is tegenwoordig dan nog de relevantie van een orde als de Mechanics? Alvorens hierop in te gaan, vragen twee kwesties uit de geschiedenis van de Mechanics om aandacht. Ten eerste: waarom richtten Afro-Surinamers aan het einde van de negentiende eeuw een loge op? Het antwoord luidt dat na de afschaffing van de slavernij vermoedelijk onder de ex-slaven de behoefte bestond elkaar in groepsverband te ontmoeten en dan bij voorkeur op een eigen locatie. De nieuw verkregen vrijheid kan gepaard zijn gegaan met een verlangen naar nieuwe structuren en eigen regels. Behalve samenkomen en vanuit een spirituele behoefte de nieuwe leefwereld mentaal het hoofd bieden, wilde men onder de nieuwe omstandigheden wellicht ook snel verzekerd zijn van materiële hulp in noodsituaties. Het eerste doel werd bereikt met streng georganiseerde bijeenkomsten en diensten op vaste dagen en tijdstippen. Van groot ondersteunend belang daarbij waren de rituelen die voorschreven hoe te handelen en de ceremoniën voor bepaalde gelegenheden, zoals bij de toelating tot de orde en het overlijden van een lid. Het tweede doel, financiële ondersteuning, kon alleen bereikt worden met de hulp van een gedisciplineerd opererende penningmeester, die bereid was op elk gewenst moment opening van zaken te geven. In de sociale context van ruim een eeuw geleden moeten genootschappen als die van de Foresters en Mechanics een belangrijke emancipatoire rol in het Surinaamse leven hebben vervuld. De zeer schaarse literatuur laat zien dat in het Caraïbisch gebied dergelijke fondsen voor onderlinge steunverlening dienden als belangrijk vangnet voor vele mensen in nood (Welles & Welles 1953; Moya 2005). Een tweede vraag heeft betrekking op de periode 1960-1990: alle oprichtingsdata van de loges en chapters vallen binnen deze periode, met uitzondering van Loge Perseverance No. 5 (circa 1900) en Loge Volharding No. 6 (1922). Na 1990 zijn er in Suriname geen loges meer bijgekomen; er is zelfs één loge opgehouden te bestaan. Hoe kunnen | |||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||
we deze kortstondige bloeiperiode verklaren? Mogelijk hangt dit samen met de politieke emancipatie van Afro-Surinamers in de periode rond de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 (afbeelding 5). De oprichting van nieuwe organisaties in de context van ‘collectief verzet’ tegen andere sociale groeperingen versterkte wellicht de onderlinge solidariteit en de ontwikkeling van een eigen identiteit. Ongetwijfeld speelt bij het lidmaatschap van een geheime orde ook een statuselement mee (Vuijsje 1974). Bovendien biedt het lidmaatschap van een dergelijk sociaal netwerk, net als bij politieke partijen of sportverenigingen, vele mogelijkheden. Foto 5. Preston Unity op de naamborden van loge Unity en loge Fidelity
Als de sinds 1990 opgetreden stagnatie doorzet, dreigt onherroepelijk vergrijzing, met als uiterste consequentie het uitsterven van de orde. Het fenomeen van vergrijzing is ook bij de Foresters geconstateerd (zie Mulder 2006). De roekomst van de orde der Mechanics hangt af van eventuele nieuwe aspiraties van leden van de Afro-Surinaamse gemeenschap op het gebied van identiteitsvorming en interactie. Er zijn aanwijzingen dat onder jonge intellectuelen in Suriname de behoefte bestaat aan meer mogelijkheden voor een serieuze uitwisseling van gedachten en interculturele dialoog. De broeders en zusters die tussen 1960 en 1990 hun loges en chapters oprichtten, zouden wellicht in deze behoefte kunnen voorzien en op tijd hun verantwoordelijkheid kunnen nemen. Als een proces van verjonging op de behoeften van jonge Afro-Surinamers inhaakt, is het voor de orde nog niet te laat. De vroegere bloeiperiode van de Mechanics kan dan zelfs als inspiratiebron dienen voor de nabije toekomst. | |||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||
Literatuur
Jannes H. Mulder (1940) was internist-oncoloog en promoveerde op muizenonderzoek. Later werkte hij op het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te Den Haag en op het ministerie van Volksgezondheid te Paramaribo. Sinds 2005 verricht hij onderzoek naar rituelen (www.jannesmulder.nl). |
|