OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 27
(2008)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |||||||||||||||
Gloria Wekker
| |||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||
tussen ouders en kinderen, en tussen heteropartners, veelal onontgonnen terrein, een psychologische no-go area. Daarom is het belangrijk dat het Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek (IBS) besloten heeft om zijn jaarlijkse colloquium in 2007 en dit themanummer te wijden aan seksualiteit en erotiek in Suriname. Ik vind het een moedig en noodzakelijk besluit. Het is hoog tijd dat we in Surinaamse kring serieus gaan praten over seks en er nier alleen grappen over maken. Aan het zwijgen over dit onderwerp zijn grote sociale, psychologische en gezondheidskosten verbonden. Meer dan ooit zijn Eros (levensdrift of libido) en Thanatos (doodsdrift) in de afgelopen decennia via hiv/aids met elkaar verknoopt geraakt. Maar ook andere ongewenste verschijnselen, zoals seksueel overdraagbare aandoeningen (soa's), algemene seksuele onwetendheid, het niet goed kunnen inschatten van seksuele risico's, tienerzwangerschappen, intergenerationele transmissie van transactionele seks - onder de jongste generatie aangeduid als ‘breezerseks’ - en het excessieve seksuele geweld tegen en misbruik van vrouwen en kinderen, waaronder incest, moeten, willen we dit veranderen, via communicatie en onderzoek tegemoet getreden worden. Dat gebrek aan communicatie manifesteerde zich duidelijk op het huwelijksfeestje dat ik hierboven aanhaalde. De dansers waren late tieners, vroege twintigers, en om hen heen stonden ouders/ouderen, die zich bij wijze van spreken wel de baren uit het hoofd konden trekken, maar niemand zei wat of trad handelend op. In deze bijdrage komen de volgende onderwerpen aan de orde. Ten eerste bespreek ik de paradoxen rond seksualiteit in Suriname en de studie van zwarte seksualiteit. Hierna ga ik in op de vraag waarom het belangrijk is seksualiteit te bestuderen. Vervolgens breng ik in kaart wat ik onder seksualiteit versta, namelijk een sociale constructie en een praktijk of een serie praktijken. Enkele common sense-ideeën over seksualiteit, ingegeven door biologisch-essentialistische aannames waar ik de lezer vanaf wil helpen, zullen de revue passeren. In de daaropvolgende paragraaf behandel ik belangrijke seksuele thema's die wel of nog niet bestudeerd zijn in een Surinaamse context. Daarbij zet ik de Surinaamse situatie af tegen de Caraïbische. Ik eindig ten slotte met enkele aanbevelingen voor verdere studie en voor een effectieve aanpak daarvan. | |||||||||||||||
Paradoxen en studie van zwarte seksualiteitSeksualiteit in Surinaamse kring, zoveel kunnen we op voorhand vaststellen, is een domein vol paradoxen. Naast de eerdergenoemde paradox - de alomtegenwoordigheid van seks versus het gebrek aan serieuze conversatie en kennisoverdracht erover - zijn er nog enkele andere. Enerzijds is er een beeldvorming over Surinaamse, en in het algemeen over Caraïbische seksualiteit, die mensen superkwaliteiten toedicht: seksuele superaanleg en begaafdheid (Kempadoo 2004). Soms gaan mensen daar ook in mee: | |||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||
men gelooft in de toegeschreven hyperseksualiteit, zonder zich ervan bewust te zijn dat dit een erfenis is uit een racistisch, koloniaal verleden. Anderzijds is het een beladen onderwerp, dat met buitengewoon veel schaamte is omgeven. Sommige mensen meden, naar verluidt, afgelopen jaar het IBS-colloquium vanwege het onderwerp. Dit is een oude reflex, een attitude die ik in verband breng met een vorm van Surinaamse vrouwelijke ‘respectabiliteit’. In Crab antics lanceerde Wilson (1973), zich baserend op de situatie in de Britse Caraïben, de hypothese dat Afro-Caraïbische mannen waren ingebed in een systeem van ‘reputatie’ dat de afwijzing van een middenklassewaardepatroon impliceerde en een paradigmatisch wakaman-gedragspatroon met zich mee bracht, terwijl vrouwen, door hun grotere nabijheid tot de meesterklasse tijdens de slavernij, zich veel meer zouden richten naar een systeem van respectabiliteit: het ambiëren van een waardepatroon waarin een wettig huwelijk, religieuze inbedding en onderwijs belangrijk waren. Feministische Caribisten (Besson 1993; Wekker 1994) hebben aangetoond dat dit schema te grofmazig en te binair is om de meervoudige werkelijkheid te kunnen vangen. Weer een andere paradox is dat seksualiteit in het publieke domein, getuige de verschijningsvormen in de populaire cultuur en de kleedstijl van veel vrouwen, een bron van plezier en genoegen lijkt voor zowel mannen als vrouwen, terwijl tegelijkertijd ongewenst seksueel gedrag en seksueel en huiselijk geweld tegen vrouwen en kinderen de spuigaten uitloopt (Wekker 2004). In het overkoepelende gendersysteem dat de samenleving omspant, is nog steeds sprake van heteronormativiteit, mannelijke dominantie. Op seksueel gebied uit dit zich onder andere in een gebrek aan communicatie tussen heteroseksuele partners, een psychische economie bij mannen waarin de seksuele trouw van de partner obsessieve vormen aanneemt, asymmetrie in de vrijheid en openheid waarmee mannen en vrouwen er meervoudige partners op na kunnen houden en, in de werksfeer, een vaak door mannen als vanzelfsprekend ervaren recht op seksueel contact met ondergeschikten. Een en ander gaat meer dan incidenteel gepaard met abominabele seksuele praktijken van mannen en met geweldpleging (Terborg 2002; Wekker 2004, 2006). Kempadoo (zie ook elders in dit nummer) heeft de situatie voor het Caraïbisch gebied als volgt samengevat: In short, Caribbean sexuality is characterized by patriarchal heteronormativity yet includes bisexual and same-sex relations, is powerful or violent, frequently acts as an economic resource, sustains polygamy, multiple partnering and polyamory, and is mediated by constructions of race, ethnicity and racism (Kempadoo 2007: 27). | |||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||
Seksualiteit is een binnen de Surinamistiek nog nauwelijks bestudeerd onderwerp - enkele belangrijke uitzonderingen daargetaten - maar de afgelopen twintig jaar is het in het Caraïbisch gebied wel nadrukkelijk op de agenda gezet. Op de campussen van de University of the West Indies in Trinidad and Tobago, op Barbados en op Jamaica, is mede onder invloed van de hiv/aidsproblematiek - hoe beperkt en op zoek naar zondebokken die invalshoek vaak ook is - een levendige onderzoekscultuur rond seksualiteit ontstaan. In een nog breder verband, in de Verenigde Staten, bestaat sinds het einde van de jaren zestig, onder invloed van de tweede feministische golf en de homo- en lesbische bevrijdingsbewegingen, onder historici, antropologen, psychologen, filosofen en literaruurwetenschappers, een grote belangstelling voor de studie van (homo)seksualiteit. Wanneer we kijken naar het vakgebied van de Afrikaanse Diaspora Studies of Afrikaans-Amerikaanse Studies, dan valt op dat in deze context seksualiteit heel lang is gemeden. Zo weten we van alles over de voedingspatronen van de tot slaaf gemaakten, hun morbiditeits- en mortaliteitspatronen in verschillende delen van de Verenigde Staten, hun muziek, religie en familiestructuren, hun orale culturen, wereldoriëntaties en motorisch gedrag, maar de studie van de wijze waarop zij zichzelf als seksuele subjecten vormgaven, is grotendeels terra incognita. Nog in 1984 verzuchtte literatuurcritica Hortense Spillers: In my attempt to lay hold of non-fictional texts - of any discursively rendered experience concertring the sexuality of black women in the United States, authored by themselves, for themselves - I encountered a disturbing silence [...]. Black women are the beached whales of the sexual universe, unvoiced, misseen, not doing, awaiting their verb' (Spillers 1984: 74). Hoewel de afgelopen dertig jaar een inhaalslag gemaakt is met betrekking tot de studie van zwarte seksualiteit, gaat het voornamelijk om artikelen met betrekking tot deelgebieden. Er is nog steeds geen alomvattende studie of theorie over de genealogie of de beleving van zwarte seksualiteit in de Verenigde Staten of de ‘Nieuwe Wereld’. Ook in de antropologie, de discipline waarin ik ben opgeleid, werd seksualiteit pas in de late jaren zestig tot een legitiem studiegebied verklaard. De studie van homoseksualiteit moest nog langer, namelijk tot in de jaren tachtig, op dat stempel wachten (Blackwood 1986). Het is geen toeval dat onze academische kennis over seksualiteit in het algemeen, en over zwarte seksualiteit in het bijzonder, nog veel te wensen overlaat. Hierbij spelen twee krachten een rol. Historica Darlene Clark Hine (1989) heeft voor de periode na de slavernij laten zien dat zwarte middenklassevrouwen in de Verenigde Staten zich een houding van aseksualiteit aanmaten; ze gingen liever schuil achter de zogenaamde cloak of | |||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||
dissemblance, de mantel van ontveinzing, dan over één kam geschoren te worden met vrouwen uit de lagere klasse, die in het algemeen als seksueel hyperactief en losbandig werden gerepresenteerd. Met andere woorden, vrouwen uit de middenklasse noch vrouwen uit de lagere klasse hadden er belang bij als seksuele wezens gekend te worden. Daarnaast en daarmee samenvallend, speelde de vrij algemene puriteinse ‘seksvijandigheid’ in de Verenigde Staten (Rubin 1984) een rol bij de veronachtzaming van seksualiteit als een valide onderzoeksonderwerp. De Noord-Amerikaanse terughoudendheid op het gebied van seksualiteit heeft mede de agenda bepaald in Afrikaans-Amerikaanse Studies, in de antropologie en in tal van andere disciplines waarin de Verenigde Staten, als de hegemonische academische macht in de wereld, de toon zet. Dat mijn eigen, longitudinale werk op het gebied van Afro-Surinaamse vrouwelijke seksualiteit de academische stilte rond zwarte diasporische vrouwelijke seksualiteit doorbroken heeft, kan moeilijk anders worden verklaard dan uit het feit dat ik, hoewel opgeleid in de Verenigde Staten, andere seksuele sensibiliteiten ken door de invloeden van mijn Europese en Surinaamse omgeving. | |||||||||||||||
Belang studie seksualiteitSeksualiteit lijkt een hoogst intieme en persoonlijke aangelegenheid, het resultaat van iemands unieke geschiedenis, ervaringen, gevoeligheden, verlangens, fantasieën en voorkeuren die zich vormen tot een karakteristiek patroon van seksuele gedragingen. Dat is één betekenis van seksualiteit. Want tegelijkertijd heeft seksualiteit allerlei publieke en sociale aspecten. Zo vertelt de organisatie van seksualiteit in een bepaalde periode en in een bepaalde samenleving ons van alles over het publieke en sociale leven en de verdeling van macht tussen mannen en vrouwen, en tussen leden van verschillende etnische groepen. De antropologe Laura Ann Stoler bestudeerde in haar boek Carnal knowledge and imperial power (2002) de gender, ‘raciale’ klasse en seksuele aspecten van de sociale structuur in ‘Ons Indië’. Wie het met wie deed, zo laat zij zien, en wie met wie trouwde, werd nooit aan het toeval overgelaten. Het was nooit zomaar willekeurig, maar altijd aan sociale regels gebonden. Stoler neemt seksualiteit als haar geprivilegieerde invalshoek, maar toont tegelijkertijd aan hoe seksualiteit structureel verbonden is met gender, klasse en etniciteit. Zij laat zien dat seksualiteit een rijk terrein vormt dat handvatten biedt om na te denken over een samenleving. Ter illustratie zet ik hier kort de situatie onder de slavernij in Suriname uiteen, waarbij het erom gaat te laten zien hoe de verschillende seksuele mogelijkheden van de bewoners van de kolonie gestructureerd waren naar gender, raciale positionering en klasse (Wekker 2001). Witte mannen, die samen niet witte vrouwen per definitie tot de hoogste klasse | |||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||
behoorden, stonden aan de top van de machtspiramide: zij waren heer en meester in huis en in de samenleving als geheel en hoefden zich aan de wensen en gevoelens van anderen weinig gelegen te laten liggen. Seksueel kwam hun macht tot uitdrukking in het toe-eigenen van de toegang tot zowel witte als zwarte vrouwen en - getuige het enkele geval van mannelijke homoseksualiteit dat via de archieven is doorgedrongen - tot zwarte mannen. Niemand legde hen daarbij een strobreed in de weg. Witte vrouwen hadden niet dezelfde seksuele mogelijkheden als witte mannen. Over hun positie in koloniale samenlevingen is de laatste jaren een levendig debat gaande, met als inzet de vraag of zij de schoorvoetende handlangers waren van witte mannen, de werkelijke machthebbers, of juist de kwade geniae van die systemen - degenen die met hun komst het cordon sanitaire dat zij om hun gezinnen heen legden, gevoegd bij de uitvoering van hun vrouwelijke beschavingsmissie, de ‘harmonieuze omgang’ tussen witte mannen en zwarte mannen en vrouwen verstoorden (Stoler 2002). Hoe dat ook zij, witte vrouwen die zich ‘vermengden’ met zwarte mannen werden, zo kunnen we uit de Plakkatenboeken opmaken, uit de kolonie verbannen. Zwarte mannen waren in de witte mannelijke verbeelding gevreesde concurrenten die over mythische seksuele macht zouden beschikken. Hieruit spreekt de explosieve en racistische mengeling van angst en verlangen. Aan zwarte mannen werd, op straffe van de dood, de seksuele toegang tot witte vrouwen ontzegd. Hen werd ook het patriarchale ‘recht’ ontzegd om hun vrouwelijke verwanten te beschermen tegen ongewenste seksuele avances van witte mannen. Ten slotte de groep die in de kolonie het laagst in de hiërarchie stond qua macht, gender en raciale positionering: slavinnen, zwarte vrouwen. Eigenlijk waren deze vrouwen zo gedefinieerd dat het niet mogelijk was hen seksueel te schenden. Zij konden niet verkracht worden en zich op geen enkel wetsartikel beroepen. Ten eerste omdat zij geen personen waren maar zaken, en ten tweede omdat vrouwelijke tot slaaf gemaakten in de witte, mannelijke verbeelding altijd seksueel geïnteresseerd waren, toegankelijk, excessief en onverzadigbaar. Deze racistische verbeelding van zwarte vrouwelijke seksualiteit is zeer hardnekkig en speelt ons nog tot op de dag van vandaag parten. Het is dus belangrijk seksualiteit te bestuderen, omdat dit, volgens de filosoof en historicus van westerse seksualiteit Michel Foucault (1978), een buitengewoon dicht knooppunt vormt van maatschappelijke krachten; de studie van seksualiteit, meer nog dan over de persoonlijke dimensies, kan ons veel vertellen over de maatschappelijke krachten waarin onze seksualiteit is ingebed. | |||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||
Wat is seksualiteit?Het is belangrijk te beseffen dat seksualiteit een ingewikkelde categorie is. Wat we eronder moeten verstaan, is niet zonder meer transparant. Verschillende samenlevingen kijken anders tegen seks aan. Beroemd is het voorbeeld van de Inuit, Eskimo's, die het knipperen van de oogharen tegen dit van de ander als het toppunt van seksualiteit ervaren. Ook kan men in dezelfde samenleving in verschillende perioden iets anders onder seksualiteit verstaan. Onze invulling van seks is aan tijd en plaats gebonden. Met andere woorden, seksualiteit is geen transhistorische categorie, maar een sociale constructie. In mijn onderzoek naar Afro-Surinaamse vrouwelijke seksualiteit heb ik me laten leiden door wat mijn informanten als seksueel en erotisch benoemden. In navolging van hen bedoel ik met seks seksuele praktijken, met name wat mensen denken, doen en zeggen op seksueel gebied. Ik heb het dus niet over identiteiten, de gebruikelijke categorie waarin we in westerse maatschappijen de handelingen met diverse seksuele partners ondergebracht hebben: hetero-, homo- en biseksualiteit. Seksuele identiteit is, globaal gezien, een buitengewoon dominante opvatting van seksualiteit geworden, maar het is tevens een zeer merkwaardige en gesitueerde opvatting. In de Afro-Surinaamse volksklasse is het niet de sekse van het object van iemands passie die de seksuele identiteit bepaalt, maar gaat het om de seksuele activiteit op zichzelf, ongeacht met welke sekse. Ik kom daar nog op terug. De dominante westerse opvattingen, die door veel Surinamers worden gedeeld, zien seksualiteit als een natuurlijke categorie: biologisch verankerd, onveranderlijk, niet onderhevig aan historische of culturele veranderingen. De bestaande sociale en seksuele relaties tussen mannen en vrouwen worden begrepen als natuurlijk, normatief en onvermijdelijk. Deze opvattingen worden als zo vanzelfsprekend ervaren, dat we ons vrijwel nooit realiseren hoe geconstrueerd ze zijn en dat er ook andere configuraties van seksualiteit mogelijk zijn (Wekker 1993). Ze hebben een geschiedenis en kunnen dus ook veranderen. Ik zal vier kenmerken van deze opvattingen behandelen. Daartegenover stel ik per onderwerp de opvattingen binnen de Afro-Surinaamse volksklasse. a Heteroseksualiteit vormt de onuitgesproken norm. Men meent dat mannen en vrouwen zich van nature tot elkaar aangetrokken voelen. De vanzelfsprekendheid van heteroseksualiteit is tijdens de tweede feministische golf ter discussie gesteld. Adrienne Rich, dichteres en essayiste, heeft het behartigenswaardige begrip compulsory heterosexuality (1980) gelanceerd, gedwongen heteroseksualiteit. In veel samenlevingen moeten mannen, maar vooral vrouwen, tot heteroseksualiteit verleid of gedwongen worden. In het freudiaanse oerdrama van de westerse cultuur doorlopen jongens en meisjes een verschillend | |||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||
traject. Terwijl het eerste liefdesobject, de moeder, het vrouwelijke, voor jongens hetzelfde kan blijven, moeten meisjes, soms met geweld, gedwongen worden dat eerste object in de steek te laten en hun liefde op de vader, op mannen, te richten. Aan heteroseksualiteit zitten, waar dan ook, maatschappelijke voordelen vast: je hoort er als vanzelfsprekend bij, je hoeft jezelf niet te verklaren, je bent ‘normaal’. | |||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||
wordt nog steeds voorgehouden dat nette meisjes niet van seks houden. | |||||||||||||||
Seksuele thema's binnen de surinamistiekHieronder breng ik in kaart over welke seksuele onderwerpen er tot nu toe binnen de Surinamistiek gepubliceerd is en over welke, in vergelijkend Caraïbisch perspectief, nog nier. Hiv/aids heeft, vooral in de vorm van beleidsrapporten, de meeste aandacht gekregen. Hoewel het bestuderen van de risico's van diverse groepen en het tegengaan van de pandemie van buitengewoon belang is, kan men zich nier aan de indruk onttrekken dat de meerwaarde van de biomedische invalshoek in veel van dit werk duidelijk beperkt is. Ook de snelheid waarmee dergelijke studies | |||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||
vaak verricht moeten worden, of het nu officieel rapid assessments zijn of niet, roept vragen op over de diepgang van de resultaten. Bovendien zouden onderzoeksagenda's niet alleen door beleidsbepalende, vaak externe instanties bepaald moeten worden. Daarnaast is meer fundamenteel onderzoek naar seksualiteit noodzakelijk, zowel per etnische groep als overkoepelend voor de Surinaamse samenleving als geheel. a Hiv/aids. Onder invloed van de aidspandemie en de zogenaamde aidsindustrie is geld vrijgekomen van internationale donoren en ngo's om studies naar hiv/aids uit te voeren. Het Caraïbisch gebied is na sub-Sahara Afrika het gebied met de meeste infecties. Daarbinnen scoort Suriname, samen met Barbados, de Dominicaanse Republiek en Jamaica, een hiv/aidsprevalentie van meer dan één procent (UNAIDS/WHO 2005: 53). De epidemieën in de regio worden vooral gedreven door heteroseksuele transmissie, met commerciële seks als prominente factor, tegen een achtergrond van ernstige armoede, hoge werkloosheid en genderongelijkheid. Hoge infectieniveaus onder MSM, mannen die seks met mannen hebben, geven aan dat seks tussen mannen ook een rol speelt in de Surinaamse epidemie (UNAIDS/WHO 2005: 57). Twee recente studies zijn gewijd aan de verspreiding van hiv/aids onder Saramacca en Ndjuka Marrons (Terborg 2001; Terborg, Antonius &,Jurgens 2005). In februari 2008 gaat vanuit het ministerie van Volksgezondheid een door de Inter-American Development Bank (IDB) gefinancierde studie van start naar vijf risicogroepen: gevangenen, sekswerkers, STI (sexually transmitted infections)-cliënten, goudzoekers en populaties van Inheemsen en Marrons.Ga naar voetnoot2 | |||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||
familiestructuren onder Creolen. Maar pas met Wekker (1992, 1993, 2006) en Terborg (2002) wordt seksualiteit onder Creoolse mannen en vrouwen specifiek aan de orde gesteld. Beide auteurs constateren sterk asymmetrische patronen in deze relaties, het transactionele karakter van seks voor veel vrouwen en het frequent voorkomen van geweld binnen relaties. Terborg wijst op de obsessieve betekenis die seksuele trouw aanneemt voor veel mannelijke partners. Recent heeft Ramdas (2006) onderzoek verricht naar overspel binnen de orthodoxe hindoegemeenschap in Suriname (zie ook elders in dit nummer). Wat opvalt aan dit overzicht is dat niet alle etnische groepen, noch alle klassen, noch beide genders evenredig bestudeerd zijn. Het zijn vooral Afro-Surinamers (matrifocaliteit, relaties tussen vrouwen), en in veel mindere mate Marrons (hiv/aids) en Hindostanen (overspel, incest), overwegend uit de lagere klasse en vooral vanuit het gezichtspunt van vrouwen beschouwd, die tot nu toe onderwerp van seksuele studie zijn geweest. De overrepresentatie van Afro-Surinamers in seksualiteitsstudies breng ik in verband met de in de ogen van veel westerse onderzoekers eigenaardigheid van hun familiesysteem, waarin vrouwen economisch en psychologisch zo'n prominente rol spelen, en met de zichtbaarheid van relaties tussen vrouwen. Dit brengt ons bij het volgende onderdeel, namelijk welke onderwerpen nog niet bestudeerd zijn binnen een Surinaams kader, maar al wel aan de orde zijn gesteld in een Caraïbische context. a Studies vanuit verschillende etnische groepen. Het lijkt erop - op een foucauldiaanse manier - alsof er buiten het hiv/aidssyndroom geen seksuele werkelijkheden bestaan. Er zijn nog nauwelijks studies verricht | |||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||
naar seksuele culturen onder Javanen, Inheemsen, Boeroes, en evenmin onder Hindostanen en Marrons. Hoewel het, zoals gezegd, moeilijk is om aan fondsen te komen buiten het onderzoek naar de hiv/aidsproblematiek om, is het belangrijk daarnaar te blijven zoeken en verdient het aanbeveling kleinere projecten ter hand te nemen, bijvoorbeeld over het lèdèk-verschijnsel bij Javanen (Godswit & Karijopawiro 1997) of over de lond'wa, de dansende jongen op Hindostaanse feesten. | |||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||
verschijnsel in het algemeen negatief benaderd en onveranderlijk in verband gebracht met de verspreiding van hiv/aids. Een studie van dit verschijnsel, dat in belangrijke opzichten parallel loopt aan het vrouwelijke mati-werk en naar mijn mening put uit hetzelfde West-Afrikaanse culturele archief, zou een aanzienlijk genuanceerder beeld opleveren. | |||||||||||||||
AanbevelingenDe voornaamste benadering in de Surinamistiek is nog steeds die volgens het pluralistische model, dat wil zeggen: de verschillende etnische groepen worden voorgesteld als naast elkaar levend, van de wieg tot het graf, waarbij men niet veel met elkaar te maken heeft en dus ook geen seksuele relaties met elkaar zou onderhouden of samen kinderen zou voortbrengen (Van Lier 1977). De pluralistische frame of mind leidt ertoe dat in onderzoek etnische groepen overwegend geïsoleerd van elkaar bestudeerd worden en dat vrijwel geen onderzoek gedaan wordt naar een overkoepelende Surinaamse (seksuele) cultuur. Ik ben van mening dat er per groep afzonderlijke seksuele elementen en mores bestaan, maar dat er in de loop van de tijd ook een gedeelde Surinaamse seksuele cultuur ontstaan is. Het is belangrijk om niet alleen verticale studies van Surinaamse seksuele culturen te verrichten, dus binnen één etnische groep, maar ook na te gaan welke horizontale verschijnselen we met elkaar zijn gaan delen, als uitdrukking van een gemeenschappelijke Surinaamse seksuele cultuur. Van de onderwerpen die dringend om onderzoeksaandacht vragen, zou ik constructies van mannelijkheid in Suriname prioriteren. Het werk van de onderzoeksgroep van David Plummer in de Oostelijke Caraïben (University of the West Indies, Trinidad and Tobago) en dat van Barry Chevannes zijn in dit verband exemplarisch. Hun projecten hebben weliswaar relevantie voor onderzoek naar de verspreiding van hiv/aids, maar stellen daarnaast fundamentele zaken met betrekking tot de constructie van mannelijkheid aan de orde, waaraan we ook in een Surinaamse context niet langer voorbij kunnen gaan. | |||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||
Gloria Wekker is hoogleraar gender en etniciteit aan de Faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht. In december 2007 ontving zij in Washington D.C. de Ruth Benedict Prize van de American Anthropological Association voor haar studie The politics of passion; Women's sexual culture in the Afro-Surinamese diaspora (Columbia University Press, 2006). |
|