Theije leert ons veel over de rol van Brazilianen in Suriname. Hoewel sommige Brazilianen hechte vriendschappen sluiten met Surinamers, leiden de meesten een geïsoleerd bestaan in een samenleving die zij ook niet helemaal begrijpen, ‘want de Creool heeft zijn begraafplaats, de Javaan heeft zijn begraafplaats, de Hindostaan heeft zijn begraafplaats wat wil zeggen dat niemand met niemand mengt, zelfs niet na de dood.’ Hoewel een deel van de Brazilianen Suriname steeds serieuzer ziet als zijn nieuwe thuis, worstelt een groot aantal met het klassieke dilemma van de migrant: terugkeren of blijven?
De vraag of daadwerkelijk niemand met niemand mengt komt ook terug in de bijdrage van Hebe Verrest in ‘Ik groet maar bemoei niet!’ Proeftuin is Nieuwweergevondenweg ten zuiden van Paramaribo waar zich de afgelopen decennia arme huishoudens hebben gevestigd. De bewoners komen uit verschillende geografische gebieden en hebben een diverse etnische herkomst. De buurt ontwikkelde zich van een ruraal naar een urbaan woongebied. De inwoners leven er vooral van hun kleinschalige hossels. Hun cliëntèle bestaat in belangrijke mate uit de eigen buurtbewoners, een situatie die deze hosselaars afhankelijk en kwetsbaar maakt voor onderlinge concurrentie. Verrest vraagt zich af op welke manier al deze hosselaars gebruik maken van buurtrelaties, vriendschappen en (buurt)organisaties om toegang te krijgen tot schaarse producten zoals grond, werk en geld. Ofwel op welke manier zetten ze hun ‘sociaal kapitaal’ in?
In dit themanummer vindt u ook een artikel van Pam H. Zuurbier ‘Afstand zonder afscheid; Transnationale elementen in levensverhalen van Afro-Surinaamse remigrantenvrouwen.’ Dit onderwerp werd niet op het colloquium besproken, maar is vanwege de thematiek alsnog in dit nummer opgenomen. Per jaar keren ongeveer 1500 Surinaamse Nederlanders terug naar het moederland. In de statistieken wordt de etniciteit van deze remigranten nergens bijgehouden. Wel is inmiddels uit onderzoek bekend dat van de Afro-Surinamers meer vrouwen remigreren dan mannen. Bij de keuze voor terugkeer geven economische motieven niet de doorslag, concludeert Zuurbier. Daarom concentreert hij zich op de immateriële motieven, waarbij hij in het bijzonder een analyse geeft van de levensverhalen van deze Afro-Surinaamse remigrantenvrouwen. Hoewel deze vrouwen doorgaans zijn opgevoed in de Afro-Surinaamse cultuur, hebben ze door hun jarenlange verblijf in Nederland ook veel westerse cultuurelementen verinnerlijkt. Hierdoor zijn ze niet zonder meer Afro-Surinaams, maar ook niet Nederlands te noemen. Volgens de auteur creëren deze vrouwen zo een transnationale cultuur die zich uit in hun dagelijkse denken en handelen, zowel in Nederland als in Suriname. Identiteit, hybriditeit, transnationalisme en diaspora zijn de kernbegrippen in deze bijdrage.
Wat heeft het colloquium ons geleerd over de invloed van nieuwkomers op nieuwe stedelijke trends? Duidelijk werd dat er in Paramaribo net als vroeger steeds nieuwe groepen bij komen die elk op hun manier een plaats