OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 25
(2006)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||
Michiel van Kempen
| |||||||||||||||||||||||||||
RolfesIrene Rolfes is documentaliste bij wat vroeger de Caraïbische Afdeling van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) te Leiden heette; tegenwoordig is die afdeling omgedoopt tot Kenniscentrum Caraïbistiek. In 1990 publiceerde Rolfes samen met haar collega Jo Derkx Suriname; a bibliography 1980-1989 en in 1992 kwam Women in the Caribbean; a bibliography 1986-1990 uit. Verder verzorgt zij samen met anderen de reeks Caribbean abstracts waarin niet enkel titels maar ook een korte samenvatting van publicaties wordr gegeven. In 1997 verscheen Suriname; a bibliography 1989-1995, beschrijvingen van 3321 titels die betrekking hebben op Suriname, boekuitgaven zowel | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||
als tijdschriftartikelen, bijdragen tot Festschrifte en verzamelbundels enz. Alle disciplines zijn vertegenwoordigd, maar het zwaartepunt ligt bij de humaniora en de sociale wetenschappen - de voornaamste verzamelgebieden van het KITLV. Zo vindt de gebruiker een ruim scala aan onderwerpen, van lesbische relaties tot schoolloopbaanverbetering van Surinaamse leerlingen in Nederland, en van biodiversiteit tot culinaire kunst. Omdar het een beschrijving is van de collectie die in Leiden aanwezig is, had het boek volgens goed bibliografisch gebruik ‘catalogus’ moeten heten en nier ‘bibliografie’, want de laarsre is een lijst van publicaties ongeacht de vindplaats ervan. Kolles volgt waarschijnlijk de Angelsaksische traditie. In haar manier van titelbeschrijven beperkt zij zich tot auteur, titel, uitgever, plaats en jaar van uitgave, aantal pagina's en reekstitel. Het formaat van een boek wordt niet vermeld, evenmin als de eventuele aanwezigheid van illustraties, register, tabellen, kaarten en bibliografie; voorwoorden en inleidingen door andere auteurs worden evenmin vermeld. Dat het niet om te verwaarlozen pietluttigheden gaat, zou ik gemakkelijk kunnen aantonen door een reeks boekjes uit mijn kasten te trekken die met Rolfes' wijze van beschrijven identiek zouden zijn, maar die op grond van het al dan nier aanwezig zijn van illustraties, het formaat en de kleur van het omslag duidelijk behoren tot verschillende drukgangen - en dus een afzonderlijke beschrijving voor zich opeisen. Eén voorbeeld: de eerste en tweede druk van het jeugdboek Veren voor de piai van Ismene Krishnadath zijn geheel identiek op de belettering van het omslag en de achtergrondkleur van de rug na. | |||||||||||||||||||||||||||
Hoe het mis kan gaanDe West-Indische publicisten maken het de bibliografen niet gemakkelijk. Boeken die bibliografisch rommelig zijn uitgegeven zijn eerder regel dan uitzondering - een situatie die overigens de laatste jaren wel verbetert. Dat de titelpagina ontbreekt, is nog het minste. Vaak ontbreekt de auteursnaam, soms is onduidelijk wat de titel van een publicatie is, plaats en jaar van verschijnen worden met vermeld. Deze zaken zijn uiteraard het gevolg van een situatie waarin het merendeel van de auteurs boeken in eigen beheer uitbrengt. Het is een simpele wet: bij registratie voor een Internationaal Standaard Boek Nummer worden bibliografische gegevens meestal behoorlijk vastgelegd, maar voor dat nummer moet betaald worden, en aangezien ook het distributiecircuit onder de directe controle van de auteur zelf valt, hebben auteurs lange tijd gedacht weinig te winnen bij zo'n ISB-nummer en het ISBN-gebeuren maar als hinderlijk en overbodig ervaren. In sommige gevallen is er dan nog een bijzondere motivatie om een nieuwe uitgave niet te laten registreren: niet alle publicaties kunnen informatie over auteur en verschijning vermelden, zeker als het om vormen van Samizdat-literatuur gaat. Dat soort ondergrondse publicaties heeft in Suriname nooit een grote vlucht genomen, maar een fraai voorbeeld daarvan geeft niettemin nr. 0003 in Rolfes' bibliografie. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||
Het gaat om een boekje van 15 pagina's met de titel Aan patria; ‘alle verzen voor ieder, voor ieder een vers’. Het is geschreven als reactie op de moorden van 8 en 9 december 1982 in Suriname, en de gedichten zijn opgedragen aan de vijftien slachtoffers die op het voorblad en op pagina 15 worden genoemd. Bij de titelbeschrijving ervan is heel wat misgegaan, maar dat kan Irene Rolfes eigenlijk niet worden aangerekend. Op de eerste plaats: Rolfes klasseert het als een anonieme uitgave onder het eerste woord uit de titel. Maar onder het voorwoord staat een pseudoniem: Patria, dus het boekje moest alfabetisch onder de P worden gerangschikt (los van de vreemde kwestie dat iemand die zich Patria noemt een titel verzint als opdracht aan zichzelf: Aan Patria). Het boekje heeft geen titelpagina, geen plaats en jaar van uitgave. Hoe Rolfes dus 1993 kan vermelden zal voor velen een raadsel zijn. Toch weet ik bijna zeker hoe ze eraan is gekomen. Op 2 december 1993 bespreekt ‘onze bockenredacteur’ het bundeltje in de Weekkrant Suriname, het inmiddels verdwenen weekblad dat veel boekinformatie bevatte, maar die informatie helaas niet altijd op betrouwbare wijze meedeelde aan de lezers. Onze boekenredacteur zegt: ‘Aan de gedichtenstroom is een nieuwe loot toegevoegd en wel in gebundelde vorm.’ Dit is niet alleen een hopeloos kromme vorm van beeldspraak, ook inhoudelijk klopt er niets van het medegedeelde. In 1993 was het boekje al jaren geleden verschenen. Ik zelf bezit een exemplaar dat door de auteur gesigneerd is op 4 januari 1989, maar het boekje is van nog veel oudere datum: naspeuringen hebben mij geleerd dat het verschenen is in Utrecht in 1983, direct na de decembermoorden. Tien jaar na dato is het dus gerecenseerd in de Weekkrant Suriname! In de titelbeschrijving van de Leidse Suriname-catalogus had in ieder geval het jaartal tussen vierkante haken moeten staan, omdat het om een toevoeging gaat van informatie die niet in de uitgave zelf is te vinden (dit geldt voor veel meer gevallen: in de roman De vlindervrouw van Dieuwke Winsemius bijvoorbeeld kun je nergens het vermelde verschijningsjaar 1993 vinden). Vreemd is ook dat Rolfes ‘alle verzen voor ieder, voor ieder een vers’ opneemt als ondertitel. Mij dunkt dat de aanhalingstekens een duidelijke indicatie zijn dat het hier niet om een ondertitel, maar om een motto gaat. Mijn exemplaar verraadt ook wie er achter het pseudoniem Patria schuilgaat, want het is gesigneerd door D.S. Rambocus. Deze Dew Rambocus is de oudere broer van de bij de decembermoorden doodgemartelde Surindre Rambocus. Overigens komt de auteursnaam voor in het artikel in de Weekkrant Suriname. Nu wil de ironie dat de ‘dichter’ Rambocus al eerder een bundel publiceerde, Frambo (Sranan voor: Fakkel, ook al een uitgave zonder vermelding van het verschijningsjaar, dat jaar was 1977) en in die bundel verheerlijkte Dew Rambocus de strijd en het geweld van het zich bevrijdende Surinaamse volk. Nu, die ‘bevrijding’ heeft inmiddels velen onder wie zijn jongere broer, de dood in gejaagd. ‘De geschiedenis is getuigend’, zo besloot hij het voorwoord tot Frambo. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||
Getuigend van de ironie van de geschiedenis dan en de holheid van de revolutionaire frasen. Aldus een klein stukje Surinaamse boekgeschiedenis om te laten zien hoe lastig de taak van de bibliograaf is en hoe nauw het vak luistert. Het verhaal is daarmee overigens nog niet ten einde. De titels uit de Suriname bibliography maken immers deel uit van de totale onlinecatalogus van het KITLV in Leiden. Hoe staat Aan Patria daar tegenwoordig geregistreerd? Er blijkt een beschrijving te zijn met als titel: Aan Patria: ‘alle verzen voor ieder, voor ieder een vers’, dus met een enkel en een dubbel aanhalingsteken en met tussen haken (!) het verschijningsjaar 1993. Maar opvallend genoeg is er nog een titelbeschrijving, die is gedateerd [ca. 1989], die Patria als schrijver vermeldt en waarvan de titel luidt: Aan Surindre Rambocus, Jivan Sheombar, John Baboeram, Eddie Hoost, Harold Riedewald ... Hier is de catalogiseerder op het verkeerde been gezet door de rommelige typografie van het voorplat, waar inderdaad in kapitalen staat AAN en dan ter rechterzijde de namen van de slachtoffers van 8 december! Dar in Suriname; a bibliography 1989-1995 niet afzonderlijk melding wordt gemaakt van voor- en nawoorden en inleidingen is vooral een gemis voor wie een auteursbibliografie samenstelt - een beschrijving van alle afzonderlijk en verspreid verschenen publicaties van één auteur. Juist de laatste categorie, de verspreid verschenen publicaties, zijn meestal het lastigst op te sporen. Stel bijvoorbeeld dat een vroeggepensioneerde de rest van zijn leven niets meer te doen heeft en de Sisyphus-arbeid op zich zou nemen om een bibliografie van de verspreid verschenen publicaties van Albert Helman te vervaardigen. Dan is het handig om te zien dat Helman een voorwoord heeft geschreven in het door Marcel Weltak geredigeerde Surinaamse muziek in Nederland en Suriname (1990). In de onlineversie van de KITLV-catalogus is die informatie nu gelukkig gemakkelijk te vinden. | |||||||||||||||||||||||||||
Pinda's en kokosBoekjes waar je als titelbeschrijver nauwelijks houvast aan hebt: het is een plaag voor de titelbeschrijver, al gaan grote collecties zoals universiteitsbibliotheken daar soms wel erg gemakkelijk mee om. Die ‘lastige’ boekjes worden betiteld als ‘grijze literatuur’ en het liefst ergens in een doos gedumpt. Toen ikzelf met Kees van Doorne - nu wijlenGa naar voetnoot1 - aan de Suriname-Catalogus van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam werkte, moesten we stad en land bewegen om aannemelijk te maken dat de uitgaafjes van een land als Suriname nu eenmaal niet aan westerse beschrijvingscriteria voldoen. Er liepen bibliothecarissen rond die vonden dat dat soort ‘pruluitgaafjes’ maar helemaal niet beschreven moesten worden en liever in een archiefdoos terecht konden komen! Maar met het etiket ‘grijze | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||
literatuur’ zou een flink deel van het corpus aan Surinaamse publicaties helemaal wegvallen. Het was telkens opnieuw op eieren lopen om de Pierson-kamer waar de titelbeschrijvers zitten, niet te overvoeren met dat soort uitgaven. Want laten we wel wezen: al die grijze literatuur betekent méér werk voor de toch al zwaar overbelaste titelbeschrijvers. Ik zie me nog binnenkomen met een hele doos die in 1993 uitgebracht was als een pakket ontwikkelingseducatie voor 6 tot 8-jarigen: Post uit Suriname heette die. Er zat een handleiding in, maar ook bouwplaten, enveloppen, leesboekjes, werkbladen, een stamboom, een kinderboek van Thea Doelwijt, en wat het helemaal mooi maakte: zakjes met pinda's en kokos om aanschouwelijk te maken wat Suriname aan producten voortbrengt. De titelbeschrijvers zaten net gezellig bij elkaar om een verjaardag te vieren, toen ik hun het nieuwe ‘boek’ voorhield en ze verslikten zich bijna in hun stuk taart. Het heeft minstens driekwart jaar geduurd voor die doos beschreven was en tot mijn verdriet waren de zakjes pinda's en kokos niet in de beschrijving opgenomen (nr. 5269 in de Suriname-Catalogus van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam). Ik heb het net nog gecontroleerd in mijn eigen collectie: pinda's en kokos zijn dertien jaar na ‘verschijning’ wel wat uitgedroogd, maar niet bedorven. Aan Rolfes is deze beker voorbijgegaan: Post uit Suriname komt niet in de KITLV-catalogus voor. | |||||||||||||||||||||||||||
HeerenboekjesHet werk van een titelbeschrijver is alles behalve een vorm van lopendebandwerk. Rij de beschrijving van oude drukken - waar in de regel onder wordt verstaan: uitgaven van vóór 1800 of 1850 - gaat het zelfs om zeer gespecialiseerd werk, waarbij het resultaat er soms uitziet als een wiskundige formule. Ik neem een titel over uit de Suriname-Catalogus van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam (nr. 3823): Nieuvve wereldt ofte Beschrijvinghe van West-Indien, ... Met kaerten ende tafels, Leyden: in de druckerye van Isaack Elzevier, 1625. fo. Willems 230. Sig.: 8*-2*4 A-2X4 (2X6 blanco). Het gaat hier om een collatie die tot stand is gekomen op grond van de telling en nummering van de verschillende katernen. In vroeger eeuwen hadden boeken geen doorlopende paginanummering, maar werden de afzonderlijke katernen van nummeringen voorzien. Het formaat van een boek werd bovendien niet in centimeters uitgemeten, maar uitgedrukt op grond van papierformaten - hier is dat: fo (folio). De grootste worsteling hebben Kees van Doorne en ik gevoerd met de zogenaamde ‘Heerenboekjes’. Onder de verzamelterm ‘Heerenboekjes’ wordt een reeks van een soort jaarboekjes verstaan, waarin al de namen van de bewindhebbers, militairen, ambachtslieden, schrijvers enz. enz. van de West-Indische Compagnie en van de Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname werden vermeld. Die jaarboekjes begonnen al te verschijnen in | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||
1684. Men kan zich voorstellen dat deze reeks - die doorloopt tot in de twintigste eeuw toen er al lang heel andere machtsverhoudingen golden - een schat van informatie bevat voor alle historici. Nu wil de ironie dat die boekjes alleen in de volksmond ‘Heerenboekjes’ werden genoemd, om die reden in het verleden in de kaartcatalogus van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek werden gecatalogiseerd onder die titel, maar nooit die titel op het titelblad hebben gedragen. Ze heetten bijvoorbeeld Naam-wyser Waar in vertoont worden De Naamen en Woonplaatsen van haar Ed. Gr. Achtb. de Regeerders der Stad Amsterdam, deses jaers .... Mitsgaders van verscheyde andere Collegien en Beampten. Tot dienst van alle Liefhebbers in goede orde gestelt. Of ze heetten: Naamwijzer en adresboek van de leden van het bestuur van Amsterdam enz. Groot probleem is dat niet alleen de titel voortdurend veranderde, maar ook de uitgevers van die boekjes. Er zijn jaren dat er twee boekjes verschenen en vaak ook werden verschillende van die boekjes samengebracht in convoluten (banden met meer dan één uitgave). In sommige naamwijzers werden bovendien almanakken opgenomen met afzonderlijke titelbladen. Alsof dat allemaal nog nier verwarrend genoeg was, waren er in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam verschillende reeksen aanwezig onder verschillende signaturen (plaatsingsnummers). De Amsterdamse Universiteitsbibliotheek is namelijk gegroeid uit de stadsbibliotheek van vroeger eeuwen die een rijke collectie werken over Suriname opbouwde, omdat de zetel van de West-Indische Compagnie in Amsterdam gevestigd was. Wij moesten maar zien hoe we al die reeksen goed onder de correcte titel kregen gecatalogiseerd. Na twee dagen uitzoekerij waren we compleet in de war. We besloten helemaal opnieuw te beginnen, bandje voor bandje, titel voor titel. Uiteindelijk was het resultaat een correcte beschrijving die misschien zes titels in die hele Suriname-Catalogus van circa 8000 titels opleverde. De worsteling met de Heeren was ten einde en had meer dan een volle week geduurd. | |||||||||||||||||||||||||||
Mcleod, macleod, mc leodBij hedendaags drukwerk is de taak relatief eenvoudig, wat niet wil zeggen: simpel. De titelbeschrijver wordt vaak genoeg voor puzzels gesteld. Boekjes moeten worden afgespeurd naar een verschijningsjaar, soms moeren andere bronnen worden geraadpleegd, auteursnamen die nier consequent zijn gespeld moeten toch ergens bij elkaar worden getrokken, omdat de systeemgebruikers anders zouden kunnen denken dat het om verschillende auteurs gaat (het komt vaker voor dan u denkt - ik ken gevallen van auteurs die niet weten hoe ze hun eigen naam moeten schrijven, sterker nog: ik ken één geval van een schrijver die analfabeet is!). En ook omgekeerd: soms worden twee auteurs met dezelfde voornamen of voorletters ten onrechte bij elkaar geveegd. Zo bestaat er een Robert David Simons en een Robert David George Philippus Simons, de eerste historicus en onderwijzer, de rweede medicus. In de oude landelijke | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||
gecomputeriseerde bestanden waren die op grond van hun voornamen bij elkaar gezet; het vereist kennis van de personalia om te weten dat dat onjuist is, en kennis van geautomatiseerde systemen om dat dan ook daadwerkelijk in een computer door te voeren. (En wat er eenmaal in een computersysteem zit, gaat er ook weer moeilijk uit: toen de Surinaamse schrijfster Dorothy Wong Loi Sing bij de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam werkte, schreef ze commentaar op haar collega's in een computerbestand, zodat gebruikers van de computercatalogus zich jarenlang hebben kunnen vermaken met haar dolle beschrijvingen.) Bij Rolfes valt op dat ze namen van auteurs uniformiseert. Zo weet de gebruiker dat het om dezelfde auteursnaam gaat, maar de wetenschappelijke beschrijving vindt dat niet acceptabel omdat die uitgaat van de naam zoals die op de titelpagina voorkomt. Het hoek Verdronken land, verdwenen dorpen (1991) is verschenen onder de naam van Carlo Hoop, maar staat nu gerangschikt onder Carlo U. Hoop. Dramatisch? Nee, niet echt en nu zeker niet meer nu de onlinecatalogi gemakkelijk doorverwijzen van de ene naamsvariant naar de andere, maar toch: iedereen die ooit met een computer of met internetzoekacties werkt, weet hoe je het bos in kunt worden gestuurd, als je ook maar één letter verkeerd intikt. In de KITLV-catalogus 1980-1989 stond de naam van Cynthia Mc Lcod gespeld als MacLeod, in de catalogus 1989-1995 als McLeod (zonder a); overigens zijn beide schrijfwijzen incorrect: er moet een spatie tussen voorvoegsel en Leod (de onlinecatalogus bevat gelukkig alle schrijfvarianten en alle publicaties zijn dus gemakkelijk te vinden, al ontbreekt bij sommige titels de spatie waar Cynthia zelf - terecht - aan hecht). In een gedrukte catalogusvorm wordt het probleem nog groter als een hele reeks boeken die zijn verschenen onder de naam Don Walther Donner, niet onder de D van Don of Donner te vinden zijn, maar allemaal als auteursnaam Don Walther hebben gekregen en onder de W gezocht moeten worden. Ook het namenregister biedt hier geen vangnet, men kan alleen hopen dat de gebruiker even wil doorzoeken.Ga naar voetnoot2 Problematischer vind ik de gevallen met een meervoudige auteursaanduiding. Nr. 1359 luidt: Kamala'imïn; La'imo; Ilu'imïn; Peter Kloos; Nardo Aluman (opgetekend en vertaald door). | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||
Het gaat hier om drie Karaïbse vertellingen die zijn verschenen in het tijdschrift Mutyama, maar wie doet hier nu wat? Ik heb het tijdschrift bij de hand, en kan dus natrekken dat de eerste drie de vertellers zijn en de laatsre twee de optekenaars en vertalers, maar helder is dat in deze titelbeschrijving niet (de onlineversie is identiek). Zo ook staat bij nr. 2102 in Rolfes' Suriname-caralogus over de jaren 1989-1995: Pakosie, André R.M. ... [et al.] (eindred.). Hier wordt een speciale uitgave beschreven van het tijdschrift Siboga over de gaanman (grootopperhoofden) van de stam der Ndyuka-bosnegers. De titel ervan ontleent Rolfes aan het omslag, maar voor de auteursaanduiding gaat zij uit van het colofon van het tijdschrift. Dit is echter incorrect: er is hier maar één auteur en dat is André R.M. Pakosie, precies zoals het ook op het omslag staat. De onlineversie blijkt overigens wél correct te zijn. Dit brengt mij op nog een andere merkwaardigheid: in het laatste geval gaat het om een tijdschrifrspecial met een afzonderlijke titel. Het is goed gebruik om die titel dan ook als gecursiveerde hoofdtitel aan te houden. Rolfes suggereert echter dat het om een tijdschriftartikel gaat, zet de titel tussen aanhalingstekens en voert de paginanummering ook in als bij een tijdschriftartikel. Dit lijkt een futiel verschil, maar wat dat betekent wordt het best geïllustreerd aan de hand van de twee opgenomen titels van André Demedts. In het eerste geval staat er: ‘Albert Helman als dichter’, in het tweede: ‘Lou Lichtveld - Albert Helman: negentig jaar’. Nu gaat het in het eerste geval om een artikel van Demedts zelf, in het tweede om de titel van een tijdschriftspecial; het artikel is opgenomen in de special, maar beide krijgen een gelijke behandeling. Waarom de hele tijdschriftspecial onder Demedts gerangschikt staat, is trouwens roch een raadsel, want als er geen samensteller van een special bekend is, wordt zo'n nummer òf gecatalogiseerd als anoniem onder het eerste woord van de titel, òf onder de eerste auteur die een bijdrage aan de special heeft geleverd. Maar helemaal vreemd wordt het wanneer het Caraïbische nummer van Kruispunt uit 1995 weer wél als afzonderlijke titel cursief wordt gezet, d.w.z. bij alle afzonderlijke artikelen uit die special die zijn gecatalogiseerd - terwijl een beschrijving van het hele nummer als zodanig nergens te vinden is! De altijd ijverige Benoît Verstraete die het nummer redigeerde, krijgt gelukkig in de onlinecatalogus wél de eer die hij verdient. In die elektronische versie vinden we zijn naam bovendien ook bij het congresverslag L'émancipation dans la littêrature néerlandophone des Caraïbes uit 1997, waar hij als tweede auteur staat vermeld. De titelbeschrijving is geheel correct, maar dat Verstraete zijn toenmalige professor Gilbert Van de Louw als eerste auteur moest laten voorgaan, is op grond van de daadwerkelijke inzet een onrechtmatigheid waar hoogleraren zich voor zouden moeten schamen (Gilbert Van de Louw wordt | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||
overigens bij een andere titel voor straf Gerard Van de Louw genoemd; ik treur daar niet echt om). | |||||||||||||||||||||||||||
SpeurenHoe het aanschafbeleid van het KITLV er exact uitziet, weet ik niet, maar het lijdt geen twijfel dat er op geen enkele andere plaats de acquisitie van boeken uit en over de voormalige Nederlandse gebiedsdelen in de West zo systematisch georganiseerd is. Je moet in ieder geval goed zoeken om iets nier te vinden: de Bezige Bij-uitgave van Ethiek als uitaai belang (1994) van Anil Ramdas en Metropolitan blues (1993) van Paul Middellijn bijvoorbeeld. Maar worden herdrukken aangeschaft? Zo te zien mondjesmaat, en dat is bij ongewijzigde herdrukken wel begrijpelijk. Maar de herdruk van Anil Ramdas' De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea uit 1993 drukte de opmerkelijke persstemmen af, die nog niet op het omslag van de eerste druk stonden; de herdruk is volgens de catalogus niet bij het KITLV aanwezig. Ander geval: na de eerste druk van Mc Leods roman Hoe duur was de suiker?, verschenen bij Vaco in Paramaribo in 1987, zie ik geen van de Vaco-herdrukken vermeld, terwijl vanaf de tweede druk de tekst ingrijpend werd gecorrigeerd - juist voor de receptiegeschiedenis van een auteur die om haar stijl en slordigheden nogal wat kritiek ondervond, een belangrijke kwestie. De onlinecatalogus geeft aan dat blijkbaar later wel bij het KITLV de eerste ‘Nederlandse’ herdruk van Hoe duur was de suiker?, verschenen bij uitgeverij Conserve in Schoorl, is aangeschaft, maar bijvoorbeeld de twee pocketedities - in de reeksen Ooievaar Pockets en Zilver Pockets - zijn niet in de Leidse collectie aanwezig, noch de editie in de Grote Letter Bibliotheek. Daarentegen staan de twee (!) Duitse vertalingen en de recent in Suriname uitgekomen Engelse vertaling wél in Leiden in de kast. Winst wordt bij het KITLV niet alleen geboekt met de daar aanwezige uitgaven uit Suriname zelf, maar vooral ook met verspreide publicaties die in tijdschriften verschijnen die maar zeer incidenteel eens iets over Suriname opnemen en die geïnteresseerden gemakkelijk over het hoofd zien. Niemand kan het opbrengen om alle nieuwe nummers van Time, Geografie, Humanist, Het Bedrijfsleven, Dietsche Warande & Belfort, L'Homme, Neerlandica extra muros en ga-zo-maar-door telkens op Surinamica uit te vlooien. Omdat vele auteurs het KITLV als centraal informatiepunt kennen, sturen velen overdrukken van hun artikelen daar naartoe, en voor de rest is er de nooit eindigende speurzin van Irene Rolfes die de Sunnamisren telkens weer op verrassingen trakteert. Ze zou daarvoor van Surinaamse zijde met minstens een wekelijkse fles goede Borgoe-rum beloond mogen worden. | |||||||||||||||||||||||||||
Door de techniek ingehaaldAan het begin van de jaren negentig werd er nog over gedacht om de toen bestaande Suriname-bibliografieën en -catalogi (bijvoorbeeld die | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||
van G.A. Nagelkerke, die van Rolfes en verschillende andere catalogi van instituten) in een groot ‘alomvattend’ bestand bij elkaar te brengen. Daartoe werd ook in 1992 de Stichting Bibliografie van Suriname in het leven geroepen (zie Oso 23 [2] van november 2004). De vorderende techniek van computer en internet zou het welslagen van zo'n onderneming gemakkelijker dichterbij brengen, werd toen gedacht, maar het tegendeel bleek waar: juist door het online beschikbaar komen van heel veel belangrijke collecties met Surinamica, is de noodzaak van een kostbare onderneming als één uniforme, centrale Suriname-bibliografie verdwenen. Elke Surinamist kan nu vanuit zijn werkkamer toegang krijgen tot catalogi overal ter wereld. Omdat die catalogi dagelijks worden bijgewerkt, is ook het bezwaar dat aan elke gedrukte catalogus kleeft - het buiten beeld blijven van oudere titels die alsnog later worden aangeschaft - verdwenen. De kans dat er nog eens een Suriname-catalogus of -bibliografie in gedrukte vorm verschijnt, moet niet erg groot worden geacht. Een flexibeler systeem dan een computercatalogus is er niet: het hoeft niemand te verbazen wanneer de hierboven gesignaleerde kleinere mankementen niet meer terug te vinden zijn in de Leidse catalogus, omdat ze al direct gecorrigeerd kunnen zijn. Vroeger brachten grotere bibliotheken deelcatalogi uit, die lieten zien hoe rijk de bibliotheek op een bepaald terrein was; de Suriname-catalogus van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam is daar een voorbeeld van. Ook dat soort deelcatalogi is uit de tijd, nu aan elke titelbeschrijving gemakkelijk een tag of een trefwoord gehangen kan worden, zodat de gebruiker met één druk op de knop alle titels over een specifiek onderwerp op een rij ziet. Voor de bibliografie in gedrukte vorm bestaat enkel nog een toekomst wanneer het gaat om de neerslag van bibliografisch speurwerk in een groot aantal, sterk verspreide collecties, zodat de gebruiker zelf veel speurwerk bespaard blijft (voorbeelden daarvan zijn Winti-religie in Suriname en Nederland; Een bibliografie (1970-1991) van Mildred Raijmann, verschenen in 1992 en inmiddels door de explosie aan nieuwe studies over winti uiteraard dringend aan updating toe, en de petroghefenbibliografie van C.N. Dubelaar, zelf verschenen zonder jaartal, maar daterend van 1991). Maar ook dergelijke gespecialiseerde bibliografieën vinden hun weg veel gemakkelijker over de aardbol, wanneer ze op het internet worden gepubliceerd; men zie bijvoorbeeld de lijst van ‘Literatuur van niet-Surinamers over Suriname’ met koloniale en postkoloniale bellettrie, te vinden op de website van de Stichting IBS: http://www.surinamistiek.nl/literatuur/index.htm. | |||||||||||||||||||||||||||
Digitale bibliotheekTen slotte: bibliografisch materiaal is nu veel gemakkelijker bereikbaar geworden dan in 1997. Maar ook het corpus via internet te raadplegen teksten breidt zich snel uit. Door een subsidie van de Nederlandse Taalunie is de Digitale Bibliotheek Nederlandse Letteren (DBNL) te Leiden | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||
aan de slag om nog vóór het einde van 2006 maar liefst 20.000 (!) bladzijden uit de Surinaamse literatuur te digitaliseren, en via de website van de DBNL ter beschikking te stellen aan het publiek. Daarmee wordt de Surinaamse literatuur in één klap op de digitale kaart gezet en wordt een machtig online-apparaat geschapen ten dienste van de literatuur-studie aan beide zijden van de oceaan.Ga naar voetnoot3 Nu al zijn historische teksten te raadplegen als Reinhart, of Natuur en godsdienst (1791-92) van Elisabeth Maria Post en De Manja; Familie-tafereel uit het Surinaamsche volksleven (1866) van C. van Schaick, naast twintigste-eeuwse teksten van onder meer Alberr Helman, Michaël Slory, Shrinivási, Hugo Pos, Edgar Cairo en Corly Verlooghen. Ook belangwekkende historische, nier strikt-literaire teksten zijn al op het internet te vinden als Dagverhaal van eene reis naar Paramaribo en verdere omstreken in de kolonie Suriname (1842) van G.P.C. van Breugel, De negerslaven in de kolonie Suriname (1842) van M.D. Teenstra, en de Geschiedenis van Suriname (1861) van J. Wolbers. Andere historische en antropologische beschrijvingen als die van Blom, Herlein, Harrsinck, Fermin, Pistorius en Van Lier zullen binnen afzienbare tijd beschikbaar zijn. Het ligt in de bedoeling dat de reeks literaire teksten in een vlot tempo wordt uitgebreid met teksten van tal van auteurs - onder meer van Cynthia Mc Leod (zonder a, met spatie) - zodat een representatief corpus van Surinaamse teksten voor eenieder kostenloos te raadplegen is. Daarnaast zal een collectie secundaire teksten worden aangeboden: artikelen over de Surinaamse cultuur en literatuur. Te hopen valt dat als het project is afgerond, Surinaamse teksten met regelmaat in het reguliere digitaliseringsprogramma van de DBNL worden meegenomen, zodat het corpus zich gestaag kan uitbreiden. | |||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||
Lijst van links van enkele belangrijke Suriname-collectiesDe links geven direct toegang tot de catalogi.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||
Michiel van Kempen (1957) is redacteur van Oso, auteur van o.m. Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur (2003) en mederedacteur van Wandelaar onder de palmen (2004) en Noordoostpassanten: 400 jaar Nederlandse verhaalkunst over Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba (2005). Zijn laatste boek is de roman Vluchtwegen (2006). Sinds 1 september 2006 is hij bijzonder hoogleraar West-Indische Letteren aan de Universiteit van Amsterdam. |
|