André Pakosie
In Memoriam Kees Dubelaar (1917-2005)
Dr. Cornelis Nicolaas Dubelaar was allereerst neerlandicus. Van 1951 tot 1965 werkte hij als leraar Nederlands aan de AMS (Algemene Middelbare School) in Paramaribo, een periode die richtinggevend voor zijn leven is geweest. In Suriname trok hij veel op met Justus Gonggryp die hem de liefde voor Inheemse rotstekeningen bijbracht. De meeste Surinaamse rotstekeningen (petrogliefen) bevinden zich aan de oevers van de Corantijn en de Marowijne. Dubelaar begon in zijn laatste jaren in Suriname deze te documenteren. Na zijn terugkeer in Nederland studeerde hij Algemene Taalwetenschappen in Nijmegen.
In 1968 en in 1974 kwam Dubelaar terug naar Suriname om zijn inventarisatie van de Surinaamse petrogliefen te voltooien. In 1984 promoveerde hij tot doctor in de Letteren aan de Universiteit van Leiden op het proefschrift: South American and Caribbean Petroglyphs. Voor zijn verdiensten voor de archeologie van het Caraïbisch gebied kreeg Dubelaar een prijs waaraan een flink geldbedrag verbonden was. Hij kocht hiervoor onder andere een computer en ging onvermoeibaar met de studie verder, waarbij hij zijn aandacht verlegde naar de petrogliefen op de Antilliaanse eilanden.
Gonggryp interesseerde Dubelaar ook voor het Afakaschrift van de Aukaanse Marrons. Tussen 1957 en 1981 reisde Dubelaar vaak naar de Tapanahoni, waar hij onderzoek verrichtte naar dit bijzondere schrift. Hij ontmoette verschillende kenners daarvan die hem toestemming gaven hun Afakageschriften te fotograferen. Dubelaar publiceerde in de periode van 1961 tot 1995 veelvuldig over dit schrift. Begin jaren zestig nog samen met Gonggryp. Een vruchtbare samenwerking met André Pakosie vanaf 1973 leidde ook tot belangwekkende publicaties, waarvan de belangrijkste was Het Afákaschrift van de Tapanahoni in Suriname (1999, uitgegeven in de BSS-serie).
Daarnaast verzamelde Dubelaar Afro-Surinaamse volksverhalen. In 1972 publiceerde hij in Negersprookjes uit Suriname vijf niet eerder verschenen Anansitori, waarvan twee in het Sranan met eronder een woord-voor-woord-vertaling en drie alleen maar in de Nederlandse versie; alles voorzien van uirgebreide toelichtingen. De uitgave werd ook in het Engels uitgebracht. Voor zijn onbezoldigd archeologisch en taalkundig onderzoek ontving Kees Dubelaar in 1987 de De la Courtprijs. In 1989 kreeg hij van de samenwerkende Marronorganisaties een Marron Award.