OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 24
(2005)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 263]
| ||||||||
Jannes H. Mulder & Philip Dikland
| ||||||||
[pagina 264]
| ||||||||
1. Deel van stadskaart van Paramaribo 1916 (Paramaribo 1916-17, Topografische Inrichting's Gravenhage 1920 en aanwezig in het K.I.T.). Verdwenen zijn de RK-begraafplaats van 1838 (1), de Oranjetuin of Kitty's Hof (2), Christiana's Rust (3), Maria's Rust (4), het merendeel van Leopolds Rust (5), de Portugees Joodse begraafplaats van 1715(6), Willem Jacobus Rust (7), de Pikin Tiki-begraafplaats (8), Veldrust (9) en de oude Chinese begraafplaats (10). Verder zijn aangegeven de Oranjetuin van 1756 (11), Oud Lina's Rust (12), Marius Rust (13), Oud Vrede en Arbeid (14), de Hoogduitse Joodse begraafplaats van 1715 (15) en van 1815 (16) en de Portugees Joodse begraafplaats van 1868 (17).
| ||||||||
De begraafplaatsen van de hervormde gemeenteDe hervormde gemeente van Suriname dateert uit 1668 met de komst van predikant Basseliers. Vrijwel uitsluitend welgestelden waren toen lid (Van der Linde 1966). Vanaf 1670 konden zij tegen een fikse betaling een rustplaats krijgen op de begraafplaats rondom de kerk, waar nu het Kerkplein is, Vanwege de sinaasappelbomen kreeg deze de naam Oranjetuin.Ga naar voetnoot4 De eerste Oranjetuin sloot in 1801. In 1811 werd te midden van de Oranjetuin een nieuwe hervormde kerk in gebruik genomen, die in 1821 volledig afbrandde. In 1835 werd de huidige Centrumkerk ingewijd. De oude grafstenen van het kerkhof gebruikte men voor de vloer van de nieuwe kerk. De grafzerken in | ||||||||
[pagina 265]
| ||||||||
de hervormde kerk van 1835 zijn, voor zover leesbaar, van rijke burgers die tussen 1710 en 1795 zijn overleden (Temminck Groll 1973: 66). Een van de stenen is van Maria Susanne du Plessis (1739-1795), gelegen vanaf de preekstoel gezien, in de beuk, achter de linker pilaar. In 1882 liet de gouverneur een paar zerken waarvoor binnen geen ruimte bleek te zijn, tegen het kerkgebouw aan de kant van het huidige postkantoor plaatsen. 2. Tegel op grafsteen, voorbeeld van te beschermen grafsteen. Foto. Jannes Mulder.
Omdat de oorspronkelijke Oranjetuin op het Kerkplein praktisch onbetaalbaar werd, richtte men in 1756 aan de GravenstraatGa naar voetnoot5 een nieuwe begraafplaats in. Dit werd de tegenwoordige Oranjetuin of het ‘Stenen kerkhof’ vanwege de hoge stenen muur eromheen. Deze van oorsprong hervormde begraafplaats werd later een algemene. In 1961 sloot de tuin haar poorten. Door de aanwezigheid van slangen en Braziliaanse bijen zullen weinig burgers de prachtige grafmonumenten van de huidige Oranjetuin kennen. Dat is jammer, want er zijn grafzerken bij van onder meer zeven gouverneurs, vijfentwintig van leden van het Hof van Politie en Criminele Justitie (het Rode Hof), veertien van het Hof van Civiele Justitie (het Zwarte Hof), vijf van predikanten en verder van een groot aantal van artsen en onderwijzers (Huges 1968). De Rotaryclub Paramaribo heeft zich in 1988 over deze prestigieuze dodenakker ontfermd. Zorgwekkend is dat de verdere achteruitgang en verdwijning van unieke grafstenen daarmee niet is voorkomen (foto 2). Op het terrein van het Leger des Heils, hoek Gravenstraat en Cultuurtuinlaan, liggen verspreid drie grote granieten grafstenen, waarschijnlijk restanten van een derde Oranjetuin of Kitty's Hof (Reteig 1988). Deze begraafplaats werd gebruikt van 1801 tot 1864 en is in 1927 geruimd (Oudschans Dentz 1941). Oud Lina's Rust aan de Wanicastraat (met Nieuw Lina's Rust er tegenover), ligt volgens de kaart van Arons uit 1881 op de plaats van de militaire begraafplaats Kettijs Rust. De meeste grafstenen op Lina's Rust zijn veel eenvoudiger dan die van de notabelen op de Oranjetuin aan de Gravenstraat. Lina's Rust kwam voort uit het werk van Annetta Bus-Visser (1842-1931) van de Vereniging voor Armen Zorg. Zij richtte in 1897 de Stuiversvereniging van de hervormde kerk op, die in 1899 Lina's Rust, vervolgens rond 1940 Nieuw | ||||||||
[pagina 266]
| ||||||||
Lina's Rust en in 1966 Annetta's Hof aan de Coppenamestraat in beheer kreeg. Annetta's Hof is naar deze sociaal bewogen vrouw vernoemd. Zij is zelf niet op een van deze begraafplaatsen begraven. Haar laatste rustplaats blijkt na veel speurwerk de Oranjetuin te zijn. 3. De huidige Rooms Katholieke begraafplaats aan de Tourtonnelaan. Foto. Jannes Mulder.
De Stuivetsveteniging is geëvolueerd van een spaarverzekering voor armlastige leden naar een moderne uitvaartonderneming voor alle gezindten. Vroeger droeg men een stuiver per week af, vaak vanaf de geboorte, gedurende circa dertig jaar. Tijden veranderen en van sparen is zelden meer sprake, zeker sinds alle geldontwaardingen. Oud Lina's Rust is vooral rechts van het hoofdpad interessant. Eerst het graf van de doodskistenmaker Hennep, dan vele Samsons met verderop de engelen, de symbolisch gebroken zuilen en richting Essedgebouw de grafmonumenten van de familie Curiel. Tevergeefs is naar de eerste grafsteen van Lina's Rust, het graf van Lina gezocht. Omdat de registers van de Stuiversvereniging tot 1950 ontbreken, is het niet gelukt te achterhalen waar de naam Lina vandaan komt. | ||||||||
Begraafplaatsen van de evangelische broeder gemeente en de lutherse kerkVan Leopolds Rust van de EBG is na de sluiting in 1913 weinig meer over. Wat rest is een kleine sobere begraafplaats voor oud-zendelingen. Leopolds Rust ligt vlakbij Stichting Jeugdcentrum der EBGS aan de Sophie-Redmondstraat. De oudste steen van 1895 ligt achterin. Inmiddels geheel verdwenen begraafplaatsen van de Moravische broeders zijn Christiana's Rust en Maria's Rust, gesloten in 1892 (zie foto 1). Bij de Grote Stadskerk liggen nog grafstenen waarschijnlijk van één der geruimde begraafplaatsen. De enige nu nog functionerende EBG-begraafplaats is Marius Rust van 1913, volgens traditie vernoemd naar de eerste persoon Marius Stop Werf. Zijn graf ligt dicht bij de ingang aan de Sophie-Redmondstraat waar aanvankelijk de meeste grafkelders lagen. De zandgraven liggen achter op de begraafplaats, bij de ingang van de Van Sypesteijnlaan. Daar stond vroeger ook het dragershuisje. Oud Vrede en Arbeid van de lutherse kerk van circa 1930 rechts aan de Van | ||||||||
[pagina 267]
| ||||||||
Sypesteijnlaan was volgens mondelinge overlevering een deftige begraafplaats. De in het zwart geklede dragers hingen hun hoeden aan de metalen pieken van de nog steeds indrukwekkende entree en iedere dag harkte men de paden. De waterput en enkele bezienswaardige grafzerken links van het hoofdpad en de vloerresten van de aula rechts, duiden op vergane glorie (foto 3). 4. De Oranjetuin van 1756 anno 2005 met op de achtergrond de Swalmbergstraat. Foto: Jannes Mulder.
| ||||||||
De katholieke begraafplaatsenDe katholieke begraafplaats van 1838 aan de Rust-en-Vredestraat hoek Sophie-Redmondstraat werd in 1917 gesloten. Enkele grafzerken zijn toen naar de huidige katholieke begraafplaats aan de Tourtonnelaan verhuisd. Deze alleroudste zerken liggen nu enigszins verscholen bij de volledig afgesloten oorspronkelijke ingang aan de Prinsessestraat recht tegenover de tegenwoordige ingang en aula (foto 4). Ouderen herinneren zich de doodshoofden met gekruiste beenderen aan de ingang van de oorspronkelijke katholieke begraafplaats maar al te goed. Ook hoe je als kind op je vinger moest bijten om aan de magische krachten van deze griezelige ingang te ontkomen. Hodie Mihi Cras Tibi - Heden Ik Morgen Gij - moet boven de poort hebben gestaan. Voorbij de lemmetjesbomen achterin lagen in ongewijde aarde degenen die de hand aan zichzelf hadden geslagen. Deze kuilen heetten daarom baka lemki of zure vruchten. De huidige katholieke begraafplaats van 1917 is een ware dodenakker, waar nog enkele palmen en de laatste twee van de zes mahoniebomen van 1917 de uitgestrektheid van het terrein accentueren (foto 5). Het centraal gelegen hoge kruis markeert de rustplaats van de paters en fraters. Vandaar tot aan de kreek, richting Tourtonnelaan, liggen de eerste klas zerken. Bijvoorbeeld het marmeren hoofdkussen, gelegen op een zerk ter hoogte van het imposante monument ter herinnering aan de liefdezusters van Tilburg. Direct achter dit monument ligt Mgr. Wulfingh, de oprichter van het etablissement voor melaatsen Gerardus Majella van 1895. Zijn graf is in 2002 overgebracht van een kleine begraafplaats ‘over de brug’ van Majella, aan de Van-Sommelsdijckse-Kreek. Aan de voet van de brug van de in 1963 gesloten leprozerie, | ||||||||
[pagina 268]
| ||||||||
liggen nog marmeren restanten van zijn monumentale graf. Het systeem van begraven naar klasse is omstreeks 1987 afgeschaft, evenals het begraven in ongewijde aarde. Nog enkele oude graven van ‘goddelozen’ zijn vanaf het centrale kruis richting stad ter rechterzijde te traceren onder de nog overgebleven mahoniebomen. Vanwege ernstig gebrek aan ruimte - zelfs op de paden wordt nu begraven - dreigt binnenkort sluiting van deze begraafplaats. Dit zal zo goed als zeker de ondergang van veel interessant historisch materiaal betekenen. 5. Gevallen marmeren engel direct bij de ingang van Oud Vrede en Arbeid aan de van Sypensteijnstraat. Foto: Jannes Mulder.
| ||||||||
De Joodse begraafplaatsenVan de Portugees-Braziliaanse (Sefardische) Joden die in 1664 uit Frans Guyana vluchtten, trokken de meesten naar Jodensavanna. Tegen het einde van de zeventiende eeuw telde de Joodse gemeenschap ongeveer zeshonderd leden. Ze bezat toen veertig plantages, waarop negenduizend slaven werkten. De oudste graven zijn daarom in het centrum van het plantagegebied te vinden, te Casipora en Jodensavanna. In de loop van de achttiende eeuw groeide de gemeente door de komst van Asjkenazische Joden uit Oost Europa. Deze vestigden zich als kooplieden te Paramaribo. Vanaf 1770 gingen veel plantages failliet en bijna alle Sefardisch-Joodse eigenaren trokken wegnaar de Sociëteitsgrond aan de Kwattaweg. Rond 1830 waren van de 2547 blanke inwoners van Suriname 1258 Joods, waarvan 1200 in de hoofdstad woonden. In Paramaribo staan twee synagogen. De Portugees-Israëlitische van 1736, aan de Heerenstraat, en de Hoogduits-Israëlitische van 1837, aan de Keizerstraat. De eerste is met meer in functie. De synagoge aan de Keizerstraat, sinds 1932Ga naar voetnoot6 pal naast de moskee van de Surinaams-Islamitische Vereniging, is sinds de fusie van de Hoogduits- en de Portugees-Joodse Gemeenten in 1999 het huis van de enkele honderden leden tellende liberale Israëlitische gemeente Suriname. De oude Hoogduitse Joodse begraafplaats van 1715 ligt aan de Kwattaweg even voorbij de hoek van de Van-Idsingastraat, verscholen onder reusachtige bomen. Deze begraafplaats valt nauwelijks op omdat ingang en omrastering ontbreken, de grafstenen praktisch in het gras liggen en mensen er rondhangen alsof het terrein hun achtertuin is. De begraafplaats is in 1892 gesloten. De meeste grafsymbolen zijn te vinden tussen loge Concordia en wat over is van het centrale pad onder de enorme kankantri. De omgehakte levensbomen, de | ||||||||
[pagina 269]
| ||||||||
zegenende handen van de kohen (priester), de Joodse jaartelling en vooral de bijbelse taferelen zijn indrukwekkend (foto 6). 6. Grafsteen op de Hoogduitse Joodse begraafplaats van 1715 aan de Kwattaweg. Foto. Jannes Mulder.
Direct naast deze oude Hoogduitse begraafplaats op de hoek van de Van-Idsingastraat lag de Portugees-Joodse begraafplaats, eveneens van 1715. Deze begraafplaats is in 1959 geruimd. De ruim honderd kleine grafstenen en circa 400 grote loodzware grafstenen van twee bij een meter, verhuisden naar de overkant van de Kwattaweg, naar de nog steeds in gebruik zijnde ‘nieuwe’ Portugees-Israëlitische begraafplaats van 1868, op de hoek van de Nieuwe-Charlesburgweg. De stenen hebben jaren hoog opgestapeld aan de achtergrens gelegen, in afwachting van definitieve plaatsing. In 1984 werd een smalle strook van de begraafplaats grenzend aan een perceel in de nabijheid van de Henriëttestraat verkocht en bleken de stapels stenen in de weg te liggen. In 2002 zijn de stenen opnieuw verhuisd. Niet naar de Portugese, wat voor de hand had gelegen, maar naar de Hoogduitse synagoge aan de Keizerstraat. Dit besluit werd mede ingegeven door de fusie van beide gemeenten in 1999. Ze zijn zorgvuldig in oost-west richting gerangschikt. Het hoofd in westelijke richting, zodat als de dode opstaat, het gezicht naar Jeruzalem is gericht. De meeste symbolen zijn te vinden in de eerste rij, het dichtst bij de straat, met puntgave taferelen vol symboliek en details, zoals de dag- en nachtvleugel van de zandloper. De botten afkomstig van de geruimde graven zijn niet met de stenen mee verhuisd, maar in 1959 op de Portugees-Israëlitische begraafplaats van 1868 herbegraven. Naast de Lewensteinstraat, tegenover de Van-Idsingastraat aan de Kwattaweg, ligt de begraafplaats van de Hoogduitsch-Israëlitische Gemeente van 1825. Het gebouwtje bij de gesloten ingang is het zogenoemde metahier- of washuis. Het is een grote begraafplaats en in 1943 werden al meer dan 1471 graven geteld, waarvan 372 van kinderen. De spierwitte vleugels en armen van de marmeren engel in het centrum vallen op. Achterin ligt een strook wiedland in verband met de wettelijk vereiste afstand van graven tot de daar aanwezige waterputten van omwonenden. De meest interessante symbolen zijn te vinden rond genoemde engel en links tegen de achtergrens rond het monument van een gedrapeerde urn met krans, anker en de handen van twee nauwelijks te troosten geliefden. Andere symbolen zijn de ramshoorn, vlinders en geknakte stelen. Opvallend is de beschadigde, maar nog steeds extravagant hoge, gepolijste rood granieten zuil met het beeld van een musicus (Samson 1943: 3-4). | ||||||||
[pagina 270]
| ||||||||
7. Eén van de weinig overgebleven onbeschadigde klassiek Surinaams grafmonumenten. Gebouwd van IJsselsteentjes en bestaande uit zes neuten die het bakstenen bed met grafsteen ondersteunen. Foto. Jannes Mulder.
De ‘nieuwe’ Portugees-Israëlitische begraafplaats van 1868 ligt, vanuit de stad, rechts aan de Kwattaweg, te Charlesburg. Oudere mensen spreken van Nassy's Rust, omdat Mozes Cohen Nassy, secretaris van de Nederlandsch Portugeesch-Israëlitische gemeente er als eerste op 3 maart 1868 werd begraven (Teroenga 1959). Vóór 1868 lag er de Hortus Surinamensis van het Genootschap ter Beoefening van de Natuurlijke Historie van 1787. De begraafplaats maakt een sobere indruk, maar de schijn bedriegt. Zo is er een stenen vliegtuig te zien met gebroken vleugel en een graf met fraaie Delfts blauwe tegels, even naast het hoofdpad, rechts achterin. De houten palen met omgekeerde harten verwijzen naar het Afrikaanse continent.Ga naar voetnoot7 Een mooier bewijs voor de culturele integratie, ook na de dood, is nauwelijks denkbaar. Grafzerken van de Portugese Sefardische Joden liggen meestal plat op de grond, in tegenstelling tot de rechtop staande stenen van de Hoogduitse Asjkenazische Joden. Dit onderscheid in liggende en staande stenen is hier niet van toepassing. De stenen zijn van wit marmer, zwart graniet of leisteen en komen uit Europa. Op basis van de fossielen in dit materiaal is vastgesteld dat het meeste marmer van Italiaanse bodem is. Oude grafstenen werden in Amsterdam in het Hebreeuws beschreven. Later kreeg het Nederlands de overhand. Soms is een bijbelcitaat opgenomen en een tekst met lofuitingen over de overledene. Een groot aantal grafstenen is in een kader van baksteenwerk gevat (foto 7). De massieve grafsteen vormt als het ware het deksel van het baksteenwerk. De bakstenen komen uit Nederlandse steenbakkerijen en zijn hier terechtgekomen als ballast voor de lege schepen uit Nederland. Bij de oudere graven zijn veel baksteentjes meegenomen om ergens anders opnieuw te worden gebruikt. De grafstenen komen daardoor uiteindelijk in het gras te liggen. | ||||||||
[pagina 271]
| ||||||||
Openbare begraafplaatsenVan 's Lands kerkhof (Willem) Jacobus Rust is praktisch niets meer over. Het lag vanaf de hoek van de Weidestraat en de Rust-en-Vredestraat tot ter hoogte van de Burenstraat. In tegenstelling tot de vele kerkelijke begraafplaatsen is weinig bekend van deze algemene begraafplaats.Ga naar voetnoot8 Wel is bekend dat in 1915 de kosten van begraven op Willem Jacobus Rust vijf gulden bedroegen. Vergelijk dat met de zestig gulden die men voor een plaats op de Oranjetuin moest neertellen. In stukken van 1826 komt men ook nog de Savane tegen, waar burgers eveneens ‘goedkoop’ ten grave werden gedragen.Ga naar voetnoot9 Volgens de wet van 1835 gaat het hierbij om behoeftige burgers die ‘niet tot de Slavenstand behoorden’. Slaven konden via een speciale procedure apart op 's Lands kerkhof Kettyrust terecht. Het is onduidelijk of Kettyrust uit de wet van 1835 dezelfde plek is als de Militaire begraafplaats Kettys Rust van de kaart van Arons van 1881, gelegen aan de Wanicastraat ter hoogte van Oud Lina's Rust.Ga naar voetnoot10 Als we dan ook nog bedenken dat Kitty's Hof een andere naam was voor de oude algemene begraafplaats Oranjetuin op de hoek Gravenstraat en Cultuurtuinlaan, dan is duidelijk dat de vraag hoe en waar (ex-)slaven in de stad werden begraven, aandacht vraagt. Nader onderzoek moet ook duidelijk maken wanneer in de 19e eeuw Jacobus Rust is opgericht en of er een relatie bestaat met het vroegere executieveld aan de overzijde van de Wanicastraat op die hoogte. Later moet om Jacobus Rust een omheining zijn gekomen, want restanten van de bakstenen ingang liggen nu links van de oude ingang aan de Weidestraat. Al sloot deze algemene begraafplaats in 1913 de hekken, sommige bewakers willen daar anno 2005 nog steeds niet in de nachtelijke uren rondlopen. De begraafplaats speciaal voor de armen, Pikin Tiki, aan de Van Sypesteijnlaan herinneren de oudere inwoners van Paramaribo zich maar al te goed. Zij verhalen over Starret die met zijn stootkar de dood gevonden landloper naar het lijkenhuis aan de Van Sypesteijnlaan bracht. Hoe arm, onbekend of niet-kerkelijk de overledene ook was, de sobere teraardebestelling met doodsbaar en zwart kleed moet iedere keer weer respectvol hebben plaatsgevonden. Daarvoor zorgden generaties kuilgravers, die precies wisten waar de nieuwe kuil moest komen. Ten minste vijf voet diep met controle daarop van een agent. De hoofdkuilgraver zorgde ervoor dat een eenvoudig gespijkerde kist van Hennep werd aangemeten. De ‘krankzinnige’ zonder een cent uit de inrichting op Wolfenbuttel, had eveneens recht op een dergelijk platte kist | ||||||||
[pagina 272]
| ||||||||
van het Gouvernement. Afgezette botten en operatiemateriaal uit 's Lands Hospitaal werden geregistreerd en in kleine houten kisten begraven. De levenloos geboren of vlak na de geboorte gestorven zuigelingen lagen apart. Ook toen al kwam het voor dat de grafdelver per ongeluk delen van een oud skeler tegenkwam. In zo'n situatie werden de gevonden restanten in een aparte nis of moeko in de zijwand van de nieuwe kuil bijgezet,Ga naar voetnoot11 in feite dus respectvol op locatie herbegraven. De wijze van teraardebestelling hing af van ras en geloof. Hoe armlastig ook, steeds waren het zes dragers die de houten kist op de doodsbaar vervoerden (Djogo 1960). De ‘trein’ trok van sterfhuis naar kuil met de ‘van Landswege aangestelde bedienaar der begrafenissen’ of de hoofdkuilgraver voorop en de bezoekers erachteraan. Soms nam een geestelijke of een kapitein het woord. In het geval iemand kind noch kraai had, hield één der gravers een toespraakje. Altijd klonk een lied. Op verzoek van een nabestaande stak iemand - in overeenstemming met de traditie in het binnenland - een stekje van een croton in de grond, als uitgroeiend en duurzaam gedenkteken. ‘Na den afloop van dit alles worde met den meesten spoed een wit paaltje op het graf gesteld, op hetwelk het nummer van het graf in het zwart moet worden uitgedrukt’ aldus de begrafeniswet van 1835. Deze zogenoemde pikin tiki (letterlijk: kleine stokken) gaven aan wie er volgens de boeken lag. Medio 1971 werd paalnummer 4200 en eind 1983 paalnummer 8900 uitgeschreven. Van deze duizenden pikin tiki is niets terug te vinden. Houten palen verbranden of vergaan en de crotons van toen zijn overwoekerd. Een andere algemene begraafplaats van het gouvernement was Veldrust, met de ingang aan de Sophie-Redmondstraat. In de volksmond bekend als Lanti Ber'pe of Beripe (letterlijk: 's Lands begraafplaats). Daar lagen de niet-kerkelijke burgers die zich een grafsteen konden veroorloven. Een enkele keer was de uitvaart groots van opzet. Bijvoorbeeld als het een sterfgeval van een katholiek betrof die de laatste sacramenten had moeten ontberen. Liever met grafsteen voorin op de algemene begraafplaats Veldrust aan de Sophie-Redmondstraat liggen, dan gediscrimineerd ergens in een hoek van de rooms katholieke begraafplaats. Circa vijf grafmonumenten van families die bewust kozen voor de algemene begraafplaats Veldrust, zijn nog te vinden. Tussen zoete patatten en maïs blijkt de oudste van 1915 en de meest recente van 1985. Een historisch opmerkelijk gedenkteken is van Raedt van Oldenbarneveld, in 1942 koelbloedig op fort Zeelandia vermoord. Tijdens de binnenlandse oorlog van 1986-1992 vonden illegale begravingen op Veldrust plaats.Ga naar voetnoot12 Rusthof aan de Coppenamestraat is de jongste openbare begraafplaats. Opgericht in 1962 en zeer onlangs vanwege gebrek aan ruimte gesloten. De nabij gelegen Sarwa Oeday van de Hindostaanse gemeenschap en René's Hof van | ||||||||
[pagina 273]
| ||||||||
de Foresters vangen het gemis nu tijdelijk op. Rusthof valt op door het indrukwekkende monument voor de vliegramp bij Zanderij van 1989, van de kunstenaar John Djojo, waarop een In Memoriam, gedateerd 7 juni 1990, staat gebeiteld: ‘Gelijk een hinde die naar water beken smacht, zo smacht mijn ziel naar U, O God. Niet wat ons scheidt, maar wat ons bindt, broeders en zusters.’ De omgeving van dit gedenkteken ziet er verzorgd uit. De kelders zijn van binnen betegeld en er liggen grafmonumenten van kostbaar graniet. Ook goed onderhouden is de intieme begraafplaats van de Bahá'í gemeenschap. Achterin vinden we helaas toch het treurniswekkende beeld van verregaande verwaarlozing. | ||||||||
Huidige situatieIn Commewijne, het gebied aan de overkant van de Surinamerivier direct tegenover Paramaribo, liggen achterop erven of diep in het bos de meest indrukwekkende grafstenen van plantagehouders. Zolang de stenen verborgen liggen, is van een dreigend verlies van déze stenen geen sprake. Voor grafstenen in Paramaribo geldt hetzelfde. Tussen de Braziliaanse bijen en de slangen liggen ze veilig. De bedreiging van het erfgoed begint met het jaarlijkse ritueel van ingehuurde gedetineerden. Zij kappen de wilde papaja's, houwen het onkruid en geven Oranjetuin en Oud Lina's Rust een incidentele schoonmaakbeurt. Maar terwijl de gedetineerden bezig zijn, hernemen zwervers ‘hun schoongemaakte tuin’ en de volgende ronde van langzame destructie begint. Een gave marmeren plaat levert omgekeerd als tafelblad tegenwoordig veel op. Wij hebben de situatie vergeleken met die welke Temminck Groll in 1976 aantrof, en onze inschatting is dat de Oranjetuin voor de genealogie informatief blijft, maar voor historisch geïnteresseerden bijna niet meer. Hij dreigt gelijk te krijgen want ‘Iets wat [van het oudste stadsdeel] waarde heeft, wat onvervangbaar is moet worden beheerd, anders verbrokkelt het, valt het uit elkaar en is het “op” vóór men zich dat goed realiseert’ (Temminck Groll 1976). Naar ons inzicht moet er iets gebeuren, willen toekomstige generaties nog iets van historische waarde aantreffen. Maar serieuze aandacht en geld voor de openbaarstelling van interessante grafstenen ten behoeve van huidige en toekomstige generaties zal, gezien het vele erfgoed dat al om aandacht vraagt, er zo goed als zeker niet komen. Het is daarom een uitdaging naar andere wegen te zoeken om hetzelfde doel te bereiken: bescherming van het bedreigde funeraire erfgoed. | ||||||||
SuggestiesDe openbaarstelling van bedreigde grafstenen willen wij bereiken door de huidige begraafplaatsen structureel aan te pakken. Hoe nieuw economisch leven in oude historisch interessante dodenakkers te blazen? Dit kan door het ruimen van individuele graven na tien jaar mogelijk te maken. Regelmatig ruimen van individuele graven voorkomt dat het terrein letterlijk dichtslibt. Dus complete sluiting voorkomen, want sluiting betekent dat na het verstrijken | ||||||||
[pagina 274]
| ||||||||
van de wettelijke termijn van dertig jaar er gebouwen en woonhuizen komen. Ten aanzien van de Oranjetuin moet er zo spoedig mogelijk een urnentuin of columbarium komen, zodat er weer geld in het laatje komt. Dus dit economisch dode kerkhof revitaliseren zodat er weer een bron van inkomsten ontstaat waarmee de stenen muur van 1756, de beide ijzeren hekken en de paden kunnen worden hersteld en dus gewenst bezoek weer mogelijk is. De achteruitgang van het funeraire erfgoed wordt daarmee een halt toegeroepen. Zal wijziging van de oude begrafeniswet lukken en zullen beheerders na verkregen toestemming van de nabestaanden tot ruiming van individuele graven overgaan? Wij menen een beginnende omslag te mogen waarnemen. Marius Rust heeft in 2004 een nieuwe indrukwekkend solide omheining gekregen en bij het crematorium zijn onlangs de eerste speciale graven voor urnen gebouwd. Voor het oude Pikin Tiki bestaan zelfs plannen voor een bovengrondse gravengalerij van twee hoog zoals die op Curaçao te zien zijn. De Tuinen des Doods tot Tuinen des Levens ombouwen, waar mensen kunnen wandelen en hun dierbaren kunnen bezoeken. Zo'n walk-in kennen we in Paramaribo nog niet. Maar het model van revitaliseren zoals door ons voor de bedreigde begraafplaatsen voorgesteld, is eerder toegepast. De Portugees-Israëlitische synagoge van 1736 aan de Heerenstraat is met respect voor het oude gebouw omgebouwd tot Internet walk-in. Als de economische nood hoog is, blijken velen in Suriname creatief te zijn. Wij hebben dus goede hoop. | ||||||||
Literatuur
| ||||||||
[pagina 275]
| ||||||||
Jannes Mulder was internist - oncoloog - en is gepromoveerd op dierexperimenteel onderzoek. Hij heeft later op het ministerie VWS te Den Haag gewerkt. Hij was in 2003 en 2004 senior medewerker van het ministerie van Volksgezondheid te Paramaribo. Hij is samen met Rita Hulsman auteur van Begraven in Rotterdam en omstreken (1999). Philip Dikland is architect van KDV Architects te Paramaribo en is actief op het terrein van de geschiedenis van plantages. Hij is secretaris van de Stichting ter Behoud van Oudheden in Suriname (2002). Hij heeft een CD uitgebracht over het oude archief van de dienst der Domeinen te Paramaribo (2004). |
|