OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 23
(2004)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 277]
| |||||||||||||||
Helen Wijngaarde
| |||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||
zend personeel deels op te vangen werden leerkrachten uit Suriname aangetrokken, ‘Indien tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen het contact met Nederland wegviel, niet op grote schaal onderwijzers uit Suriname aangetrokken waren, was het onderwijs vastgelopen’ (Römer 1979: 89). In zijn artikel over de Surinaamse werknemers op de Antillen schrijft Frank van Kanten het volgende: ‘Onder de Surinaamse werknemers werd geen ongeschoold personeel aangetroffen, zelfs niet in de lagere echelons. Bovendien konden ze de Hollanders makkelijk verstaan en konden ze de werkinstructies, die voornamelijk in het Nederlands waren gesteld, makkelijk lezen’ (Van Kanten 1995: 100-203). 1 Statuten en het Huishoudelijk Reglement van de ‘Algemeene Surinaamsche Vereeniging Justitia, Pietas, Fides.’.
| |||||||||||||||
Een eigen plekHoewel er verschillende personeels- en sportverenigingen bestonden waar Surinamers zich bij hadden aangesloten, bleek er behoefte te bestaan aan één algemene Surinaamse vereniging, die de belangen van de Surinamers op CuraçaoGa naar voetnoot4 zou kunnen behartigen en die tevens de band tussen de Surinamers onderling zou verstevigen. Het initiatief tot zo'n vereniging werd genomen door enkele Surinamers die al een zekere bekendheid genoten binnen de Curaçaose samenleving, zoals dr. L. Lashley, A.Th.Ch. Simoons en M.A.W. Goedhart. Om hun plannen te realiseren zochten (en kregen) zij steun bij hun vrienden binnen de Loge (Vereniging van Vrijmetselaars) op Curaçao. Het was de bedoeling om een eigen plek, ongeacht stand, politieke richting of godsdienst, te creëren. Een algemene vereniging - zo werd aangenomen - zou de eenheid onder de Surinamers op Curaçao versterken. Een belangrijke doelgroep vormde de Surinaamse jongeren (de ‘lastige’ teenagers), waarvan het uitbundig gedrag nog wel eens uit de hand dreigde te lopen. De waarden en normen wogen in die tijd zwaarder en via een vereniging hoopte men wat meer invloed op de jongeren te kunnen uitoefenen. Op de avond van 17 juli 1941 (de officiële oprichtingsdatum) werd tijdens een druk bezochte bijeenkomst, de mogelijkheid tot de oprichting van een vereniging besproken. Nog diezelfde avond werd er een commissie gevormd die de Statuten en het Huishoudelijk Reglement zou vaststellen (afbeelding 1). Tijdens deze eerste vergadering, bijgewoond door 275 personen, trad dr. R.J. Wix (Jopie Wis, zie afbeelding 2) op als voorzitter.Ga naar voetnoot5 Op 13 augustus | |||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||
werden in een tweede Algemene Vergadering de Statuten en het Huishoudelijk ReglementGa naar voetnoot6 door de leden goedgekeurd en op 11 september 1941 werd bij Gouvernements Besluit No. 5162 de Algemene Surinaamse Vereniging J.P.F. als zedelijk lichaam erkend. Als voorzitter van het eerste bestuur van J.P.F. werd met algemene stemmen dr. R.J. Wix aangewezen. Hij zou deze functie nog zes jaar met verve bekleden (Gedenkboek 1951). 2 Dr. W.J. Wix, voorzitter J.P.F. 1941-1946.
De voorzitter werd door de Algemene Vergadering gekozen. Uit een kandidatenlijst, samengesteld door de gekozen Voorzitter, koos de Algemene Vergadering vervolgens de overige bestuursleden, waarna de Voorzitter de functies aanwees. Hij zocht dus zelf zijn medewerkers uit. Deze bevoegdheden bezorgden de Voorzitter de bijnaam van ‘liefhebbende dictator’. In april 1948 werd dit kiessysteem gewijzigd, waarna in 1949 de eerste democratische bestuursverkiezing plaatsvond en het systeem van de ‘liefhebbende dictator’ definitief tot het verleden behoorde. Om de taken van het Bestuur enigszins te verlichten werd het eiland in ‘wijken’ verdeeld en kreeg elke wijk een Commissie van drie of meer leden (Gedenkboek 1956: 35). De vereniging kreeg de naam van het devies uit het oude, niet-officiële wapen van Suriname ‘Justitia Pietas Fides’, Gerechtigheid, Liefde, Trouw (Bruyning & Voorhoeve 1977: 663). Belangrijkste doelstellingen waren de belangen van de Surinamers in het algemeen te behartigen, de sociale en economische banden tussen Suriname en Curaçao te bevorderen en de integratie in de Curaçaose samenleving te stimuleren. Om deze doelstellingen te bereiken werd in artikel 3 van de statuten van J.P.F. onder meer opgenomen: ‘het versterken van de banden van trouw aan het Koninklijk Huis en van saamhorigheid onder de Surinamers’, ‘samen te werken met alle Nederlandsche volksgroepen’, ‘het verleenen van steun en voorlichting aan de Surinamers’ en ‘grootere bekendheid te geven aan Suriname’. | |||||||||||||||
Justitia Pietas FidesAls waardering voor zijn steun en voor de wijze waarop hij de Surinamers op Curaçao steeds met raad en daad had bijgestaan werd de Curaçaoenaar C.N. ‘Shon Cai’ Winkel unaniem gekozen als beschermheer van J.P.F. Het eerste | |||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||
programmapunt van de Vereniging was de mogelijkheid onderzoeken tot de oprichting van een algemeen Zieken- en Begrafenisfonds, daar de hoge kosten voor verpleging en medische behandeling vaak een grote financiële belasting vormden voor een deel van de Surinaamse (èn Curaçaose) groep. De besprekingen, gevoerd met het Curaçaose Gouvernement en de directies van grote maatschappijen waar veel Surinamers werkten, zoals de CPIM, de OGEM en de KNSM, resulteerden onder meer in een verbetering van de ‘Ziekteregeling 1936’ en van de medische dienst van de CPIM. De financiële lasten voor een groot aantal Surinamers werden aanzienlijk minder en het plan voor een eigen Ziekenfonds kwam te vervallen (Gedenkboek 1956: 62). In 1991 werd het Begrafenisfonds bij gebrek aan financiën opgeheven. De vier oudste leden kregen nog een tegemoetkoming uit de Kas. De vereniging had geen politiek karakter, het lidmaatschap stond open voor alle Surinamers, er was geen ballotage en iedereen was welkom. Het entreegeld was vastgesteld op f 5,00 voor gewone en f 2,50 voor buitengewone leden en de contributie voor gewone en buitengewone leden bedroeg resp. f 1,00 en f 1,50 per maand. Theo Simoons die vanaf de dag van de oprichting een functie in het bestuur van J.P.F. had, nam in 1946 de voorzittershamer van Dr. Wix over.Ga naar voetnoot7 Onder zijn enthousiaste leiding groeide J.P.F. uit tot een symbool van eenheid onder de Surinamers buiten hun geboortegrond. Van hem is de vaak geciteerde uitspraak: ‘JPF is niet alleen een vereniging, maar een begrip voor de gemeenschap op Curaçao’Ga naar voetnoot8. Ter gelegenheid van het eerste lustrum in 1946 van J.P.F. schreef Albert Helman: ‘De vereniging van Surinamers zocht naar een gestalte. Een die al hun hoop, hun liefde voor het vaderland, hun dorst naar recht, hun trouw aan eigen aard zou gaan belichamen. Er moest systeem en organisatie komen in al die verlangens, en zij die met een waar idealisme in hun zielen de gedachten van zovelen wilden ordenen, zij zagen dra vóór zich als een heel liefelijk aaneengereide zinspreuk, de vereniging ontstaan die thans haar eerste lustrum viert, die de naam draagt van de wapenspreuk van Suriname: JUSTITIA PIETAS FIDES’ (Gedenkboek 1956: 147). Het eerste clubgebouw dat op 24 oktober 1942 officieel in gebruik werd genomen, was een historisch pand aan de Breedestraat 140 in Otrobanda, een wijk in Willemstad. Het zou nog bijna tien jaar duren voor men kon overgaan tot de bouw van een eigen verenigingsgebouw. Op 6 maart 1951, de dag waarop de oudste Surinaamse organisatie op de Antillen, de populaire Voetbal | |||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||
Vereniging Transvaal haar 25-jarig jubileum herdacht, werd de eerste steen gelegd en op 17 juli 1951, de dag waarop J.P.F. haar tweede lustrum vierde, werd de (huidige) J.P.F.-Club op Plantersrust, door Gouverneur Struycken (1951-56) officieel geopend (Jong Suriname december 1951). Dat de vereniging een bijzondere plaats innam in de Curaçaose samenleving blijkt wel uit de indrukwekkende lijst van sprekers tijdens de feestelijke opening. Behalve gouverneur Struycken namen onder andere ook de voorzitter van het Surinaamse Staten-College, de Gezaghebber van Curaçao en de directeuren van resp. de CPIM. en de KLM het woord (Gedenkboek 1951: 7). | |||||||||||||||
Jong SurinameHoewel er met de lokale krant Amigoe di Curaçao vanaf de oprichting van J.P.F. een vaste afspraak was gemaakt betreffende publicaties over de vereniging, ontstond vrij snel behoefte aan een eigen orgaan, dat niet slechts als spreekbuis van de vereniging zou dienen maar dat ook een uitstekend middel zou zijn om meer bekendheid te geven aan Suriname. Voor de naar schatting ongeveer 3.000 Surinamers die op Curaçao woonden was er nog geen eigen blad met een eigen Surinaams karakter, ‘een blad waaruit de hele Curaçaose gemeenschap zou kunnen leren wat er leeft bij de Surinamers en hoe zij een deel wensen te worden van deze gemeenschap, teneinde samen te arbeiden aan het belang van Groot-Nederland’ (Jong Suriname 15-11-1941). Op 15 november 1941 rolde het eerste nummer van Jong Suriname van de pers, waarna het blad elke 2e en 4e vrijdag van maand verscheen (Hartog 1944: 69). Dr. P. Kasteel, de toenmalige gouverneur van Curaçao (1940-1948) schreef in dit eerste nummer dat hij ‘het een verheugend verschijnsel vond dat de Surinamers, na zich jarenlang min of meer afzijdig te hebben gehouden, nu welbewust en met zelfvertrouwen een sociale positie op het eiland gingen innemen’. Hij eindigde met een verwijzing naar het ‘Huis van Oranje’ en de penibele oorlogssituatie in Nederland: ‘Ik kan U de verzekering geven, dat van Bestuurszijde al het mogelijke zal worden gedaan om de banden, welke de verschillende Nederlandse volksgroepen samenhouden, aan te trekken, zoodat Gij U op Curaçao geheel thuis zult voelen in een gemeenschap, welke onder onze geliefde en eerbiedigde Vorstin Koningin Wilhelmina streeft naar samenwerking en ontwikkeling in de richting van de Eenheid, die als naaste doel de bevrijding van het Moederland, daarna de grootheid van een herrezen Nederland beoogt’. Ook de beschermheer van J.P.F., ‘Shon Cai’ Winkel refereerde met zijn bijdrage in dit eerste nummer aan de nauwe banden met het Koninklijk Huis: ‘Surinamers, wijkt niet van Uwe doelstellingen af, deze is op vaste gronden gebaseerd, sluit U als één man aan bij alle Nederlanders, die zich scharen achter het Huis van Oranje’. Het blad, dat niet alleen voor de leden van J.P.F. maar ook voor alle Surinamers en niet-Surinamers bestemd was, stond open voor de opinies van haar lezers en uit Curaçaose (Amigoe di Curaçao, Beurs & Nieuwsberichten) en | |||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||
Surinaamse kranten (onder andere De West) werden diverse artikelen ongewijzigd overgenomen. De abonnementsprijs bedroeg voor J.P.F.-leden f 0,75 per half jaar en voor niet-leden f 5, - per jaar. In maart 1944 werd Jong Suriname het officiële blad van zowel J.P.F. als de Vereniging Suriname op Aruba. Het belang van dit orgaan, waarvan de algemene leiding in handen was van A.Th.Ch. (Theo) Simoons, dient niet te worden onderschat. 3 De ‘Jong Suriname’ van maart 1960.
Jong Suriname (zie afbeelding 3) was hét orgaan van J.P.F. waarin Surinamers woonachtig op Curaçao of in het buitenland konden publiceren. Actuele vraagstukken zoals ‘toelating en uitzetting’ (Jong Suriname 13 en 27 augustus 1943) en ‘Nationaliteitswetten’ (Jong Suriname 22 oktober 1943) kwamen aan de orde en in vlot geschreven artikelen werden de lezers op de hoogte gehouden van belangrijke - met name politieke en economische - gebeurtenissen in Suriname. Verder waren er artikelen van meer algemene aard, zoals populair geschreven medische en technische artikelen, boekbesprekingen, een vrouwenrubriek, sportevenementen en advertenties van Surinaamse ondernemers. In de rubriek Persoonlijkheden uit het heden en verleden van Suriname verschenen in Jong Suriname regelmatig levensbeschrijvingen van personen die een belangrijke rol speelden in de Surinaamse geschiedenis en van wie de namen nog voortleefden onder de oudere generatie. Voor de jongere generatie betekenden deze namen vaak niet meer dan de naam van een gebergte, straat of kreek. Persoonlijkheden als Dr. H.D. Benjamins, W.L. Loth, Emilie Alvares, ds. Cornelis W. Blijd en Isaac Da Costa, om maar een paar namen te noemen, passeerden de revue. Bijdragen aan deze rubriek kwamen onder meer van Ph.A. Samson, een trouwe medewerker uit Suriname. Ook zijn boeiende verslagen zoals ‘Uit de Surinaamse pers van 1863’, ‘De geschiedenis van het Surinaamse parlement’ en het ‘Leprabesluit van 1929’, brachten deze (bijna vergeten) gebeurtenissen uit Suriname's verleden weer tot leven. | |||||||||||||||
Samenwerking met andere organisatiesDe oprichting van de vereniging was niet alleen in het belang van Suriname (verspreiding van kennis van Suriname en medewerking aan plannen tot | |||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||
opbouw van Suriname) en de Surinamers op Curaçao, maar diende ook het algemeen belang. De middelen om dit doel te bereiken, vastgelegd in artikel 3 van de statuten van 1941, waren - zoals ik al eerder vermeldde - onder andere ‘het versterken van de banden van trouw aan het Koninklijk Huis en van saamhorigheid onder de Surinamers’, ‘het verlenen van steun en voorlichting aan de Surinamers’ en ‘samen te werken met andere organisaties tot het bereiken van een of ander doel dat mede ten goede zou kunnen komen aan de Surinamers’. Dit laatste vertaalde zich onder meer in een harmonieuze samenwerking met verschillende Surinaamse verenigingen op Curaçao, zoals Thesos, zangvereniging Harmonie, de voetbalvereniging Transvaal en de jongerenvereniging Spes Patriae (afdeling Curaçao). Later kwamen daar ook de sportverenigingen Athene, Dragons, S.D.L. en Lightning bij. Onder auspiciën van J.P.F. werden door deze Surinaamse verenigingen feestavonden georganiseerd in de J.P.F.-club en omgekeerd kon J.P.F. op hun spontane medewerking en hulp rekenen bij feestelijke gebeurtenissen en inzamelingsactiesGa naar voetnoot9 (Gedenkboek 1956: 64). Naast de samenwerking met Surinaamse organisaties en de contacten met diverse personeelsverenigingenGa naar voetnoot10 op Curaçao, bestonden er ook hechte banden met Surinaamse organisaties buiten Curaçao, zoals de in augustus 1941 opgerichte zustervereniging op Aruba, Vereniging Suriname. Verder bestond er ook een nauwe samenwerking tussen J.P.F. en de Unie Suriname, een politiek getinte culturele vereniging, die in 1943 in Paramaribo was opgericht (Bruijning & Voorhoeve 1977: 488). De Unie Suriname werd de vertegenwoordiger van J.P.F. in Suriname en over en weer werden artikelen uit elkaars organen overgenomen (Jong Suriname 9-4-1943). In Nederland was de vereniging Ons Suriname opgericht, deze vereniging was ontstaan door het samengaan van de Vereniging Suriname en Organisatie Nieuw-Suriname. Direct na de oorlog nam het bestuur van J.P.F. contact op met Lou Lichtveld, voorzitter van de Raad van Advies van Ons Suriname. Tijdens het bezoek van Lichtveld aan Suriname en de Antillen in 1946 werd het idee tot de vorming van een federatie, een overkoepelende organisatie van alle buiten Suriname gevestigde verenigingen, geboren. Op deze manier konden de diverse op Suriname ingestelde acties beter gecoördineerd worden, zou het eenvoudiger worden om de belangen van de Surinamers in het buitenland te behartigen en - daar ging men van uit -zou nauwer onderling contact tenslotte kunnen leiden tot versterking van de handen tussen de Surinamers waar ook ter wereld. De statuten en het basisakkoord werden voor J.P.F. (Curaçao) en | |||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||
Vereniging Suriname (Aruba) opgesteld en door Ons Suriname (Nederland) goedgekeurd en op 5 juli 1947 werd de Federatie van Surinaamse Verenigingen buiten Suriname een feit (Gedenkboek 1956: 116-120; Jong Suriname nr. 172, 1952). In de loop van de jaren nam de belangstelling voor de Federatie geleidelijk af en in de jaren zestig werd zij ontbonden. | |||||||||||||||
Bloeiperiode van J.P.F.Om grotere bekendheid te geven aan Suriname organiseerde J.P.F., al dan niet in samenwerking met andere organisaties, verschillende tentoonstellingen. De tentoonstelling in mei 1946 ‘Surinaamse insecten op Curaçao’ van Johan Heijde trok veel belangstelling, met name van gouverneur P. Kasteel, die bij deze gelegenheid voor het eerst de Club-J.P.F. bezocht. In het kader van het 121/2 jarig bestaan van de vereniging werden schilderstukken van Surinaamse amateur schilders tentoongesteld, waarbij - merkwaardig genoeg - ook enkele etsen van de beroemde Nederlandse zeventiende eeuwse schilder Rembrandt werden getoond. Het Cultureel Centrum van Curaçao had voor deze bijzondere gelegenheid de ‘Etsen van Rembrandt’ ter beschikking gesteld. Absolute hoogtepunt vormde echter de tentoonstelling ‘Suriname’ in juli 1953. De regering van Suriname had ter gelegenheid van de eerste vergadering van de Caraïbische Commissie in Paramaribo, die van 9 tot 30 mei werd gehouden, een grootse tentoonstelling over Suriname opgezet (De West 11 mei 1953). Op initiatief van J.P.F. - die ook een deel van de kosten voor haar rekening nam - en dank zij de genereuze medewerking van de Surinaamse Minister van Onderwijs en Volksontwikkeling, de heer W.E. Juglall, kon deze tentoonstelling naar Curaçao worden gezonden. Een veertigtal leden van J.P.F. die speciaal hiervoor opgeleid waren, fungeerden tijdens de tentoonstelling als gids en gaven uitleg aan de ca 15.000 bezoekers. De tentoonstelling werd een groot succes en bleek, hoewel de kosten in de duizenden liepen, één van de beste investeringen van J.P.F. te zijn geweest (Gedenkboek 1956: 59). De Amigoe di Curaçao van 29 mei 1953 gaf onder het kopje ‘Suriname toont luxueus uitgevoerd visitekaartje’ alvast een voorproefje van wat Suriname in juli op Curaçao zou laten zien: ‘Deze tentoonstelling, waarin men Suriname kan zien zoals het is, levert zeker een representatief beeld van ons Rijksdeel Suriname. Deze buitendien zeer leerrijke expositie biedt zo'n schat aan gegevens en bevat zoveel informaties op elk gebied zoals financiën, mijn- en bosbouw, handel, gezondheid enz., dat Suriname een open boek is’. Behalve tentoonstellingen waren lezingen, film- en diavoorstellingen en sporttoernooien de middelen waarmee getracht werd de doelstellingen van de vereniging uit te dragen. Aparte vermelding verdient ook de culturele bijdrage van de uit Amsterdam afkomstige musicus Max Tak. Tak vluchtte in 1941 naar Curaçao waar hij tot zijn vertrek in 1943 naar New York verbleef. Gedurende die paar jaar heeft hij met veel inzet en enthousiasme het culturele leven in J.P.F. tot een hoog peil gebracht. De muziek- en toneelavonden die onder zijn leiding plaatsvonden trokken veel belangstelling en zijn vertrek betekende | |||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||
een zwaar verlies voor de club (Gedenkboek 1956). Ook het Curaçaose publiek vond haar weg naar de muziek- en toneelavonden van J.P.F. die - in verband met de ruimere accommodatie - vaak in het Roxy-theater in de Punda (Willemstad)plaatsvonden. Muzikale hoogtepunten waren onder meer de pianorecitals van Majori Hayari, de uitvoeringen van het Surinaams Philharmonisch Orkest onder leiding van Eddy Wessels en het optreden van het Maranatha kwartet (afbeelding 4). De ‘Sranan Neti's’ van Evangelische Broedergemeente trokken volle zalen. 4 Affiche van het optreden van het Maranatha-Kwartet op 12 januari 1953.
| |||||||||||||||
Reacties op politieke ontwikkelingen in SurinameDe politieke ontwikkelingen in Suriname werden met grote belangstelling gevolgd en het lezerspubliek van Jong Suriname kon via artikelen, overgenomen uit Surinaamse en Curaçaose kranten, kennis nemen van het laatste nieuws. Reacties op bepaalde gebeurtenissen in Suriname bleven niet uit. Zo werd met succes geprotesteerd tegen een maatregel, waarbij in het buitenland gevestigde Surinamers, zonder vergunning vooraf van de Surinaamse politie, niet werden toegelaten in eigen land. De besturen van. J.P.F. en de Vereniging Suriname op Aruba wezen er op dat de bewuste bepaling dateerde van 26 november 1943 toen gouverneur Kielstra (1933-1944) nog het bewind voerde over Suriname (Jong Suriname, 13-4-44). 5 Wim Bos Verschuur.
Met grote verontwaardiging werd in dat zelfde jaar gereageerd op de internering van het Surinaams statenlid (tevens erelid van J.P.F.), Wim Bos Verschuur (afbeelding 5), naar aanleiding van diens kritiek op het beleid van gouverneur Kielstra (Verschuuren 1987: 75-76; Buddingh' 1999: 276-277). Namens de vereniging werd een brief naar de Surinaamse gouverneur gestuurd met het verzoek om zijn vrijlating, waarbij werd gewezen op de grote verdienste van Bos Verschuur voor ‘Volk en Vaderland’ (Jong Suriname 21-4-1944). Na de Tweede Wereldoorlog vertrokken delegaties uit de Nederlandse Antillen en Suriname naar Nederland om voor een grotere autonomie pleiten. Delegaties uit Suriname op weg naar de RTC (Ronde Tafel Conferentie) in Den Haag (respectievelijk in 1948, 1952, 1954) en Staten Delegaties konden rekenen op steun en alle medewerking van J.P.F., immers een stukje Surinaamse grond op Curaçao. De betrokkenheid met het geboorteland was groot | |||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||
en Club J.P.F. werd dé plek waar de leden, vooral ten tijde van de RTC, stevige discussies voerden over de politieke en economische situatie zowel op Curaçao als in Suriname. 6 Feestelijke bijeenkomst bij de gouverneur, drs. A.B. Speekenbrink (1957-1961), na een bezoek aan een tentoonstelling in de Club J.P.F. over het Surinaams bedrijfsleven. (Foto gemaakt door/in Fotostudio De Vries. Curaçao, jaartal onbekend.)
| |||||||||||||||
De teruggangMet haar eigen clubgebouw en sportterrein nam J.P.F. op Curaçao een waardevolle plaats in en diende zij als voorbeeld voor wat door samenwerking tot stand kon komen. De eigen J.P.F.-vlag en de J.P.F.-speldjes die aan personen uitgereikt werden voor bijzondere verdiensten, droegen ertoe bij dat J.P.F. werd gezien als symbool van eenheid onder de Surinamers buiten hun geboortegrond. Na een periode van grote bloei, waarin de vereniging een niet meer weg te denken plaats binnen de Curaçaose gemeenschap had verworven, kwamen in de jaren zestig de eerste tekenen van verval. De concurrentie op de wereldmarkt, de ver doorgevoerde automatisering en reorganisatie (bekend onder de naam streamlining) bij de grote bedrijven sinds het eind van de jaren vijftig hadden - vooral bij de Shell - massaal ontslag als gevolg. Duizenden werknemers kwamen op straat te staan en vanwege de slechte economische situatie op het eiland ging een groot aantal Surinamers terug naar het vaderland of vertrok men naar Nederland. Daarbij kwam ook nog dat door de opkomst van een ‘autochtoon’ middenkader, vele ‘landskinderen’ (yu di Korsow), de plaats van de Surinamers gingen innemen. De klap werd ook binnen de muren van J.P.F. gevoeld. Het aantal leden liep drastisch terug en de belangstelling voor de vereniging nam zienderogen af.Ga naar voetnoot11 Een andere oorzaak van het dalende aantal leden kan ook toegeschreven worden aan de integratie van de Surinamers in de Curaçaose gemeenschap. Door hun huwelijk met een Curaçaose vrouw werden vele Surinamers geleidelijk aan opgenomen in de Curaçaose samenleving, de betrokkenheid met het geboorteland verslapte en de rol van de vereniging als bindende factor binnen de Surinaamse gemeenschap op Curaçao stelde steeds minder voor. Naast deze externe factoren had J.P.F. ook te kampen met ernstige interne problemen. Het was vrijwel onmogelijk de Statuten te wijzigen, er was geen | |||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||
quorum en noodzakelijke vernieuwingen vonden geen doorgang. Als belangrijke oorzaken van deze problemen kunnen de diepgaande onderlinge conflicten die grote verdeeldheid binnen de vereniging veroorzaakten, de onaantastbaarheid van enkele bestuursleden en het financiële wanbeleid worden genoemd. Toen de nieuwe voorzitter, de heer R. Rens, in 1984 aantrad, kreeg hij de hele administratie (meer dan veertig jaar J.P.F.) in een schoenendoos overhandigd. | |||||||||||||||
Een nieuwe rol voor J.P.F?De kas is leeg en het is niet langer mogelijk om vast te houden aan het gesloten karakter van de vereniging. Verhuur van het clubgebouw, de bar en de keuken moeten tegenwoordig de Club ‘onderhouden’ en in tegenstelling tot de beginperiode kunnen nu ook niet-Surinamers deel uitmaken van het bestuur. Bestaat er eigenlijk nog behoefte aan een algemene Surinaamse vereniging op Curaçao? Kan J.P.F. weer het symbool van eenheid onder de Surinamers buiten hun geboortegrond worden? Een ontmoetingsplaats voor alle Surinamers op Curaçao? De tweede generatie, geboren buiten het geboorteland van de ouders, voelt zich meer Curaçaoënaar (Yu di Korsow) dan Surinamer en ziet niets in een Surinaamse enclave op Curaçao. Hoewel er verschillend hierover wordt gedacht zijn er weer hoopgevende geluiden die voorzichtig wijzen op het voortbestaan van de vereniging. Zo hebben een paar bijzondere gebeurtenissen in Suriname op indringende wijze bijgedragen aan het gevoel van eenheid en saamhorigheid onder de Surinamers op de Antillen. In de eerste plaats was dat de onafhankelijkheid van Suriname op 25 november 1975, een gebeurtenis die binnen de verenigingen op Curaçao en Aruba, op grootse wijze werd gevierd. Welke (ex) leden van J.P.F. zullen zich nog de profetische woorden van David Findlay, in 1943 voorzitter van de zustervereniging Suriname op Aruba, herinneren? In een ingezonden brief, als reactie op wel of geen Nationale Feestdag op 1 juli in Suriname schrijft hij in de Amigoe di Curaçao: ‘Wil men een Nationale Feestdag hebben, dan wacht men nog even. De dag waarop de bestaande koloniale verhouding ophoudt, en Suriname een vrij deel wordt van het Nederlands Gemenebest, die dag zij de Nationale Feestdag voor alle bevolkingsgroepen’ (Jong Suriname nr. 44). Als tweede punt gelden de tragische gebeurtenissen op 8 december 1982 in Suriname, die als een schok door de gelederen van de Surinaamse gemeenschap ging. Zowel op Aruba als op Curaçao werd met verbijstering en ongeloof gereageerd op de situatie in het vaderland. | |||||||||||||||
SlotHet bestuur van de Club-J.P.F. is thans volledig in handen van een groep zeer gemotiveerde dames. Op haar schouders rust nu de zware taak om de vereniging weer enigszins op de rails te zetten. De club vergrijst en zowel bij de tweede generatie als bij de ‘nieuwkomers’, de groep die ná 1975 naar Curaçao kwam, bestaat weinig belangstelling om lid van de vereniging te worden. | |||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||
Onder ‘nieuwkomers’ valt ook de groep goed opgeleide jonge Surinamers, midden en hoger kader, die uit Nederland wordt aangetrokken met een contract voor bepaalde tijd. Volgens de gegevens van de laatste ledenvergadering (augustus 2003) telt de vereniging op dit moment 250 leden. ‘Een absoluut dieptepunt’, vindt voorzitter Carmen Voges-Renfrum, ‘de mensen hebben het er niet voorover om lid te worden. De jonge Surinamers die nu naar het eiland komen hebben een totaal andere mentaliteit, het leven is duur, alles is werken, werken en nog eens werken met de bedoeling om na enige tijd óf naar Nederland óf naar Suriname terug te gaan. Wij moeten de club weer aantrekkelijk maken voor onze jongeren, die zien J.P.F. nu als een ouwe-mannen-club.’ Evenementen die nog steeds gevierd worden zijn de Sranan Dei op 1 mei, de Bigisman Neti met een aangepast programma voor de ouderen en de traditionele Sinterklaas- en Kerstviering. Filmavonden, lezingen, excursies (onder andere naar Suriname) en de Keti Koti- en Srefidensi viering zullen het gevoel van saamhorigheid onder de Surinamers (samen hun Curaçaose vrienden) weer moeten versterken en de belangstelling voor de vereniging (én voor Suriname) aanwakkeren. Het Jaarprogramma in de NieuwsbriefGa naar voetnoot12 van januari 2003 toont dat het bestuur alle middelen inzet om dit doel te bereiken. Surinamers op Curaçao worden gezien als één van de best geïntegreerde minderheidsgroepen.Ga naar voetnoot13 In Veranderend Curaçao (1999: 237) vat Jos de Roo de relatie tussen de tweede generatie en J.P.F. kernachtig samen in één zin: ‘Waren de Surinamers vroeger als groep nog altijd goed voor één duidelijk herkenbare statenzetel, nu zijn ze meer uitgewaaierd over verschillende partijen en jongeren zijn veel minder JPF-gebonden dan de eerste generatie.’ Terugkeer naar de glanzende rol die J.P.F. in het verleden had, is waarschijnlijk niet meer mogelijk en er zullen keuzes gemaakt moeten worden, maar het bestuur werkt er hard aan om J.P.F. weer die plaats in de samenleving te geven die haar toekomt, de plek waar Surinamers zich thuis voelen, een stukje Surinaamse grond op Curaçao. | |||||||||||||||
Bronnen
| |||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Literatuur
Helen Wijngaarde studeerde Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Zij publiceerde eerder in Oso: ‘Curiositeit of cultuurdrager; Surinamers op de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling te Amsterdam in 1883.’ (Oso 2000, nummer 19(2): 153-166. |
|