| |
| |
| |
Joop Vernooij
Kaart van christelijk Suriname
Het christendom is met de eerste kolonisatoren naar Suriname meegekomen. De mensen rond Francis Willoughby, baron van Parham, brachten er de anglicaanse variant. De Engelsen maakten Thorarica aan de Surinamerivier tot hoofdplaats van de kolonie. Zij bouwden daar een kerk, die op 23 juli 1651 aan St. Bridget werd toegewijd. In deze kerk werden de sacramenten bediend en kwamen de mensen samen. Uit de Engelse tijd (1651-1767) zijn geen doopsels van slaven bekend, laat staan van Inheemsen. Daarna brachten de Zeeuwen vanaf 1667 het calvinisme met een streng antipapistische houding naar Suriname. De Sociëteit van Suriname, belast met het beheer van de kolonie, en de gouverneur moesten zorgen voor de christelijke religie, namelijk de prediking, de uitbreiding en het onderhouden van de christelijke gebruiken zoals de zondagsrust en de vastgestelde bede- en boetedagen. De joden hadden enige vrijheid, zoals het sluiten van huwelijken, maar kregen het niet klaar enige beweging te brengen in de kwestie sabbat en zondagsheiliging. Plaatsen en streken in Suriname hebben niet, zoals elders in de regio en op het continent, heilige namen gekregen zoals Trinidad, St. Lucia, St. Kitts. De kolonisatoren uit Holland en Zeeland hielden daar duidelijk niet zo van. De titel die ik aan deze bijdrage heb gegeven, wil eigenlijk zeggen: voor zover Suriname christelijk is. Ik zal in dit artikel de kwantitatieve en de kwalitatieve dimensie, de historie en de toekomst van het christendom in Suriname bespreken.
| |
Koloniale kerken
Het christendom zoals het zich presenteerde aan de Inheemsen, slaven en Marrons was in contradictie met zichzelf: het evangelie staat haaks op slavernij, de evangelische gelijkheid van mensen gold in die tijd niet voor de slaven. De voorgangers hadden een staatssalaris en stonden in nauw contact met de koloniale overheid en de eigenaars of administrateurs. Religie stond niet ter discussie: de organisatie van hun religie was al klaar en bekend en werd van Europa naar de Nieuwe Wereld overgeplant. Opvallend is dat diezelfde koloniale overheid op de Nederlandse Antillen in een andere context ook anders handelde. De Antillen, heel dichtbij het katholieke Latijns-Amerika met vele vluchtende priesters naar de Antillen, kregen een min of meer katholieke signatuur. (Zie hiervoor het artikel van Armando Lampe in dit themanummer).
Later kwamen andere kerken via Amsterdam naar Suriname zoals de evangelische broedergemeente of Moravische broeders (1735), de lutherse gemeente (1741) en vanaf 1817 de katholieke kerk. Deze vier gelden als de koloniale kerken waarbij de hervormde en lutherse gemeenten meer de kerken van de eigenaars en blanken waren: de broedergemeente en de katholieke kerk trokken veel slaven, onder andere omdat die twee kerken vanaf het begin het Sranantongo gebruikten, maar ook als tegenhangers van de blanke kerken optraden. Een bepaling van de manumissiewetgeving was dat de vrijverklaarde lid moest worden van een christelijke gemeente. Dat speelde in het bijzonder tijdens de aanloop naar de afschaffing van de slavernij. De christelijke kerk werd een Creoolse kerk en daardoor etnisch gekleurd.
| |
| |
Het lidmaatschap van een kerk was nog iets anders dan aanvaarding van het geloofspakket en de participatie aan de kerkdiensten, de geloofspraktijken en de naleving van de kerkelijke moraal. Zo ontstond onder Creolen de situatie van de dubbele religie: de officiële en de officieuze, de normatieve- en de volksreligie, waarbij de term volk politiek en sociologisch vertaald dient te worden, namelijk als de groep die onderdrukt werd, ook in religieuze zaken.
Dat is een kenmerk van veel leden van de christelijke kerken gebleven en ook van hen die de nadruk legden op de religie van de voorvaderen. Zo groeide er een andere situatie dan op diverse Engelse eilanden waar nieuwe christelijke groepen met veel van het erfgoed der vaderen tot leven kwamen zoals de orisa, de baptist shouters, pocomania en het myalism. En ook heel anders dan de voodoo van Haïti en de santería van Cuba waarbij de christelijke religie zich opzichtig vermengde met het Afrikaans erfgoed.
Een ander kenmerk is dat de overheid antikatholiek bleef en dat de protestantse kerken, onderling verdeeld, één front vormden tegen de katholieke kerk. De christelijke verdeeldheid werd een kenmerk van het religieus leven in de kolonie. Redelijk lang na de afschaffing van de slavernij ontstonden enkele religieuze hervormingsbewegingen zoals die van Rijts met de nimrodbeweging. De sociaal-economische maar vooral de culturele, crisis werd zodoende aangestipt maar dat alles had geen permanent karakter. De oudere kerken waren en bleven maatgevend.
De broedergemeente en de katholieke kerk deden veel op het terrein van onderwijs, gezondheid en sociale opvang waarvoor respectievelijk Duitse en Nederlandse zendelingen en missionarissen naar Suriname kwamen. De katholieke kerk overvleugelde daarmee in de eerste helft van de twintigste eeuw in aantal de broedergemeente.
| |
Tweede periode
Een tweede laag of groep christelijke kerken is eind negentiende/begin twintigste eeuw naar Suriname gekomen, meestal via Guyana en het westelijk district Nickerie: namelijk de adventisten, de baptisten, de wesleyanen, het leger des heils met eigen Surinaamse leiders, met bescheiden middelen, zonder veel contacten met het buitenland en zonder overheidssubsidie. Deze nieuwe groep heeft een protestants of evangelisch karakter (alleen de Bijbel is maat: het Woord geldt), heeft weinig ceremonies en rituelen. Deze kerken, misschien wel black churches te noemen, groeiden niet uit tot volkskerken, zoals elders op het westelijk halfrond en in de regio. Ze konden het wat sociale relevantie betreft, niet halen bij de kerken van de stad Paramaribo en de koloniale machten.
Na 1873 hebben de broedergemeente en de katholieke kerk categoriale zielzorg onder de Hindostaanse en Javaanse contractarbeiders opgezet. Deze nieuwkomers zagen een nauw verband tussen christendom en het Creool-zijn en beschouwden een overgang naar het christendom als een ‘vernegering’. Toetreding kon leiden tot sociale uitsluiting uit de eigen groep en dat was niet aantrekkelijk. Enkele duizenden Hindostanen en Javanen werden christen, vooral via de christelijke scholen en internaten. De christelijke kerken integreerden de cultuur van deze groepen niet opvallend, maar gebruikten wel namen als Rajpur, Sukh Dhaam, Taman Putro, maar er was echt niet veel meer inbreng. De vele gezichten van het christendom, zoals ook die van de Chinezen, Libanezen, Inheemsen, bleven verborgen achter het Europees en eventueel Creools imago. De lokale taal kwam minder in zwang. Ariaboekoe, Looft de Heer, het koraalboek deden het goed. Niettemin creoliseerden de leden van de broedergemeente meer dan de katholieken het aanbod van het christendom, zoals de klemtoon op Goede Vrij- | |
| |
dag, het accent op het bloed van het Lam, de dankbaarheid voor het leven, de deemoed of sakafasi en de bijbelse aanzet tot prijzen en loven van de Heer.
| |
Volle Evangelie
Hierop volgde in de jaren zestig van de twintigste eeuw de groep die we onder de verzamelterm het ‘volle evangelie’ kunnen laten vallen, zoals Gods Bazuin, Stromen van Kracht, Bribi, De Kandelaar, De Sleutel, Handelingen en de tientallen andere zelfstandige kerk- of geloofsgenootschappen. De groep heet ook wel de pinksterbeweging als een reactie op het traditionele en wat saaie van de oudere kerken. Zij werken publicitair aanzienlijk opvallender dan de oudere kerken (electronic churches), gebruiken veel zang en muziek, genezing en handoplegging. Soms worden ze hot churches genoemd, omdat het er warm en soms heet aan toe gaat. Soms is er sprake van church hopping: het lidmaatschap is soms van korte duur: men loopt de religieuze markt af. Deze groep houdt rallies en conventies en maakt veelvuldig gebruik van buitenlandse gasten.
De adressenlijst van het Surinaams Bijbel Centrum van 2000 heeft zeventien gemeentes van de Adventszending, de African Methodist Episcopal Church drie, de Baptisten Unie met vijftien, de Independent Faith Mission vijftien, de Wesleyaanse denominatie twaalf, Volle Evangelie twaalf, Stichting Evangelie Centrum Suriname zevenendertig, Bribi Ministry veertien (De Ware Tijd 3 maart 2001).
In de woelige jaren tachtig en negentig heeft deze groep zich sterk kunnen uitbreiden, doordat velen in deze kerken naar veiligheid en zekerheid zochten. Merkwaardig is dat de recrutering van deze groep onder de leden van de oudere kerken niet tot massale overgang heeft geleid. Deze nieuwe groepen met hun bewegelijkheid en creativiteit, met hun aandacht voor emoties en exposure, speelden wellicht meer in op de gevoelens van de Creoolse groep dan de wat oudere kerkgenootschappen. Vaak wordt naar voren gebracht dat deze nieuwe groepen het moeten hebben van de armen, maar onder de arme Hindostanen en Javanen werkt het nu eenmaal niet zo.
De oudere kerken hebben er nauwelijks ‘last’ van. Dat ligt gedeeltelijk, naar mijn mening, aan de kritische opstelling van de Surinamer ten opzichte van het leiderschap, het vertrouwde van de oudere kerken en het hoge respect voor voorgangers, dominees en priesters van de oudere kerken, wellicht als vertegenwoordigers van de bekende, oude vertrouwde orde, vertegenwoordigers en opperste exponenten van het establishment.
Volgens de Caribbean Catholic Directory 1994 was het religieus lidmaatschap in Suriname toen: christenen 42,2% (katholieken 22,8% en protestant 19,4%); hindoes 27,4%; moslims 19,6%; anderen 10,8%.
| |
Oecumene en dialoog
Deze christelijke kerken, ook wel denominaties genoemd, zijn onderling verscheiden en veelal gescheiden. Rivaliteit, concurrentie, vooroordelen, valse beschuldigingen behoren alle bij het kerkelijk pakket. Er zijn pogingen tot vormen van eenheid geweest zoals de oprichting van het Comité Christelijke Kerken (1942), de wederzijdse erkenning van de doop van de kerken van het CCK (1967), lidmaatschap van de vier oudere kerken van de Caribbean Conference of Churches (1973). Maar het overgrote deel loopt niet warm voor vormen van oecumene. Persoonlijk kunnen er vriendschappelijke verhoudingen gegroeid zijn (vele families zijn opvallend gemengd wat lidmaatschap van een religieuze institutie betreft), maar structureel is er geen vooruitgang op dit punt. De niet-
| |
| |
De Saronkerk in Paramaribo
| |
| |
christelijke religies hebben wel wat van de christelijke kerken overgenomen zoals de gebedshouding, lezen in de heilige boeken, kerkbanken in de mandirs (hindoe-tempels), licht en kaarsen. Maar over het algemeen is er weinig ingroei.
Er zijn enkele opvallende fenomenen die de interreligieuze situatie in de multiculturele samenleving kenmerken. Er zijn enkele Javaanse pinksterbeweginggroepen zoals gospel djawa met minstens twaalf gemeentes. Het is duidelijk dat deze groepen zich niet erg thuisvoelen in de overwegend Creoolse pinksterbeweging. Onder de Javanen als groep is er ook een groei van de groepen die het javanisme (kejawen) nastreven die haar bronnen in de oorspronkelijke, pre-hindoeïstische en pre-islamitische op Java periode zoekt. De groep is intern niet zo gesloten als die van de Hindostanen tot heden toe.
Opvallend is eveneens dat alleen het r.k. bisdom Paramaribo van alle christelijke groepen vanaf het begin lid van de Interreligieuze Raad in Suriname (IRIS 1989) is. In 2000 heeft de lutherse gemeente zich aangemeld. De andere christelijke kerken laten het afweten omdat ze er theologische problemen mee hebben.
Een verschijnsel in de kerken is dat er nogal wat afstand is tussen de kerkelijke leiding, de parochies en gemeentes en degenen die lidmaat zijn maar niet vaak participeren. Het Comité Christelijke Kerken en de IRIS hebben in 1999 naar aanleiding van de politieke crisis van die dagen een commissie ter voorbereiding van een programma voor nationaal herstel ingesteld. Zij heeft binnen korte tijd dit programma klaar gekregen, maar binnen de gemeentes, parochies en betreffende religieuze groepen is dit niet of nauwelijks ter discussie gesteld. Er is ook geen onderzoek gedaan naar het effect van dit programma bij de samenstelling van de diverse politieke partijen die aan de algemene verkiezingen van 23 mei 2000 deelnamen (Nu samen verder).
De kerken hebben vaak een eigenaardige agenda. Naar aanleiding van de promotie van carnaval in augustus 2001 hebben de Evangelische Broeder Gemeente, het Volle Evangelie, de Baptisten Unie en de Church of the Living God een verklaring uitgegeven met de waarschuwing voor het gevaar van zedenverwildering en cultuurverlies. De andere religies worden bij zo'n statement niet betrokken en ook niet de grootste christelijke gemeente, het bisdom (De Ware Tijd, 14-7-2001; Omhoog 22-7-01). Vele christelijke kerken willen graag het geweten van het volk zijn, maar de christelijke ethiek is eenzijdig en duldt geen andere levensbeschouwingen naast zich. Terwijl er grote problemen zijn rond geweld tegen vrouwen, partijpolitieke propaganda, incest en geweld tegen kinderen, hebben sommige kerken het eerder over seksualiteit en oud fatsoen.
| |
Kenmerken
Ik bespreek nu enkele kenmerken van het christendom in Suriname zonder daarbij te streven naar volledigheid. Het meest fundamentele is dat individuen en groepen de Bijbel anders zijn gaan lezen en beleven. De materialistische lezing van de Bijbel, de historisch-kritische methodes of de semiotische methodieken, lezing vanuit de bevrijdingstheologie leidend tot bevrijdingstheologie en -pastoraal, maar ook de fundamentalistische lezing van de Bijbel, komen onder christenen in Suriname voor. Dat levert vanzelf een grote verscheidenheid/gescheidenheid van groepsvorming op, waarbij de kwaliteit het soms moet afleggen tegen de kwantiteit.
Verder: vooral de Evangelische Broeder Gemeente en de katholieken hebben de slaven, vrijverklaarden, Inheemsen, immigranten geholpen op het gebied van onderwijs, medische zorg en sociale positie. In die zin zijn de twee
| |
| |
kerken van groot belang geweest voor het emancipatieproces van met name de Creolen. Maar dat is nu voorbij. Vandaar dat de oudere christelijke kerken langzaam hun maatschappelijke positie zien verdampen. Andere accenten vragen om ander beleid, nieuwe vormen van organisatie en nieuwe accenten van orde en inhoud.
Het christendom is een etnische religie geworden en ziet weinig kans daar verandering in aan te brengen. Een paar duizend Hindostanen en Javanen zijn christen geworden maar hebben tot heden een marginale positie in de eigen groep en in het totaal van de kerk waarvan men lid is geworden. Inheemsen, Chinezen en Libanezen zijn christen geworden, maar dat heeft het Creools gezicht van het christendom nog niet veranderd. Ik ben van mening dat de scherpe etnische kanten zullen slijten als ook op andere levensterreinen zoals de politiek, de vakbeweging, het onderwijs en culturele vorming, de surinamisering (als een proces van samenhang naar het model van eenheid in verscheidenheid) toeneemt. Dat proces heeft goede papieren, zeker bij de jeugd.
Het aanbod van de kerken is: voor elk wat wils. Allerlei typen religieuze mensen zijn er: van rustig en heftig tot mensen die kerk en religie als een therapie zien; mensen met twee religies en idem dito ethiek. Zo zijn er vele typen kerk: met een hiërarchisch of synodaal gezag, met vele of weinige ambtsdragers, met veel culturele verscheidenheid en met eenzijdige expressie, vanuit het buitenland of van eigen bodem, etnisch en interetnisch, fundamentalistisch en progressief, reactionair en open, exclusief en inclusief. Soms lijkt het op: rent a car, rent a priest, rent a church. Het hele scala van mogelijkheden en keuzes is voorradig: dat is een rijkdom die nog niet erg tot vormen van samenwerking heeft geleid: eenheid in verscheidenheid is nog geen werkbare formule voor de christelijke groepen.
Vele christelijke groepen weigeren nog steeds te erkennen dat andere religies gelijkwaardig behandeld dienen te worden in een seculiere samenleving als die van Suriname. Vele christelijke groepen hebben de cultuur en religie van bepaalde bevolkingsgroepen verafschuwd en hebben alles gedaan die uit te roeien door Europese kerkmodellen te introduceren en verplichtend op te leggen. Deze deculturatie-pogingen hebben geleid tot een meervoudige godsdienstigheid: mensen zijn christen, maar houden vast aan bijvoorbeeld het Afrikaanse of Javaanse religieus erfgoed. Deze dichotomie is nooit publiekelijk geworden. Dat heeft geleid tot de marginalisering van de volksreligie met haar eigen gedachten, verbindingen, expressie en rituelen. Zelfkritiek is duidelijk niet het sterkste punt van de christelijke groepen of kerken. Tekenend voor de situatie is dat de kathedraal en de grote pastorie in de Gravenstraat min of meer in verval raken terwijl de hindoeïstische Arya Samaj een kleurrijke en fantasievolle multifunctionele mandir aan de andere kant van de stad (Wanicastraat) gebouwd heeft.
De christelijke kerken hebben vooral de strategie van de substitutie gevolgd. De kankantri in het bosland vereerd als na busi gado (bosgod), werd omgehakt en er werd een kruis voor in de plaats gezet. De kalebas werd kruis. De winti werden verdreven met zegenwater en uitdrijving. Er zijn evenwel ook aanzetten tot complementariteit zoals de gebruiken rond dede oso (huiswake) en begrafenis, of de toelating van ogr 'ay (het boze oog). Vaak is dat als een additionele zaak gezien. Het is dus een moeilijke onderneming precies te achterhalen wat wel en niet en waarom elementen van een andere religie erbij gevoegd werden, maar zeker geen substantiële of constitutionele dimensies of visies zoals gedachten over verlossing, heil en het godsbeeld. Het heeft er alles van dat leden van de oudere christelijke groepen een vorm van lidmaatschap met de nieuwe christelijke groe- | |
| |
pen hebben vanuit de conceptie van complementariteit: wat ze niet vinden in de oude kerken en wat ze missen in de nieuwe groepen komt zo mooi bij elkaar en dat beantwoordt naar hun bevinden, voorlopig het best aan hun opties en visies in het kader van de ontwikkeling van hun identiteit en menszijn.
De christelijke kerken hebben tot op heden grote verdeeldheid in de jonge en kwetsbare Surinaamse samenleving gebracht, niet alleen in de stad maar momenteel ook in het binnenland. Er is soms sprake van wildgroei en religieuze business. Het bijzonder onderwijs tegenover het openbaar onderwijs heeft een streep door de samenleving getrokken die eigenlijk nergens meer toe dient. De erkenning van godsdienstvrijheid heeft soms geleid tot beschadiging van de cohesie van het nieuwe Surinaamse volk. De christelijke kerken zijn mede verantwoordelijk voor de instabiliteit, de toename van de armoede en het geweld en de zwakke ontwikkeling van cohesie. Het Evangelie komt er soms binnen en buiten de kerken bekaaid van af. Verschillen kunnen positief zijn en een rijkdom betekenen. Het is tot heden onmogelijk gebleken de verscheidenheid positief aan te wenden ten behoeve van de humanisering van de samenleving.
Surinamisering, creolisatie, zijn nog in een beginstadium. Er zijn dan wel Surinaamse voorgangers en de besturen bestaan uit mensen van Suriname (behalve in de katholieke kerk), maar wat bijbeluitleg, vormgeving van de liturgie, het gebruik van liederen, de gehanteerde kerkelijke moraal betreft, is er nog nauwelijks sprake van surinamisering. De beoefening van de theologie, empirisch onderzoek op het vlak van geloof en de ontwikkeling van een netwerk in de regio zijn, hoewel er pogingen gedaan, worden nauwelijks op gang gekomen. Isolatie op gebieden als taal, transport en economie, vormt een handicap recente stromingen in kerk en wereld op de voet te volgen en er voordeel uit te halen.
| |
Koinonie
De christelijke kerken hebben aan het eind van de twintigste eeuw geen model van een kerk van de armen kunnen organiseren. De contacten met Latijns-Amerika waren en zijn minimaal en vernieuwingen werden en worden op afstand gehouden. Religie en kerk dienden voor orde en rust, voor behoud en consolidatie. Daarmee legden de kerken zich een beperking op die de aanvankelijke sociale relevantie een deuk heeft gegeven. Soms heeft het er alles van dat de kerken de armoede helpen organiseren, zoals in het verleden wellicht de kerken ook meegeholpen hebben de onderontwikkeling te organiseren. In of op de volkwoningsprojecten Tammenga, Pont, Latour, Sophia's Lust, Flora treffen we voor tachtig procent christenen aan. Hoe is het mogelijk dat de kerkleden op dat armoedeniveau leven? Deze kritische vragen gaan de kerken zich wel meer en meer stellen.
Het is momenteel dienstig de trits religie/ras/klasse nader te bekijken in het huidige Suriname. De Creoolse groep, dus de christenen, vindt van zichzelf dat ze het niet goed maakt, zowel financieel, materieel als mentaal, in vergelijking met de groep van de Hindostanen, Javanen, Chinezen, Libanezen, Brazilianen en Guyanezen. De groep heeft daarmee denkwerk voor de leiders van de christelijke kerken aangedragen en de kwestie kan niet ontlopen worden. De Creoolse identiteit is in het geding en sociale spanningsvelden dienen zich aan.
Voor de toekomst zullen oecumene en dialoog van de religies absoluut beter uit de verf moeten komen. Daarmee in verband zullen kadervorming en de ontwikkeling van een Surinaamse theologie meer aandacht moeten krijgen (Jones 2000). Het mandaat van het evangelie is ermee in het geding.
De grotere christelijke instituties zullen op andere dan de traditionele vlakken als onderwijs en jeugdzorg, sociale relevantie dienen te zoe- | |
| |
ken. Het accent kan eventueel gelegd worden op de ontwikkeling van levensbeschouwelijke visies, waardencommunicatie, keuzemogelijkheden scheppen, werken aan barmhartigheid en hoop, keuze voor een kerkmodel dat heet de kerk van de armen, de nadruk op de naleving van de mensenrechten. Kortom een kerkmodel waar rechtvaardigheid en vrede de inhoud van het evangelie vormen en waarin eindelijk gemeenschapsvorming, de koinonie, alle aandacht krijgt.
| |
Tot slot
Zeker past hier korte aandacht voor het Suriname in het voormalig moederland. Er zijn over en weer vele contacten, ook in religieuze zaken, die effectief zijn. De uitwisseling kan van grote waarde zijn en dan betreft het niet alleen de goederenpakketten, maar ook en meer de kennisname van nieuwe leefstijlen waarin de kwaliteit van geloof en leven duidelijk manifest zijn. De Surinaamse christelijke kerken kunnen daar hun voordeel mee doen bij pastorale planning en vernieuwing. Het ligt voor de hand dat die contacten groeien en diepere inhoud zullen krijgen. Dat brengt mensen elkaar nabij en laat iets voelen van het universele christendom dat zich niet alleen kan beperken tot Suriname, maar ook haar grenzen dient te verleggen wil ze haar karakter van missionaire, apostolische en evangelische gemeenschap waarmaken.
| |
Literatuur
Caribbean Catholic Directory, 1994
Caribbean Catholic Director St. John's Antigua, W.I. |
Jabini, F. (red.), 1997
De Surinaamse talen en de kerken. Opstellen over het gebruik van de Surinaamse talen binnen de Kerken, aangeboden aan het Instituut voor Taalwetenschap. Paramaribo: Evangelische boekhandel ‘De Christen’. |
Jabini, F., 2000
Het kruis voor een kankantri. Een beknopt overzicht van de Surinaamse kerkgeschiedenis. Paramaribo: Evangelische Boekhandel Stichting ‘De Christen’. |
Jap A Joe, H. & P. Sjak Shie & J. Vernooij, 2001
‘The quest for respect. Religion and emancipation in Twentieth-Century Suriname’. In: Rosemarijn Hoefte & Peter Meel: Twentieth-Century Suriname. Continuities and Discontinuities in a New World Society. Kingston/Leiden: Ian Randle Publishers/ KITLV Press Leiden, 198-219. |
Jones, J., 1981
Kwakoe en Christus. Een beschouwing over de ontmoeting van de Afro-Amerikaanse cultuur en religie met de Herrnhutterzending in Suriname. Brussel. |
Jones, J., 2000
Contextuele Surinaamse theologie. Een inleiding. Paramaribo: Theologisch Seminarie nr. 7. |
Lampe, A., 2000
Mission or Submission? Moravian and Catholic Missionaries in the Dutch Caribbean during the 19th Century. Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht. Serie: Studien zur Aussereuropäischen Christendumsgeschichte. |
Lenders, M., 1996
Strijders voor het Lam. Leven en werk van Herrnhutter broeders en zusters in Suriname, 1735-1900. Leiden: KITLV Uitgeverij. |
Linde, van der, J., 1956
Het visioen van Herrnhut en het apostolaat der Moravische Broeders in Suriname 1735-1863. Paramaribo: C. Kersten. |
Ort, J., 2000
Surinaams verhaal. De vestiging van de hervormde gemeente in Suriname 1667-1800. Zutphen: Walburg Pers. |
| |
| |
Oso, Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde, Cultuur en Geschiedenis, 1999,
Themanummer: Religieuze Specialisten. 18 (2). Bunnik: Stichting IBS. |
Raalte, J. van, 1973
Secularisatie en zending in Suriname. Over het seculariseringsproces in verband met het zendingswerk van de Evangelische Broedergemeente in Suriname. Wageningen: Veenman. |
R.K. Bisdom Paramaribo, 2000
Diaconaal beleidsplan 2000. Paramaribo (artikelen van Omhoog, okt.-nov. 2000 van F. Verwaaijen). |
Samenwerkingsverband CCK/IRIS, 1999
Nu samen verder. Programma voor Nationaal Herstel aangeboden aan de bevolking van Suriname en haar leiders. Paramaribo. |
Vernooij, Joop, 1998
De Rooms-Katholieke gemeente in Suriname: handboek van de geschiedenis van de Rooms-Katholieke kerk in Suriname. Paramaribo: [s.n.]. |
Zamuel, H., 1994
Johannes King. Profeet en Apostel van het Surinaamse bosland. Zoetermeer: Boekencentrum. |
Zeefuik, K., 1973
Herrnhutterzending en Haagsche Maatschappij 1828-1867. Een hoofdstuk uit de geschiedenis van zending en emancipatie in Suriname. Utrecht. |
Dr Joop Vernooij (1940) is priester/kloosterling en werkte van 1969-2001 als parochiepriester in het r.k. bisdom Paramaribo. Hij heeft talrijke publicaties op zijn naam staan over onder meer de rk-kerk en de kwestie van de landrechten van de binnenlandbewoners in Suriname. Hij is momenteel docent missiologie aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Zijn adres is: Joop Vernooij, Prof. Molkenboerstraat 7, 6524 RN Nijmegen, E-mail: J.Vernooij@theo.kun.nl.
|
|