OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 19
(2000)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 288]
| |||||||||||
Alphonse L. MacDonald
| |||||||||||
InleidingIn tegenstelling tot de ontwikkelde landen, die over het algemeen beschikken over een lange traditie waar het gaat om het opstellen en publiceren van officiële statistieken, is men in ontwikkelingslanden vaak pas bij het begin van de onafhankelijkheid of in de tijd daarna begonnen met het verzamelen van gegevens voor en het publiceren van officiële statistieken. Er is daarbij bovendien vaak sprake van verschillen in dekkingsgraad, kwaliteit en actualiteit. Als gevolg daarvan zijn er van de meeste ontwikkelingslanden geen statistieken beschikbaar met variabelen die van belang zouden kunnen zijn voor studenten die zich bezighouden met bevolkingsonderzoek en duurzame ontwikkeling. Om echter de bevolkingsontwikkeling op de lange termijn te kunnen begrijpen en inzicht te krijgen in de samenhang tussen de bevolking en economische, sociale, culturele en omgevingsfactoren, zijn statistieken nodig die een lange periode beslaan. Een aantal van de bestaande ontwikkelingslanden is lange tijd door koloniale machten gedomineerd geweest. De plaatselijke representanten van deze mogendheden hebben met enige regelmaat verslagen gemaakt, waarin een schat aan kwantitatieve informatie te vinden is met betrekking tot verschillende aspecten van de landen, de inwoners en de omgevingsfactoren. In Latijns-Amerika, Azië en Afrika beschikt slechts een klein aantal landen over statistische informatie die verder teruggaat dan 1950. Over het algemeen zijn slechts weinig historisch statistici op de hoogte van de stand van zaken met betrekking tot de Nederlandse koloniën. In de Grondwet van 1848 van het Koninkrijk der Nederlanden was opgenomen dat de Kroon (‘de regering’) verplicht was het parlement, de Staten-Generaal, jaarlijks te informe- | |||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||
ren over het bestuur van de koloniën, de situatie ter plaatse en de heersende omstandigheden. In 1950 hield het Nederlandse koloniale rijk praktisch op te bestaan. Er moeten dus, theoretisch gesproken, Koloniale Verslagen zijn over een periode van ongeveer honderd jaar. Het moet daarom mogelijk zijn koloniale statistieken op te stellen voor de vroegere Nederlandse grondgebieden Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen. Over de koloniale tijd zijn echter noch door de Nederlandse autoriteiten noch door de regeringen van de landen die nu onafhankelijk zijn statistieken gepubliceerd. | |||||||||||
Algemene kenmerkenIn het parlementaire jaar 1851-1852 werd klaarblijkelijk voor het eerst een Koloniaal Verslag voorgelegd aan de Staten-Generaal. Het verslag bestond voornamelijk uit een beschrijvend gedeelte waarin enige cijfermatige informatie opgenomen was. Daarnaast was een bijlage bijgevoegd, waarin in tabellen het budget van de kolonie werd weergegeven. In de loop der tijd werd de bijlage een statistische appendix bij het verslag, waarin een groot aantal tabellen was opgenomen met informatie die van belang was voor regering en parlementsleden. Hoewel de structuur van het beschrijvende gedeelte en de statistische bijlage van het verslag reeds in een zeer vroeg stadium gestandaardiseerd werden, verschilt de informatie die in de tabellen wordt weergegeven aanzienlijk. Dit gegeven kan worden verklaard door de redenen die er voor het presenteren van de informatie waren. Vermoedelijk wordt er informatie gegeven over zaken die de regering aan het parlement wilde voorleggen om het eigen beleid goedgekeurd te krijgen, of informatie over zaken waar door het parlement om was gevraagd. De verslagen verschenen tussen 1851 en 1950 op gezette tijden, met uitzondering van de periode 1940-1945, de jaren waarin de Nederlandse regering in Londen in ballingschap was. Toen de oorlog voorbij was, werden de rapporten over deze jaren achteraf gepubliceerd. Het gaat om verslagen van de regering voor het parlement die voor zover bekend niet toegankelijk waren voor de openbaarheid. Gedurende de negentiende eeuw werd een deel van de informatie niet opgenomen in de verslagen, maar kon gedurende de parlementszitting door leden van het parlement geraadpleegd worden op het secretariaat. Deze informatie was echter ook beschikbaar doordat hij zowel in Suriname als in Nederland werd gepubliceerd in almanakken of jaarboeken die met toestemming en soms ook zonder toestemming van de Nederlandse regering werden uitgegeven. Gedurende de honderd jaar is de titel van de verslagen een aantal keren gewijzigd. Tussen 1849 en 1923 werden ze ‘Koloniaal Verslag’ genoemd, tussen 1924 en 1930 heetten de verslagen ‘Verslag van bestuur en staat van Nederlandsch-Indië, Suriname en Curaçao van [jaar]’. Tussen 1931 en 1950 had het verslag de titel ‘Surinaams(ch) Verslag’. Vanaf 1931 werd het rapport uitgegeven in twee delen: een tekstdeel en een statistische appendix. Vanaf dat jaar worden de titels en de belangrijkste categorieën van de tabellen in de statistische appendix zowel in het Nederlands als in het Engels opgenomen. | |||||||||||
Wat voor informatie?Historisch statistici die zich richten op de ontwikkelde landen hebben meestal niet alleen toegang tot de statistische gegevens, maar hebben ook de beschikking over de ruwe gegevens waarop de statistieken zijn gebaseerd. Voor historisch statistici die interesse hebben in ontwikkelingslanden is de situatie echter compleet anders. Er zijn geen statistieken beschikbaar en de gegevens die gebruikt kunnen worden om statistieken op te stellen zijn opgenomen in officiële verslagen die verdeeld zijn over verschillende archieven. Suriname vormt hierop geen uitzondering. Door de aard van de versla- | |||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||
gen, officiële verslagen van de regering die aan het parlement gericht zijn, werden ze slechts in zeer kleine oplagen gemaakt en gedistribueerd. In overeenstemming met het koloniale beleid waren de rapporten in Suriname niet beschikbaar. Dit is nog steeds het geval. Tot op heden is de auteur er niet een geslaagd een volledige serie rapporten in één land, laat staan in één bibliotheek te vinden. Om een serie rapporten te krijgen die de honderd jaar volledig beslaan, moeten bibliotheken in Nederland, Zwitserland en de Verenigde Staten worden geraadpleegd. De bevolkingsgrootte, bevolkingssamenstelling en bevolkingsgroei zijn de belangrijkste en meest basale onderwerpen en kwamen dan ook in alle verslagen voor. Gezien de lage bevolkingsdichtheid van Suriname en de behoefte aan werkkrachten voor de plantages is dit nauwelijks verwonderlijk. Bovendien waren bevolkingsgrootte en positieve bevolkingsgroei belangrijke gegevens gedurende de tijd dat de verslagen verschenen. Aan het begin van de verslagen (1849) bestond de bevolking die onder koloniaal gezag stond voor het grootste deel uit Afrikaanse slaven en hun nakomelingen, uit een kleine groep Europeanen en het nageslacht van combinaties van deze twee bevolkingsgroepen. Buiten het koloniaal gezag viel een kleinere groep van afstammelingen van de Marrons - van oorsprong weggelopen slaven - die in nieuwe stamverbanden leefden. Daarnaast bestond er nog een kleine bevolkingsgroep die de overblijfselen van de oorspronkelijke bewoners van Suriname omvatte. Deze Indianen behoorden tot de taalgroepen Carib en Arawak. Zoals alle Amerikaanse landen is Suriname een land van migranten, zelfs wanneer de onvrijwillige migratie van Afrikaanse slaven buiten beschouwing wordt gelaten. In afwachting van de afschaffing van de slavernij en nadat deze in 1863 was afgeschaft, werden verschillende pogingen ondernomen de plaatselijke bevolking aan te vullen. De koloniale autoriteiten stimuleerden een aantal migrantenstromen, onder andere vanuit Europa (Nederland, Duitsland, Portugal - in het bijzonder Madeira -), Azië (China, Brits-Indië, dat wil zeggen het subcontinent India, en Indonesië) en het Caraïbisch gebied (voornamelijk Barbados). In het recente verleden maakte immigratie nog altijd een belangrijk onderdeel uit van de bevolkingsgroei in Suriname. De stimulering van immigratie door de regering werd in 1949 stopgezet. Daarnaast is er altijd sprake geweest van immigratie door individuen of kleine groepen (Syriërs, Libanezen en Vietnamezen), zonder dat hierbij sprake was van het stimuleren van migratie. Deze stromen waren echter destijds en ook vandaag de dag slechts van geringe omvang. Volksgezondheid en gegevens over ziekten zijn belangrijke factoren die van invloed zijn op de ziekte- en sterftepatronen. Doordat er geen vrijwillige geboortebeperking bestaat, zijn deze cijfers, in combinatie met de migratiecijfers, bepalend voor de snelheid van de bevolkingsgroei. Een aantal aandoeningen werd vanuit Europa, Afrika en Azië naar Suriname geïmporteerd, zoveel is bekend. Er bestaat echter nog geen onderzoek naar de invloed van immigratie op het ziekteprofiel of de bevolkingsgroei van de Surinaamse bevolking. Voor de gegevens overbevolking en migratie, zoals die in de Koloniale Verslagen zijn opgenomen, kan worden nagegaan uit welke bron ze komen, wat hun dekkingsgraad is, hoe compleet ze zijn en welke kwaliteit ze hebben. De bron van de gegevens over gezondheid is slechts gedeeltelijk bekend, maar er kan wel informatie worden gegeven over de dekkingsgraad, de compleetheid en de kwaliteit. Om de situatie waarin de gegevens zijn gegenereerd volledig te kunnen begrijpen, is het noodzakelijk onderscheid te maken tussen drie perioden binnen de tijdsspanne dat de verslagen verschenen: | |||||||||||
1849-1863De periode 1849-1863 is de tijd vóór de afschaffing van de slavernij. Het belangrijkste onderscheid dat er met betrekking tot de bevolking die | |||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||
onder koloniaal gezag stond gemaakt werd, was of het om vrije of niet vrije mensen ging. | |||||||||||
1863-1873In de periode 1863-1873 stonden de slaven onder supervisie van de staat (‘Staatstoezicht’). Hoewel de slavernij in 1863 was afgeschaft, werd de vrijheid van de slaven beperkt door een groot aantal regels om de vrede en de orde op de plantages te kunnen blijven handhaven en het functioneren te waarborgen. Het belangrijkste verschil dat tussen bevolkingsgroepen gemaakt werd die onder koloniaal gezag stonden, was dat tussen immigranten en niet-immigranten. In de rapporten uit deze periode wordt geen verschil gemaakt tussen verschillende nationale of etnische groepen van migranten. Het grootste deel van de migranten waren Chinezen, daarnaast waren er Portugese (Madeirase), Brits-Indische en West-Indische minderheden. Bij de niet-immigranten werd onderscheid gemaakt tussen bevolking die met onder staatssupervisie stond en bevolking waarbij dit wel het geval was. | |||||||||||
1873-1949In de periode na 1873 kwamen relatief grote groepen immigranten het land in vanuit India en Indonesië. Hoewel de immigranten die deel uitmaakten van de stimuleringsprogramma's van de regering slechts tijdelijk naar Suriname kwamen, creëerden de koloniale autoriteiten een aantal prikkels (land, een aantal voorzieningen, basiseducatie in de eigen taal - tot 1929 - en een vereenvoudigde procedure voor het krijgen van Nederlands staatsburgerschap - vanaf 1927 -) voor hen die zich in de kolonie wilden vestigen en afzagen van het recht van terugkeer naar hun land van herkomst. Een groot deel van de migranten besloot dit aanbod te aanvaarden en vestigde zich in Suriname. Gedurende deze periode was het belangrijkste verschil dat er in de verslagen gemaakt werd met betrekking tot de bevolking onder koloniaal gezag dat van de nationaliteit. Later werd er ook onderscheid gemaakt tussen verschillende etnische groepen en soms ook tussen verschillende rassen. De bron van de bevolkingsgegevens is afhankelijk van de periode die onderzocht wordt en de categorie waartoe de bevolkingsgroep hoort. Van de vrije bevolkingsgroep werd een aantal registers bijgehouden door het koloniaal bestuur en de kerken. Kerken hielden geboorte- en overlijdensregisters bij. Vanaf 1826 werd er voor de vrije bevolkingsgroep een bevolkingsregister bijgebonden. Alle geboorte- en overlijdensregisters van de kerken werden overgebracht naar de archieven van het bevolkingsregister. Daarnaast werd nauwkeurig bijgehouden wie er vertrok en aankwam in de kolonie. Sterker nog, de belangrijkste nederzetting, Paramaribo, werd opgedeeld in stadswijken. De wijkhoofden dienden ieder jaar een volkstelling te houden om de grootte van de vrije bevolkingsgroep en de groep slaven die onder hun verantwoordelijkheid viel, vast te stellen. Vanaf 1855 werden deze tellingen echter niet meer elk jaar gehouden, maar slechts om de vijf jaar. In forten en voorposten werd de registratie van bevolkingsinformatie van de (vrije) bevolking overgelaten aan de militaire commandanten. In afgelegen districten en gebiedsdelen werd de registratie uitgevoerd door districtsambtenaren of districtshoofden. De slaven, die juridisch gezien niet tot de personen gerekend werden, werden in het stelsel van bevolkingsregistratie niet meegeteld. De eigenaren dienden zelf bij te houden hoeveel slaven zij bezaten en welke wijzigingen, zoals geboorten en sterfgevallen, er in deze groep plaatsvonden. De slavenregisters werden door ambtenaren van het bevolkingsregister en andere koloniale ambtenaren gebruikt om vast te stellen hoe groot de populatie slaven was. Na de afschaffing van de slavernij moesten de vrijgemaakte slaven verplicht worden opgenomen in het stelsel van bevolkingsregistratie. Gedurende de periode van staatstoezicht werden echter eveneens plantageregisters bijgehouden van de ex-slaven en migranten. | |||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||
Over het algemeen was de registratie van bevolkingsbewegingen onder de immigranten de verantwoordelijkheid van een ambtenaar voor immigratie en van het plantagebestuur. Wanneer immigranten hadden voldaan aan hun wettelijke verplichtingen en ervoor gekozen hadden in Suriname te blijven, moesten zij zich laten registreren en geboorten en sterfgevallen melden bij het bevolkingsregister. Tot 1921 werden twee methoden toegepast om jaarlijkse bevolkingscijfers te krijgen. Methode A was het optellen van het aantal geboorten en aankomsten bij en het aftrekken van sterfgevallen en het aantal vertrokken personen van het bevolkingscijfer van het vorige jaar. Hiermee kwam men uit op het nieuwe bevolkingscijfer voor het betreffende jaar. Methode B bestond uit het resultaat van de tellingen van de wijkhoofden in Paramaribo en de registers van de districtsambtenaren voor de afgelegen gebieden. De methoden hadden uitkomsten die licht van elkaar afweken. Het lijkt erop dat de volkstellingen van de wijkhoofden in Paramaribo en de door de districtsambtenaren geregistreerde bevolking in 1849 voor beide procedures tot 1921 de basispopulatie vormden. De verschillen tussen de twee methoden namen in de loop der tijd toe. In 1921 werd er een Nederlandse expert op het gebied van bevolkingsregistratie naar Suriname gestuurd om een nieuw registratiesysteem op te zetten. Als eerste slap op weg naar het gebruik van het nieuwe systeem werd een volkstelling gehouden. Op basis van de informatie uit deze telling werd een schatting gemaakt van de jaarlijkse bevolkingscijfers met behulp van methode A. Gedurende de onderzochte periode bevatten de cijfers van het platteland ook schattingen van de bevolkingsgroepen die niet onder koloniaal gezag stonden: de Indianen en de Marrons. Deze schattingen waren niet gebaseerd op wetenschappelijke procedures en kunnen dan ook heel subjectief worden genoemd, een omschrijving die overigens nog steeds van toepassing is. Hoewel de bevolkingsregistratieprocedures zeer complex waren, is de dekkingsgraad vooral voor de periode waarover hier gesproken wordt, vrij goed te noemen. Dit geldt overigens alleen voor de bevolking die onder koloniaal gezag stond. Het koloniaal bestuur had twee goede redenen om de juiste bevolkingsgegevens van de kolonie te hebben: belastingen en veiligheid. Terwijl de registratie van de bevolkingsgroep van de slaven in het Suriname van vroeger tijden misschien minder nauwkeurig was, blijkt de registratie van deze bevolkingsgroep in de negentiende eeuw, vooral aan het begin van de periode van verslaglegging, sterk te zijn verbeterd. Naast het verbod op het importeren van nieuwe slaven was hier nog een andere reden voor: de verwachting dat de eigenaren in het geval van afschaffing van de slavernij hiervoor zouden worden gecompenseerd. De registratie van immigranten is eveneens vrij goed, hoofdzakelijk vanwege de financiële implicaties van het immigratieproces. Immigranten hadden na afloop van hun wettelijke tijd van dienst recht op een gratis terugreis naar hun land van herkomst en plantage-eigenaren moesten bijdragen aan de kosten die de immigratie met zich meebracht en de kosten die bij het te werk stellen van geïmmigreerde werkkrachten kwamen kijken. In het laatste gedeelte van de hier besproken periode, wanneer immigratie minder belangrijk wordt, doet het koloniaal bestuur er alles aan om ervoor te zorgen dat de regels van het stelsel van bevolkingregistratie in acht worden genomen. Wie zich niet aan de regels hield kon rekenen op zware straffen en de politieaanpak op dit gebied was niet mis. Tot 1950 was het aantal personen dat onder koloniaal gezag stond vrij stabiel en onbeweeglijk door het ontbreken van een goed ontwikkeld wegennet. Het netwerk van politiebureaus gaf voldoende dekking voor de controle van de bewegingen van de bevolking. In tegenstelling tot de procedures voor de registratie van bevolkings- en migratiegegevens, die goed bekend zijn, is er minder bekend over de manier waarop de gegevens over de gezondheid werden opgetekend en verwerkt. | |||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||
Gedurende een aanzienlijk deel van de periode in kwestie was een groot deel van de bevolking verstoken van de voordelen van de officiële medische diensten. Gedurende de periode van slavernij werden de slaven behandeld door hun eigen ‘medische’ personeel. Het overgrote deel van deze personen, zo niet de hele groep, had hoegenaamd geen ervaring met moderne geneeskunde. Zelfs voor de vrije bevolking was het niveau van de medische voorzieningen verre van ideaal. De regering stelde medische ondersteuning in eerste instantie alleen ter beschikking aan het eigen militaire personeel en de ambtenaren. Op papier was er sprake van speciale regelingen voor de immigranten. Zij zouden op de plantages gebruik kunnen maken van passende medische voorzieningen, maar deze voorzieningen waren in veel gevallen onvoldoende aanwezig of ontbraken zelfs geheel. Gedurende het laatste deel van de onderzochte periode na de Eerste Wereldoorlog wordt de beschikbaarheid van medische voorzieningen uitgebreid naar grote delen van de armere groepen binnen de bevolking. Dit in het kader van de volksgezondheid en het maatschappelijk welzijn. De bevolkingen gegevens die aan bevolking gerelateerd zijn, zijn van nature dynamisch. Concepten en definities zijn vaak op dit veranderlijke karakter afgestemd. De Koloniale Verslagen, die geen wetenschappelijke opzet hebben, doen geen mededelingen over de toegepaste concepten. Vooral de situatie rond de concepten met betrekking tot het begrip ‘bevolking’ zijn interessant te noemen. In sommige tabellen waarin gezondheidsgegevens zijn opgenomen, wordt gesproken over ‘de facto-bevolking’ terwijl in andere sprake is van ‘de jure-bevolking. Hoe dan ook wordt in het bevolkingsgedeelte van het verslag en in de statistische bijlagen alleen het opgetelde einde jaarcijfer gegeven. Er wordt niet aangegeven hoe de ‘de jure-bevolking’ of ‘de facto-bevolking’ uit het eindejaarcijfer zouden kunnen worden afgeleid. Waar het gaat om de bevolkingskenmerken die in de verslagen en de statistische bijlagen genoemd worden, is vooral in de twintigste eeuw sprake van een opsplitsing naar ‘nationaliteit’of ‘ras’. Door de afkomst van de immigranten was ‘nationaliteit’ in eerste instantie een weergave van hun status van ‘vreemdeling’. Toen de immigranten echter besloten om na afloop van hun wettelijke diensttijd in Suriname te blijven, werd het concept ‘nationaliteit’ de benaming voor een etnische groep, of, zoals men het aan het begin van de twintigste eeuw noemde, een ras. In sommige gevallen, zeker bij de tabellen over gezondheid, worden gegevens in categorieën ingedeeld, waaraan geen duidelijk gedefinieerde concepten ten grondslag liggen. Het gaat vaak om een mix van nationaliteit, etnische groep en huidskleur. Een aantal van deze categorieën geeft geen beeld van de sociale structuur en de conventies in het land zelf, maar zijn van buitenaf geïmporteerd. In een multi-etnische en multinationale samenleving is de classificering door middel van nationaliteit of etnische groep vaak problematisch, aangezien de wettelijke definities niet altijd overeenkomen met de heersende sociale conventies en gebruiken van het betreffende land. Voor de periode 1913 tot en met 1949 zijn alle gegevens uit de tabellen voor bevolking, immigratie en gezondheid geanalyseerd. Voor de tabellen met informatie over de bevolking en migratie is er een duidelijk verschil zichtbaar tussen de periode 1913-1930 en 1931-1949. Dit verschil kan in de tabellen voor gezondheid niet worden teruggevonden. Voor het onderwerp bevolking werden er in de verslagen tussen 1913 en 1949 in totaal 33 verschillende tabellen met gegevens gepresenteerd, daarvan kwamen er 29 voor in de periode 1913-1930 en 15 in de periode 1931-1949. Uit de tabellen kan worden afgeleid dat er bij het bestuur behoefte bestond aan basale informatie over de bevolking die op een zinnige manier werd gepresenteerd en dat er eveneens tegemoet werd gekomen aan ad hoc-wensen. Vanaf 1931 | |||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||
werd een standaardset van 15 tabellen gepresenteerd die klaarblijkelijk volledig aan de wensen van het bestuur tegemoet kwamen. Vijf tabellen lijken gedurende de hele periode van 1913 tot 1949 de basis te hebben gevormd:
Twee van deze tabellen kunnen worden gebruikt om statistische informatie over de volledige periode van honderd jaar te verkrijgen: de ontwikkeling van de bevolking gedurende het kalenderjaar en de populatie geordend naar district en sekse. Voor het onderwerp immigratie werden in de periode tussen 1913 en 1949 in totaal tien verschillende soorten tabellen gepresenteerd in de verslagen. Daarvan kwamen er tien voor in de periode 1913-1930 en twee in de periode 1931-1949. Aangezien de georganiseerde immigratie in Suriname slechts van tijdelijke aard was, is het niet verwonderlijk dat er voor de periode van 1931-1949 slechts een klein aantal tabellen nodig was. Ook hier kan vastgesteld worden dat de tabellen uit de verslagen een combinatie zijn van tabellen die nodig waren voor bestuurlijke doeleinden en van tabellen die tegemoet kwamen aan incidentele behoeften. Er is slechts één tabel die voor de hele periode van 1913 tot 1949 werd toegepast: het aantal immigranten dat naar Suriname was gekomen vanaf 1853 tot en met 31 december van het jaar waarop de publicatie van de gegevens betrekking had. Deze gegevens waren geordend naar land van oorsprong en de periode of het jaar van aankomst. Hoewel de tabel met de aantallen migranten uit Brits-Indië en Indonesië die tussen 1878 en het onderzochte jaar naar hun land van herkomst terugkeerden niet voor de complete periode is bijgehouden, is er sprake van voldoende jaren om een volledige statistiek over de terugkerende migranten te kunnen opstellen. Voor het onderwerp gezondheid is voor de periode 1913-1949 sprake van in totaal 55 verschillende tabellen, daarvan komen er 20 voor in de periode 1913-1930 en 39 in de periode 1931-1949. Uit de tabellen kan geen zichtbaar patroon worden afgeleid dat zou kunnen duiden op verslaglegging over de volksgezondheid of het voorkomen van ziekten. De onderwerpen van de tabellen lijken (hoewel ze verschillend zijn opgezet) te zijn gemaakt vanuit een langdurige zorg voor lepra en geestesziekte. De informatie die gedurende 37 jaar is gepresenteerd, kan worden, gebruikt voor een statistiek waarin het vóórkomen van deze ziekten en eventueel ook andere informatie zichtbaar wordt. De gegevens zijn echter onvoldoende voor de hele periode van honderd jaar. De kwaliteit van de bevolkingsgegevens lijkt goed te zijn, hoewel er enkele aanpassingen nodig zijn om duidelijke drukfouten te corrigeren en om de eindejaarcijfers om te zetten naar middenjaarcijfers over de populatie. De verschillende tabellen van de rapporten bieden gedetailleerde correcties en noten met toelichting, waarmee de noodzakelijke aanpassingen kunnen worden gedaan. De tabellen voor immigratie zijn van minder goede kwaliteit dan die voor bevolking. Er zijn een aantal imperfecties die ertoe zouden kunnen leiden dat een niets vermoedende en onervaren analist verkeerde conclusies trekt over de aard van de immigratie in Suriname. In de eerste plaats zijn sommige tabellen incompleet, omdat er alleen over sommige van de georganiseerde migratiegolven wordt bericht. Ten tweede is het vertrekpunt van de immigranten vermeld en niet hun nationaliteit, hoewel de tabellen anders | |||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||
doen vermoeden. Ten derde zijn de gegevens niet consistent, doordat niet duidelijk is of wordt gerapporteerd over het aantal migranten dat bij de haven van vertrek is geteld of over het aantal dat aangekomen is in Suriname. Deze onnauwkeurigheden kunnen worden verholpen, maar daartoe dienen extra verwijzingen naar andere gegevens te worden opgenomen en moet archiefonderzoek worden gedaan. Sommige informatie die nodig is voor het maken van correcties is mogelijk niet meer aanwezig. Voor wat betreft de tabellen over gezondheid kan weinig informatie worden gevonden die de kwaliteit kan staven. Hiervoor is extra onderzoek noodzakelijk. Uit een eerste analyse blijkt dat er sprake is van een heel onregelmatige kwaliteit bij de informatie en de presentatie van deze informatie voor de periode tussen 1913 en 1949. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat er een duidelijke verbetering optreedt. Tussen 1913 en 1930 zijn de doodsoorzaken gescheiden naar sekse weergegeven, terwijl dit voor de recentere periode van 1931-1949 niet is voortgezet. Over het algemeen geven de statistische tabellen geen duidelijke informatie waaruit zou kunnen worden afgeleid of er internationale standaards en classificaties gebruikt zijn. De enige uitzondering hierop is de vermelding die sinds 1932 voorkomt, waarin gemeld wordt dat de doodsoorzaken geclassificeerd zijn volgens de ‘internationale nomenclatuur’. Er wordt niet verder aan gerefereerd, maar men kan vermoeden dat het hierbij gaat om de Internationale Statistische Classificatie van Ziekten (versie van 1929). | |||||||||||
ConclusiesUit de voorlopige analyse van de gegevens voor bevolking, immigratie en gezondheid, zoals die gepresenteerd worden in de Koloniale Verslagen voor Suriname voor de periode van 1848 tot 1949, blijkt dat het mogelijk is om vrij betrouwbare en zinnige statistieken op te stellen voor een aantal variabelen die aan de bevolkingsgegevens gerelateerd zijn. Ter aanvulling op de statistieken voor bevolkingsgrootte, bevolkingssamenstelling en migratiestromen is het mogelijk om statistieken over huwelijken en vruchtbaarheid op te stellen. Het is eveneens, beperkt, mogelijk om statistieken op te stellen van ziektecijfers, sterftecijfers en doodsoorzaken. Om de statistieken te kunnen opstellen, is extra onderzoek nodig om de bestaande informatie te bevestigen en voor het invullen van ontbrekende gegevens. Hierbij kan niet alleen gezocht worden naar statistische informatie, maar moeten eveneens de politieke, bestuurlijke, culturele en sociale omstandigheden van het land onderzocht worden om een juiste inschatting te kunnen maken van de context die nodig is om de statistische informatie op de juiste manier te kunnen interpreteren. Uit de ervaringen die zijn opgedaan bij het opstellen van statistieken op basis van de gegevens uit de Koloniale Verslagen voor een aantal variabelen van bevolkingsonderzoek, blijkt dat het een dankbare en positieve taak is. | |||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||
Alphonse L. MacDonald is sinds 1995 hoofd van het Europese verbindingskantoor van het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (United Nations Population Fund of UNFPA). Hij werkt sinds 1980 voor de Verenigde Naties. Hij is aan de Katholieke Universiteit Nijmegen gepromoveerd op het gebied van sociale wetenschappen en is eredoctor aan de Nationale Universiteit San Antonio Abad in het Peruaanse Cuzco. De auteur is te bereiken onder het volgende adres: Bevolkingsfonds - van de Verenigde Naties (United Nations Population Fund/UNFPA)*, Bureau C. 605, Palais des Nations, 1211 Genève 10, Zwitserland. |
|