verhaal gaat dat hij het geweigerd heeft toen koningin Wilhelmina het hem aanbood. ‘Nee dank u, ik heb het voor de aardigheid gedaan’, aldus de reactie van Helman.
Max Nord, die in 1949 een biografie over Helman schreef, typeert hem in de eerste plaats als verteller. In de Nederlandse letterkundige traditie wordt echter aan de verteller geen hoge plaats toegekend. Daaronder lijden behalve Helman ook schrijvers als Den Doolaard en Theun de Vries. Dit impliceert ongewild een miskenning van zijn positie in het Nederlandse cultuurlandschap, waarbij de kunst van het converseren niet hoog staat aangeschreven en als aanstellerij geldt. De enige literaire onderscheiding die Albert Helman kreeg was de Vijverbergprijs in 1953 voor zijn roman De laaiende stilte, een bewerking van zijn De stille plantage. Voor zijn wetenschappelijk werk op etno-linguïstisch terrein kreeg Helman in 1962 een eredoctoraat van de universiteit van Amsterdam.
Vanwege zijn indrukwekkende literaire produktie is Helman door een journalist eens gekwalificeerd als de ‘landrover van de Nederlandse literatuur’: degelijk, betrouwbaar, gestaag voortploegend, continue producerend en met een zich handhavend kwaliteitsniveau. Geen Alfa Romeo dus, een auteur die bestsellers en indrukwekkende verkoopcijfers op zijn naam heeft staan.
Was Zuid-Zuid-West in 1926 een afrekening met het koloniale moederland, De foltering van Eldorado in 1983 was vervolgens zijn moeizame afrekening met Suriname. Nostalgie maakte plaats voor bitterheid. Helman vatte hiermee tegelijkertijd het thema samen, dat bij hem overheerste vanaf het moment dat hij met schrijven begon. Ook De stille plantage werd tenslotte overwoekerd, ondanks de goede, idealistische bedoeling van de Hugenootse plantersfamilie. Het huidige Suriname staat voor hem thans gelijk aan een oude, half vervallen onderneming, een stille plantage waarvan de bewoners op de vlucht zijn geslagen. Deze omslag begon al met de publikatie van De laaiende stilte in 1952, waarin het verhaal van De stille plantage opnieuw, vanuit een ander, harder gezichtspunt wordt verteld.
In de loop der jaren ontstond bij Helman een bewuste identificatie met zijn Indiaanse afkomst; zijn beide grootmoeders waren volbloed Indiaans. Aan het tragische lot van de Zuidamerikaanse Indianen heeft hij veel aandacht besteed.
Door zijn haat-liefde-verhouding tot zijn geboorteland werd Suriname zijn ‘levenslange ziekte, telkens opnieuw koortsachtig uitbrekend, net wanneer hij geloofde er voorgoed van genezen te zijn’. Geregeld gaf Helman in interviews blijk van zijn ergernissen over de toenemende bureaucratisering, de incompetentie, de bijelkaargraaiers-van-geld en de volstrekte liefdeloosheid bij de machthebbers voor het land. Op medisch advies keerde hij sedert het begin van de jaren zeventig zijn geboorteland de rug toe, omdat volgens de journalist John Jansen van Galen zo gauw Suriname in het geding komt, de inmiddels 91 jarige Helman voor zijn ‘adrenaline huishouding’ vreest.
In dit Oso-themanummer zijn bijdragen opgenomen van inleiders op het IBS-Albert Helman-Colloquium in oktober 1994. Daarnaast hebben andere auteurs een bijdrage geleverd aan dit themanummer.