OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 11
(1992)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 186]
| |||||||||||||||
Chris de Beet
| |||||||||||||||
Historische hoogtepuntenIn de geschiedenis van de Marrons van Suriname en Jamaica zijn veel overeenkomsten aan te treffen zoals terecht is opgemerkt door Silvia de Groot (1986). In Jamaica vonden belangrijke keerpunten in de geschiedenis, zoals het eerste vredesverdrag en het tijdstip van emancipatie, ongeveer een kwart eeuw eerder plaats dan in Suriname. In Jamaica kwam de vrede met de Marrons tot stand in 1739, in Suriname werden de vredesverdragen met de Saramaka en Djuka getekend in 1760 en 1762. In Jamaica werd de slavernij in 1834 afgeschaft, in Suriname pas bijna 30 jaar later in 1863. De geschiedenis van de Jamaicaanse Marrons begint met de Britse verovering van het eiland in 1655. In het kader van een groots plan om de invloed van de Spanjaarden in het Caraïbisch gebied te beperken, de zogenaamde Western Design, waren de Britten een offensief begonnen (Taylor 1965). De Britse kolonisten troffen in de bergen ex-slaven aan die gevlucht waren of door de Spanjaarden vrijgelaten bij de dreiging van een invasie. Sommigen van hen vochten mee aan de zijde van de Spaanse leider Cristoval Ysasi (Hart 1985: 4). Toen deze groepjes nieuwe weglopers onder hun hoede namen, vormden zij een ernstige bedreiging voor de plantages die snel in aantal en omvang toenamen. Omdat de Britse troepen geen kans zagen de Marrons op een effectieve wijze militair te bestrijden, kwam er in 1739 een vredesverdrag tot stand. Voor bijzonderheden over deze vredesverdragen zie de bijdrage van Hoogbergen. Deze vrede kwam tot stand in de buurt van het huidige dorp Accompong. Er waren twee groepen bij betrokken: de eerder genoemde Accompong Maroons en de Trelawny Town Maroons. | |||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||
Deze laatste groep raakte later in 1795 in een nieuw conflikt gewikkeld dat leidde tot de tweede Marronoorlog. Hoewel men bang was dat de Accompong Marrons en plantageslaven uit de omgeving zich zouden aansluiten bij de rebellerende Trelawny Town Maroons, hielden zij zich aan de regels van het vredesverdrag. Zij streden mee aan de zijde van de Britten. Vijf maanden na het begin van de oorlog kwant er een eind aan doordat de Trelawny Town Marrons in de val werden gelokt en naar Nova Scotia werden overgebracht.Ga naar eindnoot2 In Suriname was van marronage sprake vanaf het ontstaan van de plantagekolonie. Dit verschijnsel werd niet geheel beëindigd na de vredesverdragen, maar bleef een gevaar voor de kolonie tot het moment van emancipatie. Over den geschiedenis van de Surinaamse Marrons is de laatste jaren veel bekend geworden, ondere andere door het werk van Richard Price over de Saramaka (1983), Sylvia de Groot over de Boni en Ndjuka (1975) en Wim Hoogbergen (1990) over de Boni. | |||||||||||||||
Geografische verschillenEen factor die ertoe heeft bijgedragen dat nu nog Marrongemeenschappen bestaan, is de gunstige geografische vestiging. In Jamaica en in Suriname werden de lokaties van de Marrondorpen bepaald door de strategische betekenis. Deze plaatsen waren moeilijk toegankelijk voor eventuele achtervolgers. In Jamaica was het moeilijk voor de koloniale troepen om zich in de Cockpit Country of in de Blue Mountains op een doelmatige wijze te verplaatsen. De ligging van de Marrondorpen hoog in de bergen gaf de Marrons de gelegenheid posten uit te zetten in de lager gelegen gebieden. Bij nadering van de troepen werd alarm geslagen door het blazen van de abeng, (een uit Afrika afkomstige signaalhoorn) (Campbell 1988). Na de beëindiging van de Marronoorlogen werden steeds meer dorpen van kleine boeren gevestigd in de omgeving van de Marrondorpen. In Suriname hadden de Marrons meer mogelijkheden zich verder terug te trekken in het binnenland. Het uitgestrekte land bedekt met tropisch oerwoud bood hun een unieke mogelijkheid zich schuil te houden. Voor achtervolgende troepen werd de toegang over de rivieren bemoeilijkt door barrières, zoals watervallen in het regenseizoen en drooggevallen zandbanken in de droge tijd. Deze geografische omstandigheden brachten de achtervolgers sterk in het nadeel, omdat zij in veel gevallen slaven als lastdragers meenamen om de proviand langs de vallen te vervoeren. Dit verhoogde niet alleen de kosten van de expedities, maar maakte deze omvangrijk en daardoor voorspelbaar in hun acties. Tot op de dag van vandaag zijn veel Marrondorpen gevestigd in de buurt van de oorspronkelijke vestigingsplaatsen. De relatieve isolatie van de Marrongebieden heeft ertoe bijgedragen dat deze afzonderlijke, en relatief onafhankelijke gemeenschappen tot op de dag van vandaag bestaan. Zowel in Jamaica als in Suriname hebben de nationale overheden druk uitgeoefend om de Marron-samenlevingen meer te integreren in de nationale staat. | |||||||||||||||
Lokale politiek en de invloed van de overheidIn Suriname is de indirecte invloed van de overheid op het bestuur betrekkelijk groot. Ik ben het eens met Pakosie (1990: 877) die stelt dat de vredesverdragen het gezag van de Marrons negatief heeft beïnvloed. | |||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||
Kopytoff benadrukt in haar analyse van de politieke verhoudingen voor en na het vredesverdrag hetzelfde punt voor de Jamaicaanse situatie. Hier werd het gezag van de leiders ondermijnd doordat hen de mogelijkheid doodstraffen uit te voeren werd ontnomen. In Suriname heeft de overheid met name door het toekennen van toelagen aan granmans (grootopperhoofden), kapiteins en basya's (dorpsnotabelen), een afhankelijksheidsrelatie geschapen. De granmans en hoofdkapiteins onderhouden regelmatig contacten met de bestuursambtenaren van de verschillende ministeries. Ze logeren in een gebouw in de stad dat hen door de overheid ter beschikking is gesteld. Tot op zekere hoogte is het dorpsbestuur in handen van de dorpsnotabelen. Krutu's of dorpsvergaderingen waarin allerlei aangelegenheden besproken worden - vaak kwesties die slechts van intern belang zijn, maar ook zaken waarin de verhouding met het bestuur aan de orde komt - vinden regelmatig plaats. De meeste interne aangelegenheden worden binnen het dorp opgelost zonder dat daar politie of justitie aan te past komt. Is er sprake van diefstal van goederen die aan een buitenstaander behoren, of is ernstige mishandeling of doodslag aan de orde, dan is men verplicht de bestuursopzichter te waarschuwen, die in zo'n geval besluit de politie in te schakelen. In alle gevallen waarin dat bij mij weten gebeurde, ging dat in tegen de wil van de granman die zo min mogelijk bemoeienis van buiten wilde toestaan. | |||||||||||||||
Case 1Tijdens mijn veldwerk in 1973 bij de Matawai werd een vat benzine uit de voorraad van de Medische Zending ontvreemd. Via een radiotelefonische verbinding werd dit in de stad bekend. Enkele dagen later stuurde men een vliegtuig met een twaalftal politieagenten om de zaak te onderzoeken. Zij verbleven enkele dagen in het gebied om verhoren af te nemen. Later, zo was de bedoeling zou een deel van de rechtelijke macht overgevlogen worden om de zaak ter plaatse te berechten. Ik kreeg sterk de indruk dat dit machtsvertoon de bedoeling had om indruk te maken om ook in het binnenland duidelijk te maken hoe de werkelijke machtsverhoudingen lagen.
In Accompong is de situatie anders. Hoewel de uiterlijke verschillen tussen Accompong en de dorpen in de buurt veel geringer zijn, neemt het dorpsbestuur van Accompong een wat onafhankelijker positie in ten aanzien van de overheid. Aan de functie van kolonel zijn geen financiële gunsten verbonden en de overheidsbemoeienis met het dorp is geringer. De kolonel, de leider van de Accompong Marrons wordt om de vier jaar gekozen. Deze stelt een dorpsraad samen die regelmatig bijeenkomt. Nationale politieke verhoudingen speelden bij deze verkiezingen altijd een rol. Het is echter een opmerkelijk feit dat een onafhankelijke kandidaat, een propagandist van het idee van een Marronstaat, Melvin Currie, bij de laatste verkiezingen in Accompong een meerderheid aan stemmen kon verwerven. Stemmen van buiten het dorp gaven echter de doorslag voor de verkiezing van zijn enige opponent Kolonel Wright. De abeng, die vroeger gebruikt werd in de strijd tegen de koloniale troepen, geldt nog steeds als symbool die de eigen identiteit als Maroon benadrukt. Tot de huidige dag gaat het verhaal dat het medium van de Townmaster (volgens sommigen de geest van Kodjo, volgens anderen van Accompong) opdracht geeft om de abeng te blazen als de politie het dorp nadert. Het idee dat de Marrons over bijzondere gaven beschikken die hen beschermt tegen | |||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||
krachten van buiten is vrij algemeen. Townmaster, het vredesverdrag, en de landrechten die daarin zijn opgenomen vormen andere etnische symbolen van de Marrons. | |||||||||||||||
Case 2Het volgende geval is ontleend aan de veldwerknotities van Archibald CooperGa naar eindnoot3 uit 1939. Uit die notities blijkt dat de bekende obiaman Charles Reid in staat was, uit hoofde van zijn reputatie als befaamd obiaman een ogenschijnlijk benarde situatie naar zijn hand kon zetten. De politie van Maggotty was het dorp binnengekomen op zoek naar Charles Reid, die volgens de beschuldiging illegale mm zou stoken. Toen zij hem thuis niet aantroffen, werd een van zijn dochters vastgehouden. De andere dochter stuurde men met een politieagent naar de kostgrond om Reid te zoeken. Ondertussen hadden de politieagenten de deur geforceerd en een destilleerapparaat dat gebruikt werd bij de productie van rum, plus toebehoren in beslag genomen. Bij terugkomst werd de politie door Reid beschuldigd onrechtmatig zijn huis te zijn binnen gedrongen. Vervolgens verklaarde hij het apparaat slechts in bewaring te hebben voor ene J.B., waarop deze J.B. gearresteerd werd. Onder het oog van de politie riep Reid Cooper binnen om wat rum te drinken, de rum die in feite nog ontbrak aan het wettige bewijs tegen Reid. Ondertussen onderwees Reid de agenten, hoe het vizier te gebruiken van de legergeweren die zij bij zich droegen. Dronken van de mm betaalde Reid tenslotte een borgsom om J.B. vrij te krijgen. Het is duidelijk dat Reid de situatie geheel meester was. Een dag daarna verklaarde Reid aan Cooper die zijn bewondering voor dit handelen aan Reid liet blijken, dat hij in het bezit was van een magisch middel genaamd rumpilstilkin dat ervoor zorgde dat de agenten de rum niet hadden kunnen zien. Hij vertelde Cooper verder dat zij geen kip, geen gekookte rijst en geen pop hadden gevonden. Dit waren attributen die Reid bij zijn obia praktijken gebruikte.
Een andere traditionele bron van conflicten tussen de bewoners van Accompong en het Jamaicaanse bestuur is de teelt van ganja (marihuana). In de aantekeningen die Cooper naliet, vinden we tal van vermeldingen over het ‘weed of wisdom’. Ook toen al maakte de politie niet alleen jacht op illegale rum, maar ook op ganja. Nu vormt de ganjateelt een onzekere vorm van inkomen voor veel jongeren. Ondanks het risico van in beslagname en gevangenisstraf geven zij de voorkeur aan deze snelle manier van geld verdienen boven het verbouwen van voedselproducten voor de markt in South Elizabeth. Door inschakeling van helicopters is de bestrijding van de ganjateelt de laatste jaren steeds effectiever geworden. In de zomermaanden, kort voor de oogst wordt druk gepatrouilleerd met legerhelicopters en worden de veldjes met hennip-planten in brand gestoken. De leden van het dorpsbestuur van Accompong zijn zich ervan bewust dat zij deel uitmaken van de Jamaicaanse samenleving, maar zij propageren niettemin het idee van een Marronstaat die zelfstandig contacten onderhoudt met buitenlandse ontwikkelingsorganisaties en buitenlandse staten. De geringe aandacht die het dorp krijgt van de overheid draagt ertoe bij dat men voor allerlei voorzieningen afhankelijk wordt van deze contacten. Het probleem daarbij is echter dat deze hulp zelden een structureel karakter heeft. Om enkele voorbeelden te noemen: een Nederlands Kleine-Ambassade-Project voorzag het dorp van een kleuterschool, maar geld voor het benodigde schoolmeubilair ont- | |||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||
brak, waardoor de opening van de school moest worden uitgesteld. Met steun van een Canadese ontwikkelingsorganisatie konden de fundamenten worden gelegd van een gemeenschapscentrum, maar middelen het te voltooien ontbraken. Het vormde een twistpunt op de vergaderingen van de dorpsraad. Sindsdien siert het het centrum van het dorp als een onvoltooid monument. De Kodjo-kliniek is wel voltooid, maar bleef jaren leeg staan, omdat geen medisch personeel beschikbaar was. Kontakten van het dorpsbestuur met een drugsbaron aan de noordkust leverden een landbouwproject op. De landingsstrip die in dit verband werd aangelegd, werd echter kort na zijn voltooing opgeblazen door militairen als voorzorgsmaatregel tegen drugssmokkel. Dit laatste is natuurlijk een voorbeeld van overheidsbemoeienis. Maar dit geval toont ook hoe daadwerkelijk gepoogd wordt iets te ondernemen, onafhankelijk van de regels van de Jamaicaanse overheid. Tot slot rapporteer ik in dit artikel een voorval dat plaatsvond in het voorjaar van 1989, kort voor mijn tweede verblijf in Accompong. | |||||||||||||||
Case 3.Toen ik kort na aankomst in Kingston een collega opzocht, toonde zij mij een krantebericht in the Daily Gleaner waarin melding werd gemaakt van een incident in Accompong. Een politieagent uit de stad, die om op illegale wijze zijn salaris aan te vullen naar Accompong was getrokken, om daar ganja in beslag te nemen, was volgens het krantebericht omsingeld door de woedende menigte en onthoofd. In Accompong vernam ik dat de man de fout had gemaakt op klaarlichte dag te komen op een moment dat veel mannen in het dorp aanwezig waren en dat hij een tweede fout had gemaakt door in het nauw gekomen met zijn pistool in de lucht te vuren. Dit had de volkswoede opgewekt. Hij was vervolgens op de vlucht geslagen en gestruikeld met het noodlottige gevolg. Hoewel in dit geval de daders bekend waren, is nooit iemand aangehouden of berecht. | |||||||||||||||
Verwantschap en de demografische situatieHet verwantschapstelsel als basis voor groepsvorming kan belangrijk zijn voor het handhaven of benadrukken van verschillen tussen verschillende groepen. Wat dit betreft bestaan belangrijke verschillen tussen de Surinaamse en Jamaicaanse Marrons. Het matrilineaire verwantschapstelsel van de Surinaamse Bosnegers is bepalend voor de positie die een individu in de samenleving inneemt. In geval van een huwelijk met een lid van een andere clan, behoor je in de regel tot de groep van je moeder. Dit wil overigens niet zeggen dat andere familierelaties geen rol spelen. De afstammingslijn via vader en vaders vader is van belang bij de overerving van een voedseltaboe, de zgn. tatakina. Ook kan de familie van de vader een belangrijke rol spelen in crisissituaties. Voor het handhaven van een identiteit als Marron, of als lid van een tribale groep, heeft dit stelsel voordelen boven een bilateraal systeem zoals de Jamaicaanse Marrons dat kennen. Dit geldt in het bijzonder voor de mogelijkheid sociale controle uit te kunnen oefenen. In Accompong bestaat het gevaar dat de grenzen vervagen en dat het onderscheid gemaakt wordt tussen zuivere Marrons (Royal Maroons) en minder zuivere (Bastard Maroons). Accompong Marrons onderhouden regelmatige contacten met de bewoners van dorpen in de omgeving. Kopytoff (1986) toont aan de het Christendom in de 19de eeuw een | |||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||
belangrijke invloed verwierf. De schattingen van het aantal Marrons in Jamaica lopen sterk uiteen. Coopers schatting van 750 Accompong Marrons in 1938-39 lijkt mij aannemelijk. Nu zal het aantal ongeveer verdubbeld zijn. De combinatie van migratie en huwelijken met niet-Marrons hebben geleid tot het ontstaan van een categorie mensen van wie één van de voorouders een Marron was, maar die zich nu niet of nauwelijks identificeert met de Marrons. Anderzijds zijn er ook mensen die menen dat zij afkomstig zijn uit Accompong, maar die in de dorpen niet als zodanig bekend zijn. Dit alles heeft ertoe bijgedragen dat Marron een rekbaar begrip is, met gevolgen voor de betrouwbaarheid van bevolkingsaantallen. Wel is duidelijk dat het aantal ‘erkende’ Marrons dat buiten Accompong woont, groter is dan het inwonertal van Accompong. Vanaf het eind van de vorige eeuw zijn veel Marrons gemigreerd. Tijdens het graven van het Panama-kanaal trokken Marrons naar Midden-Amerika. In dezelfde tijd verhuisden zij naar Cuba. Later werden Engeland, Canada en de VS belangrijke migratielanden. Een cohort-analyse van de bestemmingen van schoolverlaters bevestigt het idee dat een grote meederheid van Accompong Marrons om dit moment elders woonachtig is. Zoals eerder gesteld is het op den duur moeilijk aan te geven wie wel en wie niet tot de groep van Marrons kan worden gerekend. De demografische situatie van de Matawai en van andere Marrongroepen is overzichtelijker, vanwege de mogelijkheid om de grenzen van de groep te definiëren. Zo kon ik tijdens mijn onderzoek bij de Matawai vrij nauwkeurig vaststellen wie er wel en wie er niet in het tribale gebied woonachtig waren (de Beet en Sterman 1981). | |||||||||||||||
Concluderende opmerkingenDe bemoeienis van de Surinaamse overheid met de Marrons is groter dan die van de Jamaicaanse overheid. Dit ondanks de meer geïsoleerde ligging van de Marronvestigingen in Suriname. In beide gevallen leggen de Marrons een sterke nadruk op hun etnische identiteit. Soms, zoals overduidelijk bleek uit de gepresenteerde case van de diefstal van een vat benzine, worden kosten noch moeite gespaard om de overmacht van de overheid te tonen. Dit geval staat in scherp contrast met de Jamaicaanse situatie waar soms sprake is van een machtsvacuüm, blijkend uit het genoemde geval van doodslag dat onberecht bleef. Het dorpsbestuur beschouwde het niet als zijn taak om een schuldige aan te wijzen, terwijl de Jamaicaanse overheid duidelijk in verlegenheid was gebracht door de privé-actie van een agent van politie en de zaak liet rusten. Ik beschouw dit geval als exemplarisch voor de relatie tussen het locale dorpsbestuur van Accompong en de overheid. Een verklaring voor dit verschil lijkt mij het grote verschil in geo-politieke belangen in beide gebieden. Het Surinaamse binnenland is een gebied met potentieel rijke hulpbronnen in de vorm van waterkracht, hout en mineralen. In tegenstelling hiermee is het gebied waar de Accompong Marrons gemeenschappelijke gebruiksrechten hebben slechts van kleine omvang (ongeveer 1500 hectaren) en landbouwkundig van geringe betekenis. Tot ergenis van opeenvolgende regeringen kon men de Marrons niet zover krijgen hun speciale status op te geven door afstand te doen van het privilege van het vrije grondgebruik. De druk was groot om de privileges te laten vervallen en de Marrons de status te geven van Jamaicanen met dezelfde rechten en plichten als andere Jamaicanen | |||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||
zoals de land allotment act van 1842 beoogde. De Marrons van Accompong bleven echter vasthouden aan de rechten die zij verkregen bij het sluiten van de vrede. Het gevolg is dat ook een migrant die al jaren in het buitenland woont bij terugkeer aanspraak kan maken op deze landrechten. Zij leven met het idee na pensionering in Engeland of elders terug te keren naar Accompong om daar een akker te gaan verbouwen. De viering van de Dag van de Vrede op 6 januari is voor veel migranten een gelegenheid om de banden met het geboortedorp aan te halen. Zij ontmoeten bij die gelegenheid niet alleen de huidige bewoners van Accompong maar ook verwanten die in Canada of de VS hun woonplaats hebben. Jean Besson (1979) benadrukt in haar werk de symbolische betekenis van land voor de Jamaicaanse peasants. Bij de Marrons krijgt deze nog een extra betekenis omdat het communale landbezit een historische betekenis heeft die terug gaat naar de tijd van het vredesverdrag. In het collectieve geheugen zijn kwesties over landrechten in het verleden, aanwijzingen dat men op dit punt op de hoede moet blijven voor de overheid die er weinig belang bij heeft een enclave van Marrons te handhaven. | |||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||
Chris de Beet, geboren te Bunnik in 1944, is cultureel antropoloog. Hij promoveerde in 1981, samen met Mirjam Sterman op een proefschrift over de Matawai Marrons van Suriname. De auteur werkt thans aan het Antropologisch-Sociologisch Centrum van de Universiteit van Amsterdam. |
|