Woord vooraf
Dit nummer is een beetje een feestelijk nummer, omdat met de elfde jaargang het tijdschrift OSO haar tweede decennium binnentreedt. De redactie heeft daarom een extra themanummer samengesteld, gecentreerd rond het onderwerp wonen. Piet Bolwerk, intussen alweer zo'n bijna twintig jaar geleden de samensteller van het boekje Paramaribo in oude ansichten, heeft zich uitgebreid laten interviewen door Geert Koefoed. Het is de moeite waarde vast te leggen hoe de huizen in Paramaribo waren ingericht in de jaren twintig. Globaal kon men in de stad in die tijd drie typen woningen onderscheiden: die van de arbeiders en handwerkslieden, die van de kleine middenstand, en dan de woningen van mensen van stand. Piet Bolwerk haalt voornamelijk zijn herinneringen op over de huizen van de gegoeden. De antropoloog V. Wuisman verzamelde de gegevens voor zijn artikel eind 1988 in Corneliskondre. De Karib-Indianen kennen een aantal huizentypes, waarvan het open woonhuis (de auhto) het meest voorkomende is. Over dit type woning gaat Wuismans verhaal. In en om de auhto verrichten de Karib-Indianen een groot deel van de gezamenlijke huishoudelijke werkzaamheden, met name de voedselbereiding. De auhto is de haard van de familie; de plaats waar men uitrust, converseert, klusjes opknapt en een groot deel van het eten nuttigt. Het is de plek waar de leden van de verschillende gezinnen elkaar ontmoeten. Bovendien is de auhto de ontvangstplaats voor gasten.
Sylvia M. Gooswit behandelt in haar bijdrage het wonen van Javanen in Suriname. Zij geeft een schets van de huizen waarin, en de manier waarop, Javanen sinds 1890 in Suriname gewoond hebben. Een inventarisatie in de jaren vijftig verricht in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij onderscheidde drie typen Javaans-Surinaamse huizen. Het oude type had een dak van pina, wanden van prasara (gespleten palmstam) en een vloer van aangestampte klei of zand. Huizen van het overgangstype varieerden sterk. Meestal werd eerst van het pina-huis de dakbedekking door solider materiaal (zinkplaten) vervangen. Daarna werden de wanden verbeterd. Zelden bestond de vloer uit planken. Het nieuwe type had een dak van zinkplaten, de wanden en vloer bestonden uit planken.
Herinneringen aan het wonen ‘aan de Leidingen’, aan het Hindostaanse huis, worden opgehaald Satya Jadoenandansing. Minitieus beschrijft zij haar ouderlijk huis en zijn directe omgeving. Het was een huis, annex winkel. In de winkel stonden toonbanken en kasten, tot de nok gevuld met spullen. In een grote, grote glazen kast werd de fijne en kostbare koopwaar uitgestald. Glazen potten met snoep in een scala van kleuren. Kratten en zakken met zout, suiker, uien, meel en aardappels. Koekflessen. Vaten olie met verschillende maatbekers en trechters. Grote en kleine puntbroden en bolletjes met of zonder rozijnen. Kaas, pindakaas, geconserveerde sardines met uien, peper en een scheutje azijn samengeprakt, en niet te vergeten de Wijsman-boter. Klanten konden op de tafeltjes voor de winkel uren doorbrengen met eten of drinken.