OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 10
(1991)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waarom Suriname rijst eet
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oorzaken geweest? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Wat wist Suriname voor 1800 van rijst?Volgens de Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië uit 1917 (lemma: rijst) zou rijst voor het eerst rond 1780 als slavenvoeding uit Louisiana zijn ingevoerd. Dat lijkt echter onwaarschijnlijk, omdat er in de 17de eeuw al rijst op Surinaamse plantages verbouwd werd. Een plakkaat uit 1692 luidt: ‘[...] alle weecken boven genoegsame plantagecost, bestaande in cassave, pattattes, pees, tayer, jammes, rijst, bannanties, backhovens, erten, gort en andere potspijs [...] off 3½ pont vleys of 3 pont speek, of twee pondt stockvis of vier pond inlandsche soute gedroogde vis, benevens oly en vet naer advenant’ (Schiltkamp & De Smidt 1973, deel I: 197). Helman meent dat reeds in het begin van de 18de eeuw rijst geëxporteerd wordt, al noemt hij daarvoor geen bronnen (Helman 1968: 47). We weten dat in 1783 voor het eerst een belasting op exportprodukten ook voor rijst geldt. De twee stuivers per pond komen ten bate van de zogenaamde wegloperskas (Schiltkamp & De Smidt 1973, deel II: 1062). De landbouwkundige A. Blom geeft in 1787, op basis van zo'n 20 jaar Surinaamse ervaring, adviezen over hoe rijst verbouwd moet worden, namelijk niet op land dat met andere gewassen beplant is geweest, omdat ze daar niet of zeer schraal groeit: ‘Alhoewel deeze vrugt met veel minder moeite of arbeid, als alle andere gewassen kan geteeld worden, zijn 'er echter maar eenige Plantagien die dezelve voor haar eigen gebruik alleen teelen, om rede, dat 'er buiten 's lands geen verzending van is, terwijl dezelve te laag in prijs zijnde, na aftrek van de onkosten, 'er niets over blijft.’ (Blom 1787: 244) In 1796 maakt John Gabriël Stedman, een Schotse kapitein in Nederlandse koloniale dienst, als eerste melding van de consumptie van rijst. Het blijkt dan nog niet bepaald populair, althans onder Europeanen. Hij beschrijft een bospatrouille, op jacht naar weggelopen slaven, waarbij negers het vlees, het brood, de rum en dergelijke dragen. De patrouille is bijna uitgehongerd en schreeuwt om brood. ‘Er was een meenigte brood in de legerkisten; maar men had geduurende drie dagen de uitdeeling daar van opgeschort, en ryst in de plaats gegeven.’ (Stedman 1796). Bij een dorp van marrons heeft men namelijk een uitgestrekt veld gevonden, met rijpe en in bloei staande rijst bedekt. De marrons kennen het gebruik van rijst dan dus ook al. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Voedingspolitiek in de 19de eeuwHoewel schrijversGa naar eind2. over Suriname al vanaf de Verlichting het eenzijdige karakter van bananen als basisvoedsel bekritiseren, duurt het tot midden 19de eeuw, voordat de overheid op deze geluiden reageert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Utrechtse professor G.J. Mulder wordt rond 1846 door de Minister van Koloniën gevraagd een scheikundige analyse te maken van het wekelijks rantsoen van een volwassen plantageneger in Suriname.Ga naar eind3. Mulder begint zijn rapport met enkele, in die tijd nog nauwelijks aanvaarde, voedingstheoretische stellingen (Mulder 1847: 5-9). De eerste houdt in dat plantenetende dieren een grote hoeveelheid voedsel moeten verteren om in hun eiwitbehoefte te voorzien. De menselijke eiwitbehoefte kan beter door dierlijk voedsel bevredigd worden. Alleen granen en peulvruchten kunnen vlees en vis redelijk vervangen. Aardappelen in Europa, rijst in Azië, maïs in Amerika en bananen in West-Indië zijn ongeschikt om mensen in gezondheid in leven te houden. Opmerkelijk is dat Mulder rijst niet onder de granen rekent. Zijn tweede stelling luidt dat mensen alleen van die plantaardige produkten gezond kunnen leven, die met dierlijke mest zijn gevoed. De bodem bevat van nature onvoldoende ammonia voor planten die vleesvervangende eiwitten vormen. In het wild of zonder bemesting groeien slechts planten die als nevenvoedsel kunnen dienen, maar niet als hoofdvoedsel. Mulder weet echter ook al dat de overgrote meerderheid van de wereldbevolking bijna uitsluitend van aardappelen, rijst of bananen leeft. Na zijn stellingen volgen de analysecijfers en enkele aanbevelingen voor verantwoorde minimumrantsoenen.
staatje 1: percentages eiwitten volgens Mulder
Vanaf 1848 moet de minister van Koloniën verantwoording over zijn beleid afleggen aan de Staten-Generaal. Jaarlijks verschijnt er dan een Koloniaal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verslag voor elke Nederlandse kolonie. Daarin worden zaken vermeld als bevolkingscijfers, bestuurlijke maatregelen, handels- en produktiecijfers en dergelijke. Aanvankelijk verschijnen de Koloniale Verslagen telkens enkele jaren na het kalenderjaar waarop ze betrekking hebben. Nadat parlementariërs daarover geklaagd hebben, verschijnt vanaf 1868 elk Koloniaal Verslag bij de opening van de Staten-Generaal en gaat het over het voorafgaande kalenderjaar. In het eerste Koloniale Verslag, over 1849, staat een nieuw reglement over de voeding van de slaven (p. 352):
staatje 2: weekvoeding van slaven ouder dan 14 jaar in Paramaribo 2 bossen (56 pondGa naar eind4.) bananen In 1851 wordt geconstateerd dat de hoeveelheid bananen tekort schiet, waarop de wenselijkheid geuit wordt om de rijstcultuur uit te breiden (Koloniaal Verslag 1851: 10-11). Slechts één plantage in Commewijne houdt zich daarmee bezig en ene J.F. Meijer maakt melding van een proef met rijst op plantage Margaretha's Gift aan de Saramaccarivier.Ga naar eind5. In heel Suriname is een oppervlakte van 47.175½ akkerGa naar eind6. in bebouwing, waarvan 9.721½ akker met kost en slechts 179½ akker met rijst (Koloniaal Verslag 1854: 19). Een rijstproef op gouvernementsplantage Catharina Sophia wordt in 1860 als mislukt beschouwd en door een maïsproef opgevolgd Koloniaal Verslag 1860: 37). Het bananenaanbod schiet tekort, doordat het aantal plantages en daarmee de oppervlakte aan kostgronden daalt. De oorzaak daarvoor zoekt het gouvernement in de steeds krappere arbeidsmarkt voor plantages, vooral door het vrijlaten van slaven Koloniaal Verslag 1852: 18). De toenemende voedselvraag blijkt ook uit het feit dat bosnegers steeds vaker rijst, pinda's en tonkabonen in de stad verkopen, als ze tenminste voldoende geoogst hebben (Koloniaal Verslag 1858, bijlage K). Anders komen ze er levensmiddelen kopen (Koloniaal Verslag 1859: 5). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
staatje 3: voeding Huis van Bewaring NickerieGa naar eind7.
Het Huis van Bewaring in Nickerie koopt in 1870 wekelijks 20 tot 25 bossen bananen voor f1 per bos en ontvangt rijst, vis en zout uit het Landsmagazijn. Hoe meer gevangenen er zijn, des te meer rijst wordt er naar verhouding verstrekt. Op de gezondheidstoestand heeft dat geen merkbare invloed, aldus het Koloniaal Verslag. In 1870 krijgen de gevangen de minimum hoeveelheden voedsel en wordt het equivalent van negen pond rijst aangehouden voor twee bossen bananen. Opvallend is dat in 1870 voor het eerst ongeveer evenveel rijst als bananenmeelGa naar eind8. geconsumeerd wordt. In 1871 wordt er meer rijst en maïs verstrekt, omdat wegens de schaarste de bananen duur zijn. Het rantsoen geeft Europese gevangenen in Fort Nieuw-Amsterdam te veel rijst en te weinig spek, zo is de ondervinding in 1872 (Kolonaal Verslag 1873, bijlage D1). In 1875 wordt de praktijk om gedeeltelijk rijst in plaats van bananen te verstrekken geformaliseerd: de hoeveelheid bananen wordt voor minstens de helft vervangen door rijst. De vervangingssleutel in het Burgerlijk en Militair Huis van Verzekering in Paramaribo wordt op 1,295 kg rijst voor een halve bos bananen gebracht. Het rantsoen blijft zo op f0,40 per dag begroot. Het blijft echter improviseren: in Fort Nieuw-Amsterdam moet in 1875 de reglementaire hoeveelheid rijst wegens ziekte door maïsmeel vervangen worden. Als ook daar weer gebrek aan is, worden toch bananen verstrekt. De kosten per hoofd per dag bedragen dat jaar f0,48 (Koloniaal Verslag 1876, bijlage E). In 1882 wordt de gezouten vis er ‘om gezondheidsredenen’ enige malen per week vervangen door gezouten vlees (Koloniaal Verslag 1883, bijlage E). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Koopkracht: welk en hoeveel voedsel kan men kopen?Was eerst het slavenreglement de norm voor wat dagelijks aan voeding genoten werd, voor de periode na 1863 moeten we uitgaan van de prijzen van levensmiddelen en van de lonen die verdiend worden. Over de koop- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kracht van de uitbetaalde lonen in de stad zijn weinig gegevens beschikbaar, maar volgens Heilbron heerst er honger Heilbron 1982: 130). In 1882 variëren de lonen voor Brits-Indische contractanten van f0,66 tot f0,87 per dag (Koloniaal Verslag 1883, bijlagen K/L). In Nickerie ligt de loonstandaard hoger dan in de rest van het land Koloniaal Verslag 1884, bijlage U). De lonen voor veldarbeid bedragen daar volgens Heckers f0,80 tegenover f0,60 in de rest van de kolonie (Heckers 1923: 85). In 1896 schommelen de daglonen voor Brits-Indiërs tussen f0,64 en f0,77 en voor Nederlands-Indiërs tussen f0,59 en f0,75 (Koloniaal Verslag 1897, bijlagen J/L). Een bos bananen heeft in 1862 een waarde van f0,40 (Koloniaal Verslag 1862: 30-31), terwijl de verkoopprijs in Nickerie in 1870 f1 per bos bedraagt. Op de plantages verdient een arbeider gemiddeld f1 per dag (onder het StaatstoezichtGa naar eind9. f4 à f5 per week), waarvoor hij twee bossen bananen en wat groente en vlees kan kopen, meent Heilbron (1982: 130). Aan brood en andere versnaperingen wordt f0,16 per dag uitgegeven en aan personele belasting voor een man en een vrouw nog eens f0,09 per week Heilbron 1982: 145). Een bos bananen, de voeding voor drie à vier personen per dag, kost volgens hem ‘normaal’ f0,24Ga naar eind10. en in 1885 twee of drie maal zoveel vanwege de droogte. Uit de Koloniale Verslagen blijkt een lichte produktiedaling, het sterkst in 1884. In 1889 worden uitvoerrechten op bananen geheven uitgaande van een prijs van f0,36 per bos (Koloniaal Verslag 1890, bijlage V). Rijst wordt in 1882 ingevoerd voor gemiddeld f0,11 per kilo (Koloniaal Verslag 1883, bijlage P). De verkoopprijs zal dus iets hoger liggen. Als we uitgaan van de equivalentie uit het slavenreglement van negen pond rijst en twee bossen bananen, dan wordt rijst financieel een steeds aantrekkelijker basisvoedsel. De gezondheidsideeën van G.J. Mulder krijgen zo economische bijval. De droogte van 1885 waarvan Heilbron spreekt, is waarschijnlijk weer opgevangen door meer, ingevoerde, rijst aan de gevangenen te verstrekken. De hoeveelheden ingevoerde rijst naderen de geproduceerde hoeveelheden bananen steeds dichter [zie staatje 5, achterin). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Aziatische voedingOp aandrang van de Nederlands-Indische gouverneur wordt voor Javaanse contractanten in 1894 een levensmiddelenrantsoen vastgesteld voor een man of vrouw ouder dan 15 jaar gedurende de eerste zes maanden na aankomst in Suriname (zie staatje 4). De kosten worden berekend op f0,20 per dag en komen voor rekening van de planters, dus bovenop het loon voor de kontrakanten. Kinderen tussen 10 en 15 jaar krijgen een half rantsoen en onder de 10 jaar een derde van een rantsoen (Ismael 1949: 35-48). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
staatje 4: voorgesteld dagrantsoen Javaanse kontraktanten 0,75 kg rijst De hoeveelheid rijst in het voorstel is 120 gram per dag meer dan in het oude slavenreglement. De basis voor deze norm komt van het gebruik dat bedienden in Nederlands-Indië hun arbeid verhuren voor een kati rijst per dag.Ga naar eind11. Voor gevangenen in Nederlands-Indië wordt, afhankelijk van de soort arbeid die men moet verrichten, 0,65 à 0,75 kg per persoon per dag geadviseerd. Daar moet dan nog 0,2 kg vlees of 0,25 kg verse vis of 0,1 kg gedroogde vis bijkomen plus 0,25 kg verse groente en een Spaanse peper (Van der Burg 1904: 410). Voorwaarde zou dan wel moeten zijn dat de rijst zodanig gepeld of gestampt is dat het eiwitrijke zilvervlies aanwezig blijft, maar de hier genoemde hoeveelheden zijn hoger dan wat op vele ondernemingen verstrekt wordt Van der Burg 1904: 411). Volgens Ismael kan een gegoed landbouwersgezin op Java gewoonlijk twee maal per dag rijst eten, behalve in de dure maanden. Een behoeftige landbouwer kan dan slechts om de dag eten, soms alleen maar bladeren (Ismael 1949: 83). Omdat Engeland anders voor de Brits-Indiërs in Suriname ook zo'n regeling zou vragen, wordt deze op aandrang van de planters weer ingetrokken. Bepaald wordt dan dat een planter de voedingskosten voorschiet gedurende de eerste twee of drie maanden dat een contractant in Suriname verblijft, om ze later te verrekenen met het arbeidsloon (Ismael 1949: 48). De Brits-Indische voedingstraditie is gevarieerder dan die van de Javanen. De contractarbeiders voor Suriname worden voornamelijk geworven in de noordelijke gewesten West-Bihar en United Provinces. De grond en het klimaat zijn er behalve voor rijst, ook geschikt voor tarwe en peulvruchten (Braudel 1987), wat in het dieet tot uiting komt: roti's van tarwemeel, op feestdagen gevuld met erwtenmeel, afgewisseld door rijstgerechten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Van voedselprobleem naar kleine landbouwNa het Staatstoezicht waren veel landarbeiders weggetrokken van de plantages, omdat de lonen daar te laag waren om een bestaan van op te bouwen Heilbron 1982: 76). De meesten van hen bebouwden illegaal een grondje | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor eigen gebruik, vaak een stuk van een verlaten plantage. De bodem was snel uitgeput (Heilbron 1982: 48), waarna men naar een ander kostgrondje trok. De opbrengsten waren dus minimaal Heilbron 1982: 70). In 1862 zijn door de overheid voor het eerst kostgrondjes uitgegeven ten behoeve van de kleinlandbouwers: de vestigingsplaats Totness in Coronie. We hebben hier tevens met een van de eerste beleidsmaatregelen te maken om iets aan de voedselvoorziening van het land te doen. Ook de belangen van de planters worden niet uit het oog verloren: de vestigingsplaatsen liggen in de buurt van grote plantages en de grondjes zijn net groot genoeg om in het levensonderhoud van de kleinlandbouwers te voorzien. Voor een aanvullend geldinkomen om belastingen te kunnen betalen of zaad en werktuigen in Paramaribo te kunnen kopen, zullen ze zich, bijvoorbeeld in oogsttijden, graag tot de plantages wenden (Heilbron 1982: 119). Na afloop van hun contract vestigen ook veel Brits-Indiërs zich als kleinlandbouwer, een voorbeeld dat later door Javanen gevolgd wordt. Veel andere werkgelegenheid is er niet en de toenemende transportkosten maken het geïmporteerde voedsel duurder Heilbron: 103). En al wordt het eten van rijst in Suriname steeds gewoner, aan de groeiende vraag naar rijst van de zijde der Aziatische contractanten kan door de Creoolse kleinlandbouwers niet voldaan worden. Hun ervaring als plantage-arbeider wordt niet voldoende geacht om rijst te kunnen telen, wat namelijk veel bevloeiingswerk met zich mee brengt Heilbron 1982: 213). De Brits-Indiërs nemen de rijstteelt met succes ter hand, aanvankelijk voor eigen gebruik, maar gaandeweg ook voor de binnenlandse markt (zie staatje 5). Voor de exportmarkt leggen veel kleine boeren zich op de cacaoteelt toe, wat ook geldinkomen betekent. Bananen zijn daarbij nevenprodukten, vanwege de schaduw die nodig is voor de cacaobomen. In 1895 wordt de cacaoteelt in Suriname weggevaagd door de zogenaamde krullotenziekte, waarna veel kleinlandbouwers de rijstteelt gaan uitbreiden met het oog op mogelijke export. In staatje 5 is deze omslag goed zichtbaar. Vormde de kleinlandbouw aanvankelijk dus voornamelijk een sociale zorg voor de koloniale overheid, rond 1900 is het een serieuze economische sector geworden en rijst heeft in dit proces een belangrijke rol gespeeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. Van kleine landbouw naar rijstexportDat de kleinlandbouw serieus genomen wordt, blijkt behalve uit de groeiende aandacht in de Koloniale Verslagen ook uit de wetenschappelijke instellingen en publikaties. In navolging van Mulder houden rond 1900 diverse scheikundigen zich bezig met de analyse van voedingsmiddelen, zowel in Nederland als in de koloniën. In Suriname is J. Sack een van de belangrijkste publicisten op dit gebied. Hij werkt bij de Keuringsdienst van Eet- en Drinkwaren en vult diverse nummers van het Bulletin van deze instelling.Ga naar eind12. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rijstveld
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In zijn Cultuurtuin doet professor Went proeven met de teelt van diverse rijstsoorten. Op zijn advies wordt in 1907 het Landbouwproefstation opgericht, bekostigd door de grote plantages, maar evenzeer ten dienste staand van de kleine landbouw. De Inspectie van de Landbouw in West-Indië geeft tenslotte een Bulletin uit speciaal gericht op de kleine boeren.Ga naar eind13. Dit in navolging van vergelijkbare tijdschriften in BarbadosGa naar eind14. en de VSGa naar eind15. en in afwachting van de resultaten van het op te zetten landbouw- en huishoudonderwijs, ook een advies van Went. In het algemeen kunnen we dus zeggen dat de koloniale overheid een aanzienlijke stimulerende rol heeft bij het onderzoek ten behoeve van de kleinlandbouw. Dit in tegenstelling tot de VS, waar de bioloog en scheikundige George Washington Carver de pionier is in dit ‘doelgroepgericht’ landbouwkundig onderzoek. Samen met Booker T. Washington heeft hij in 1880 de eerste zwarte universiteit in de Verenigde Staten opgericht, in Tuskegee, Alabama. Veel kleine landbouwers in het Diepe Zuiden zijn (nakomelingen van) ex-slaven. Het landbouwkundig onderzoek heeft daar dus een sterk emanciperende functie, naast de economische functie die in het Surinaamse onderzoek voorop staat. Tussen 1900 en 1914 neemt het aantal immigranten aanzienlijk toe, tot 1916 ook nog uit Brits-Indië, daarna alleen nog uit Nederlands-Indië. De meesten van hen vestigen zich als kleinlandbouwer en leggen zich meer en meer toe op de rijstbouw. Mede dankzij de landbouwkundige adviezen vinden er vaak twee oogsten per jaar plaats en neemt de produktie enorm toe (zie staatje 5). Nickerie wordt het rijstdistrict bij uitstek. Het aantal geoogste variëteiten neemt ook toe: eten Javanen vooral Indonesische soorten, waaronder kleefrijst, onder Brits-Indiërs en Creolen is de bruinige koekoe areisi populair.Ga naar eind16. Al gaat de binnenlandse rijstproduktie met sprongen omhoog, de vraag blijft kennelijk ook stijgen, want ook de invoer van rijst blijft toenemen. De bevolkingsgroei, 35% tussen 1900 en 1914, is hier grotendeels verantwoordelijk voor. De wereldoorlog van 1914 tot 1918 geeft tenslotte de laatste stoot om rijst ook voor Creolen tot hoofdvoedsel te maken. Door Duitse duikbootaanvallen loopt de internationale handel na 1916 terug. In de Surinaamse invoertabellen is dat vooral bij rijst zichtbaar, omdat die via Nederland verhandeld wordt. Bij tarwe, hoofdzakelijk ingevoerd uit de VS, is de daling lichter.
staatje 5: rijstconsumptie (in kg)Ga naar eind17.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Marten Douma (1951, Amsterdam) studeerde van 1972 tot 1978 Geschiedenis en Nederlands aan D'Witte leli en tot 1989 Economische en Sociale Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Hij werkt als onderwijskundig medewerker bij de Stichting Nutsseminarium. |
|