Woord vooraf
Op 2 mei 1987 organiseerde de Stichting I.B.S., in samenwerking met de Surinaamse Culturele Vereniging ‘Apinti’, haar jaarlijks colloquium, dit keer in Utrecht. Dit nummer van OSO bevat de teksten van vier van de vijf lezingen gehouden op het colloquium, dat tot titel had: ‘Ga je mond wassen voor je’ - Taalpolitiek en sociale mobiliteit.
Hein Eersel bespreekt in zijn lezing de taalsituatie en de taal- en cultuurpolitiek in Suriname in de periode 1863-1985. Binnen dit tijdvak markeren het jaar 1876 (invoering van de leerplicht) en de Tweede Wereldoorlog duidelijke kenteringen, waarvan de kenmerken en gevolgen beschreven worden. De onderwijspolitiek, in deze lezing globaal aan de orde gesteld, wordt uitvoeriger behandeld door Sjoerd Karsten. In tegenstelling tot het onderwijs in het vroegere Nederlands-Indië, waar een eigen onderwijspolitiek gevoerd werd, was dat in Suriname vrijwel uitsluitend gevormd naar het Nederlandse model, ook nog na de Tweede Wereldoorlog. Hoe de Nederlandse koloniale geschiedenis ook nu nog de onderwijssituatie van Surinamers in Nederland bepaalt, wordt duidelijk in het tweede gedeelte van deze lezing. Surinaamse letterkunde staat centraal in de volgende lezing. Door de wijze waarop Surinaamse schrijvers in hun werk omgaan met de complexe taalsituatie in hun land komt in de Surinaamse literatuur, geschreven in vele talen, hun ‘taalpolitiek’ tot uiting; deze vormt het onderwerp van de lezing van Geert Koefoed. De laatste hier opgenomen colloquiumlezing is die van Dorian de Haan, Martha Cromwell en Gaitrie Ramnandanlal over de mate waarin Surinaamse kinderen in Nederland Sarnami, Sranan en Nederlands beheersen, en de houding van de kinderen tegenover deze talen.
De lezing van Motilal Marhé over de taalpolitiek ten opzichte van minderheden in Nederland kon hier niet worden opgenomen. Wel bevat dit nummer een ander artikel van zijn hand, een taalkundige analyse van het Nederlands geschreven door Hindostaanse leerlingen van basisscholen. Dit Nederlands bevat systematisch optredende afwijkingen van de norm, die niet alle rechtstreeks te verklaren blijken vanuit de moedertaal, het Sarnami. Jacques Arends, tenslotte, schrijft aan de hand van één taalverschijnsel, de vergrotende trap (comparatief), over de historische ontwikkeling van het Sranan. Hij introduceert daarbij de term ‘post-creolisering’, door hem ingevoerd omdat creolisering zich niet blijkt te beperken tot één generatie van sprekers, een conclusie die belangrijke gevolgen heeft voor de theorievorming over creoolse talen.
Eind mei overleed Professor Dr. R.A.J. van Lier. Silvia de Groot staat in een In Memoriam stil bij zijn leven en werk.
Het nummer wordt afgesloten met de vaste rubrieken ‘Reacties en berichten van lezers’, ‘Recensies’ en ‘Recente publikaties’ en met een lijst van de auteurs die aan deze OSO hebben meegewerkt.