OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 6
(1987)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Ontstaan en ontwikkeling van de creoolse populaire muziek in Suriname: 1800-1940
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
De ontwikkeling van de Creoolse populaire muziek moet gezien worden tegen de achtergrond van de ontwikkelingen in de Surinaamse maatschappij. Deze verliepen in drie fasen van plantage-maatschappij naar kolonie naar ‘Derde-Wereld-land’, steeds gekenmerkt door uitbuiting, in verschillende vormen, en de bijbehorende ideologieën om die uitbuiting te billijken, en opgenomen in een steeds groter wordend internationaal economisch systeem. De mate van invloed van de Afrikaanse en van de Europese muziekcultuur op de populaire muziek kan in de Amerika's sterk per gebied verschillen. Suriname's positie hierin wordt bepaald door de volgende factoren: de transitie van de West-Europese cultuur respectievelijk die van de verschillende Afrikaanse culturen naar de cultuur der plantagemaatschappij, de structuur van de plantage- en de koloniale maatschappij, de sterke scheiding tussen weinig blanken en veel zwarten, het late tijdstip van Emancipatie en de grote trek naar de stad meteen daarna, de aanwezigheid van grote troepen nauwelijks geaccultureerde zwarten (de Bosnegers) en van soms grote andere bevolkingsgroepen (met name de Hindostanen en de Javanen), en de cultureel betrekkelijk geïsoleerde positie. Het is de bedoeling in dit artikel de muzikale omstandigheden te beschrijven waaronder de Creoolse populaire muziekGa naar eindnoot3 van Suriname ontstond en zich ontwikkelde. Deze beschrijving is niet alleen een doel op zich, zij dient ook als illustratie van het hierboven gestelde. Ik ga ervan uit dat de sociale omstandigheden in de behandelde periode bij de lezer enigszins bekend zijn. Ik zal een aantal muzieksoorten nader toelichten die tussen 1800 en 1940 van invloed waren in Suriname, met name in Paramaribo. Het is belangrijk er op te wijzen dat de nu volgende informatie grotendeels gebaseerd is op de bronnen die verzameld werden in het in noot 1 genoemde onderzoek. De feitelijke waarde van de informatie is daarom beperkt, hoewel voor de ontwikkelingen van vóór 1900 nauwelijks andere mogelijkheden van gegevensverzameling bestaan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
Creoolse populaire muziekKasekoIn dit artikel zal ik ingaan op de muzieksoorten die vóór en tijdens het ontstaansproces van belang waren voor de Creoolse populaire muziek. Het is echter eerst nodig de lezer een indruk te geven wat deze muziek inhoudt. Typisch Surinaamse populaire muziek is de Kaseko. Het is dansmuziek die gespeeld wordt bij feestelijke gelegenheden door een ensemble van wisselende samenstelling, vaak bestaande uit een zanger en koor (de instrumentalisten of een achtergrondkoor), elektrische gitaar en basgitaar, blaasinstrumenten (trompet, saxofoon, trombone), ritme-instrumenten (maraka's, koebel, rasp of claves) en trommen (drumstel, conga's en tegenwoordig ook wel de grote tweevellige trom, de skraki). Deze muziek kwam vooral na de Tweede Wereldoorlog op in Paramaribo. Oude vermeldingen van de term ‘Kaseko’ vinden we bij Tripot (1910: 42) voor de populaire dansmuziek van Frans-Guyana, zie hieronder, en bij Herskovits en Herskovits (1936: 95) voor dansmuziek van de Dyuka: On the fringe of the gathering younger people were dancing what they called Kaseka winti, the dance, semi-social in character, which comes as an interlude in the lull of winti dancing. Het is niet onwaarschijnlijk dat de gouddelvers de dans die bij dit Kaseka winti - het onderbreken van het Winti dansen door groepsdansen bij een pau- | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
ze in het wintiritueel - werd gedanst, in het eerste kwart van deze eeuwGa naar eindnoot4, hebben meegenomen naar de stad, zowel Paramaribo als Cayenne, gespeeld in de stijl en op de muziekinstrumenten die ze gewend waren. Deze vroege Kaseko zal eerder invloed op de Kawina (zie onder) hebben gehad dan op de huidige Kaseko. De naam Kaseko staat, zoals vaak in de populaire muziek, met voor één genre maar voor verschillende verwante genres. De Kaseko-dans is een paardans. Het typisch Surinaamse aan de Kaseko ligt, buiten de taal en de overname of bewerking van oude Creoolse melodieën, in de ritmische organisatie van het ensemble: de dualiteit van de vaste (hari) en de variërende (koti) ritmes en de wijze waarop ritmische formules, voorheen alleen voor slaginstrumenten en trommen, over alle instrumenten, dus ook blazers en gitaren, worden verdeeld. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
Skraki PokuDe Skraki Poku kwam op rond 1930. Er is over de vroege Skraki Poku weinig bekend. In het ensemble speelden de blaasinstrumenten een overheersende rol naast de skraki trom zelf. Er was geen zang. Zij stond onder sterke invloed van de verschillende vormen van Amerikaanse dansmuziek die vanaf het begin van de eeuw in Suriname werden gepopulariseerd. Velen der muzikanten waren lid van de militaire kapel. Tegenwoordig is Skraki Poku de naam van een als ondersoort van Kaseko beschouwd genre voor de begeleiding van de Setdansi. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
KawinaDe Kawina, ook wel Kawna of Kauna genoemd, was in oorsprong één van de per gebied verschillende vormen van Creoolse muziek, in dit geval van de plantages aan de Kauna liba (Commewijne-rivier) en werd na de Emancipatie door mensen afkomstig van die plantages naar Paramaribo meegenomen: de Kauna liba poku.Ga naar eindnoot5 Karakteristiek voor het ensemble is de kleine dubbelvellige trom, de zogenaamde kawina dron. Vermoedelijk werd deze, net zoals in West-Afrika, oorspronkelijk gemaakt van de spijkervaatjes waarin alle mogelijke bederfelijke waar uit Europa werd aangevoerd.Ga naar eindnoot6 De twee oudste vermeldingen van de Kawina geven als ensemble: ‘triangel’Ga naar eindnoot7, trom, accordeon en rammelaar (Fointaine, 1891: 616) en: trom, ‘turksche trom’ - de kawina dron-, triangel en eventueel de klarinet (Wesenhagen, 1896: 25 v). De cuatro, een kleine vier-snarige gitaar, later eveneens karakteristiek, maakte toen nog geen deel uit van het ensemble. De Kawina-dans is een paardans waarbij net als bij de Kaseko vooral de heupbewegingen van belang zijn en daarom door de Herskovitsen (1936: 746) een vruchtbaarheidsdans genoemd. Het lijkt mij waarschijnlijk dat de oorspronkelijke Kawina gespeeld en gedanst werd als onderbreking (kotisingi) van bepaalde rituelen. Wat betreft het gebruik in Paramaribo rond 1895, geeft Wesenhagen (1896: 25 v) belangrijke informatie: de dansen ‘ontaarden dikwijls in afgoderijdansen en wellustige uitspattingen’ en worden nimmer gedanst door de kotomisi. Deze danst ‘geen negerdansen (maar) het liefst de dansen, die zij voor de deur van het Gouvernementshuis afkijkt: ronde dansen of quadrilles’. Deze Setdansi vormden de dans van de meer bevoorrechte Creolen, de Kawina die van de minder bevoorrechten. Voor sociale doeleinden noemt men deze dans Prisiri kawina of Kamalama en voor religieuze doeleinden Winti kawina.Ga naar eindnoot8 Kauna kon dus gebruikt worden, en is mogelijk zelfs ontstaan, als een mom voor Winti muziek en dans, een poging het voor winti geldende verbod te ontdui- | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
ken.Ga naar eindnoot9 Bij de Winti kawina wordt het ensemble uitgebreid met apinti - eenvellige rituele trommen - en de kwakwabangi, een houten bankje bespeeld met twee stokken en tevens een ‘ritueel meubelstuk’.Ga naar eindnoot10 De dans is dan een cirkeldans waarbij de cirkel de dansruimte vormt voor diegenen die begeesterd raken - een geheel andere dans(situatie) dus. De associatie van Kawina en winti is tot op de dag van vandaag blijven bestaan, vooral in de districten, zie Schoonheym (1980: passim). In recente tijden heeft zich een (voorlopig nog) minder algemeen aanvaarde Winti kaseko ontwikkeld. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
Creoolse populaire muziek: basis en invloedenDe muzieksoorten die voor de Creoolse populaire muziek tijdens haar ontstaan en ontwikkeling van belang waren, zijn in drie groepen te verdelen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
A. De oorspronkelijke Creoolse muziek en dansHet is niet nodig een gedetailleerd overzicht van deze muziek te geven daar er al het een en ander over gepubliceerd is (Focke, 1858; Panhuys, 1912; Encyclopaedie, 1914-17; Comvalius, 1922, 1939, 1949 en z.j.; Herskovits, 1936; Gilbert, 1940; van Renselaar, 1966; Duurvoort, 1969; Voorhoeve en Lichtveld, 1975). Ik zal alleen enkele opmerkingen maken over het belang van deze muziek (van de slaven en later van de minder bevoorrechten) voor de populaire muziek.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Europese muziek en dansNa de Emancipatie en de plotselinge trek naar de stad rond 1873 zien we in de muziek van Paramaribo een reeks veranderingen op het gebied van tekst, melodie, harmonie en instrumentatie. Deze zijn voortzettingen van een reeds vóór de Emancipatie begonnen acculturatieproces van bepaalde Creoolse en Europese muziekvormen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
De West-Europese dansmuziekBeschrijvingen van uitbreiding en aanpassing van het Creoolse repertoire vooral in Paramaribo vinden we al in vrij oude bronnen. De Oudste (Fermin, 1770: 127) bevat een korte opmerking dat sommige zwarten een menuet minstens zo goed dansen als Europeanen. Uitgebreider is Lammens (1816-22: 110): De slaven (....) dienen gaarne waar men vele partijen geeft (...) - danst men in de kamer (van het herenhuys), agter op de plaats komen de slaven uit de buurt bijeen, door het muziek aangetrokken en danzen niet minder lustig rond: - zomwijl is dat gezelschap dat in stilte (geraas maken zij dan niet) rondspringt, niet minder talrijk als de gevraagde partij, die zich in het huis vermaakt. Men danste dus op Europese muziek. Wie speelde deze muziek? In vele delen van de Amerika's hielden rijke slavenhouders er een orkest van slaven op na om Europese muziek te spelen. Ook in Suriname vindt men na 1800 ‘negerorchesten’. De samenstelling van zo'n orkest zal een onderneming van één of meerdere families zijn geweest of van een vereniging. We mogen aannemen dat er slaven en vrijen in speelden. In ieder geval waren de spelers rond 1830 ‘negers of mulatten’ (Benoit, 1839: 36). Zij speelden muziek voor de in die tijd gangbare West-Europese dansen: Quadrille en Wals; en ook Mazurka, Polka, Schotse dans, Galop en Mars. Vanuit Europees oogpunt gezien hield de muziek der negerorkesten vooral een, soms moeilijk te accepteren, stijlverandering in. ‘De muziek die deze dans (voor blanken) steeds op dezelfde toon begeleidt is scherp of hard en heeft niets melodieus of aangenaams’ (Benoit, 1839: 36). En: ‘(...) desintegrated quadrilles and waltzes to no particular time’ (Palgrave, 1876: 546). Dit is vermoedelijk vooral de mening van tijdelijke bezoekers, zoals Benoit en Palgrave waren, niet die van langdurig in Suriname verblijvenden: | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
In trouwe die Negermuziek voldoet. Zij spoort aan, (...) om wals en dans mee te maken (...) Vreemd moge het klinken als gij pas uit Europa zijt gekomen, maar honderd tegen een, als gij er U niet spoedig mee verzoend hebt en 't zelfs de voorkeur geeft. (Van Schaick, 1866: 156). Gaandeweg de negentiende eeuw werden de Europese dansen en de bijbehorende muziek aangepast overgenomen door de bovenlaag der Creolen in Paramaribo: Kadriri, Setdansi. De Quadrille en de Wals bestonden in die tijd uit een set van vijf dansen.Ga naar eindnoot13 De muziek voor deze delen was van gevarieerde afkomst. Zij was gebaseerd op melodieën uit de Europese volksmuziek, opera's, music halls, operettes en passages uit het klassieke repertoire.Ga naar eindnoot14 Reeds voor ca. 1830 geeft Benoit (1839: afb. 23) een afbeelding (zie foto 1) van een Creoolse dansmeester die op een viool spelend twee vrouwen danspassen leert. De dansers waren verenigd in dansverenigingen en organiseerden dansavonden waarop zij in Europese of Europees aandoende kleding voor een veelkoppig publiek hun dansen konden vertonen. In de rivaliteit tussen de verschillende verenigingen zien we parallellen met die tussen de Dugezelschappen (zie Samuels, 1904: 7 v, 23 v).
De voor de blanken spelende negerorkesten waren waarschijnlijk vrij groot. Van Schaick (1866: 155 v) beschrijft voor een Nieuwjaarsfeest op een plantage een orkest dat op de galerij van het huis gezeten de mensen binnen van muziek voorziet. Het bestaat uit een grote en een kleine trom, een cymbaal en negen blaasinstrumenten: ‘de waldhoorn, de clarinet en de flageolet’ - misschien bedoelt de schrijver, meer in het algemeen, respectievelijk koperblazers, rietblazers en fluiten. Het betreft ‘een twaalftal negers van verschillende kleur in glanzend witte kabaaitjes en soortgelijke broeken, rondom de heupen breede vlaggedoeken gewonden met afhangende slippen’. De voor een Creools publiek spelende orkesten waren beduidend kleiner: een klarinet en soms een ander blaasinstrument, één of twee trommen, een ‘triangel’ en vaak een rammelaar. Vinden we bij het ‘negerorchest’ al een grotere nadruk op ritme-instrumenten dan bij de Europese orkesten, in het Setdansi-ensemble is hun rol nog prominenter. Qua bezetting lijkt dit ensemble op de Lobisingi, Kawina en eerste Skraki bands.Ga naar eindnoot15 Het is waarschijnlijk dat vooral de (zeldzame) blazers - Comvalius (1922: 34) noemt baas Koepoe en baas Adolfoe, beiden klarinet - in meerdere muzieksoorten bedreven waren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
De militaire kapelmuziekVaardigheid in het bespelen van de blaasinstrumenten werd in de vorige eeuw met name opgedaan in de militaire kapel, later ook bij de christelijke muziekensembles, zie onder. Het ‘Korps Muzikanten West-Indië’ werd officieel opgericht in 1841, maar bestond onder minder gunstige financiële omstandigheden al sinds 1825 (Anoniem, 1969: 1). Daarvóór trok in ieder geval de militaire taptoe iedere avond op, blijkens een notificatie van 17/18 oktober 1810 (Schiltkamp en Smidt, 1976: 1010.) naar aanleiding van het door slaven werpen van stenen naar en het ‘insulteren’ van de tambours. Het Creoolse deel van de kapel werd in het begin gevormd door een aantal van de Redi musu's. De militaire kapel speelde, met onderbrekingen wegens geldgebrek, iedere woensdag en in het weekend op het Gouvernementsplein (zie foto 2) of in het park van het sociëteitshuis: na afloop was er vaak gelegenheid tot dansen. Bovendien speelde zij tot 1870 in de pauzes tussen verschillende toneelstukken in het theater (Samson, z.j.: 1). De kapel speelde van- | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
1. ‘Een creoolse dansmeester die een negerslavin en een creoolse danspassen leert’. Benoit, 1839: afb. 23.
2. De militaire kapel op het Gouvernementsplein. Uit: Anoniem 1896.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
zelfsprekend marsen, maar ook de al genoemde Europese dansmuziek, en vanaf de twintiger jaren arrangementen van Jazz en Latijns-Amerikaanse dansen. Zowel deze militaire muziek als de grote militaire trom die erbij hoort, heetten (bigi) poku. Al vóór 1858 (Moens, 1858: 314) vinden we het woord poku in deze betekenis.Ga naar eindnoot16 Zeventig jaar later wordt Bigi Poku (Skraki Poku) de naam van een op de Jazz-arrangementen van de militaire kapel geënte, populaire dansmuzieksoort, een voorganger van de huidige Kaseko. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
Creoolse christelijke muziekDe kerstening der slaven begon pas in het zicht van de Emancipatie, die der vrijen veel eerder. Voor ons onderwerp is het volgende van be lang:
Van belang voor de opkomst van de populaire muziek is dat de Europese muziek en dans zorgden voor: uitbreiding van het Creoolse repertoire; uitbreiding van het Creoolse instrumentarium en speelstijl vooral van de blaasinstrumenten, de grote tweevellige trom - met of zonder een erop bevestigd | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
bekken - en snaartrom; scholing van muzikanten op de genoemde instrumenten; en een gedegen kennismaking van een aantal Creoolse muzikale specialisten met op de Westerse functionele harmonie gebaseerde arrangementen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
C. Populaire muziek uit andere delen van de Amerika'sDe muziek der balatableeders en gouddelversDe muziek van de minder goed gesitueerden, met name Kawina, stond aan het eind van de vorige eeuw vooral onder invloed van het nabije buitenland: de Guyana's en de eilanden Barbados, St. Lucia en Domenica. Al deze gebieden kenden een eerdere Emancipatie en verstedelijking dan Suriname. Hun invloed op het gebied van muziek en dans in Suriname komt vooral tot uiting in de muziek der balatableeders en gouddelvers. Deze arbeiders waren niet alleen uit Suriname afkomstig, maar ook uit het bovengenoemde nabije buitenland. De goudindustrie begon rond 1875, de balata-exploitatie rond 1890. De oudste vermelding over hun muziek vinden we bij Johannes King (ong. 1888, in Freytag, 1927: 874): de gouddelvers brengen ‘Dieberei, Betrug, Lüge, Bakru und Wissi’. Zij dansen ‘Obiatänze über Obiatänze, sie tanzen Laku (einen abgottischen Tanz) und verführen die Frauen’. Niet in tegenspraak hiermee, zie het onder christelijke Creoolse muziek vermelde, is de waarneming van Van Lier (1947: 7, betreffende de periode rond 1915) dat de arbeiders ook christelijke muziek speelden, vooral op zaterdag of zondag: psalmen, koralen en Sankey-aria's. Een andere oude bron (Anoniem, 1896: titelbladfoto) is de foto ‘Zondag op de goudvelden’ (zie foto 3). Het ensemble op de foto bestaat in ieder geval uit een accordeon, een metalen bord waartegen met een stokje wordt geslagen (isri) en een rammelaar (sekseki). De andere instrumenten zijn moeilijker te herkennen. Waarschijnlijk betreft het van links naar rechts een ‘watertrom’ (ondro-watra-agida)Ga naar eindnoot19, een geïmproviseerde bas (zgn. theekistbas), een fluitje en misschien een zich onder het lichaam bevindende trom, kist of blik. Zoals te verwachten in de onherbergzame streken waar goud en balata werden gezocht, zijn de instrumenten ter plekke geïmproviseerd of gemakkelijk vervoerbaar. Doordat de arbeiders uit velerlei streken afkomstig waren en lange periodes (drie tot vijf maanden) bij elkaar doorbrachten, vond op de goudvelden en in mindere mate bij de balata-industrie (kleinere groepen samenwerkenden) een intensieve culturele uitwisseling plaats, niet alleen onderling maar ook met de Bosnegers, vooral de Dyuka en de Boni, zie ook bij Kaseko. Een fraai voorbeeld hiervan op muziek- en dansgebied vinden we beschreven door Tripot (1910: 40 v). Aan de Lawa in de buurt van de Litany bevindt zich een goudzoekerskamp, 1907. Het ensemble bestaat uit een accordeon, een triangel, een ‘chacha’ (d.i. saka, een rammelaar) en een geïmproviseerde trom bestaande uit een met een vel overtrokken ton: L'on dansa, l'on mima serait plus exact, les différentes phases de l' ‘Aguia’, cette image de bataille si prisée des Antillais et où les acteurs, au son d'un répertoire excitant, exécutent des passes de lutte en cadençant leur marche et leurs mouvements. Commencés de façon courtoise, ces engagements ne demeurent pas toujours pacifiques: les combattants se défient, s'échauffent et les assistants, maintes fois, doivent s'interposer pour empêcher le sang de couler. Quelques femmes, affectées au service du comptoir, se produisirent ensuite et, guidées par de danseurs cayennais, elles s'essayèrent aux déhanchements lentement rythmés, mais extrêmement voluptueux qui caractérisent le Casséco (traduisez: casse-corps), la danse favorite des Guyanais. Puis elles sautèrent | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
la Moulala martiniquaise qui s'accompagne de chants improvisés dans lesquels chaque ballerine célèbre ses mérites et avantages personnels et déprécie ses rivales dans l'art de Terpsichore. Je finis par m'endormir, mais, selon l'usage, la bacchanale endiablée ne prit fin qu'avec lever du jour.Ga naar eindnoot20 De balatableeders en goudzoekers keerden met het moeizaam vergaarde geld naar Paramaribo terug om het vervolgens vaak even moeiteloos weer uit te geven onder andere aan feesten, waar vanzelfsprekend weer muziek gespeeld werd. Hun invloed op het Creoolse muziekleven in de stad was derhalve vrij groot. Zij behoorden ook tot de weinigen der minder bevoorrechten die in staat waren zich een muziekinstrument aan te schaffen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
De Amerikaanse dansmuziekDe Europese dansmuziek, in het begin nauw verweven met de Europese kunstmuziek, vormde tot in de eerste helft van de negentiende eeuw de belangrijkste bron voor de muziek van de blanke bovenlaag in de Amerika's.Ga naar eindnoot21 Vanaf ongeveer 1850 kwamen daar plaatselijk ontwikkelde dansmuzieksoorten bij. Voor een deel waren dit zogenaamde creoliseringen van de Europese dansen, zoals boven reeds beschreven: plaatselijke varianten, vooral wat betreft speelstijl en ritmische organisatie, van met name Wals en Quadrille. Voor een ander deel waren dit verder van deze dansen afstaande nieuwe vormen, oorspronkelijk met een overwegend zwarte stempel, zoals de Habanera. Vanaf het begin van deze eeuw gaat deze muziek terug naar Europa en zorgt daar regelmatig voor dansrages zoals de Tango rond 1912 en later de Foxtrot, Charleston, Cha cha cha en vele andere. In Suriname wordt de invloed van de Caraïbische en Latijns-Amerikaanse muziek kenbaar aan het eind van de negentiende eeuw. De cuatro (kleine Latijns-Amerikaanse gitaar), de gitaar en de mandoline en bijbehorende muziekvormen (serenades, solo liefdesliederen e.d.) komen vanaf dan voor in Paramaribo. Op het gebied der dansmuziek meldt Saavedra (1910: 34): De uit Havanna stammende Habanera vormt het middelpunt. In alle salons, vereenigingen, binnen als buiten den huiselijke kring hoort men deze muziek. Zij is het eigendom der bevolking (blanken, mestiezen, mulatten) geworden en terecht. Ook de Tango, Fandango, Jota-Aragonese, ook wel Surinaamsche wals genaamd, is er te vinden. In Suriname was nog geen echte eigen vorm ontwikkeld in orkesten voor blanken.Ga naar eindnoot22 Snelle overname van andere Caraïbische en Zuid-Amerikaanse muziek was echter wel mogelijk door de al ingevoerde stijlverandering. De invloed van de Noord-Amerikaanse populaire muziek is vóór 1940 niet groot en vooral merkbaar bij de Skraki Poku. De Caraïbische, Latijns-Amerikaanse en Noord-Amerikaanse muziek blijven de amusementsmuziek voor de beter gesitueerden in Suriname bepalen. Wanneer het verschil tussen de muziek van beter en minder goed gesitueerden gaat vervagen (vanaf de vijftiger jaren), zien we een toenemende invloed van deze muziek op de Creoolse populaire muziek. Dit proces valt samen met de opkomst van de Kaseko, in haar huidige vorm. Vele Kaseko bands spelen naast Kaseko ook Caraibische en Zuid-Amerikaanse muziek, bijvoorbeeld Calypso en Merengue. Het belang van de Amerikaanse populaire muziek voor die van Suriname is groot. Er is niet alleen sprake van invloed maar ook van parallelle ontwikkelingen en wederzijdse stimulering. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Schema 1. De behandelde muzieksoorten en de periodes waarin zij van belang waren voor de Creoolse muziek in Suriname.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieWe zien dat veel muzieksoorten een rol hebben gespeeld bij de ontwikkeling van de Kaseko. In schema 1 zijn ze aangegeven; de jaartallen zijn benaderingen. Met de opkomst van de dansmuziek der Amerika's verdwijnt het ‘Europese’ aan de Europese dansmuziek voor een groot deel, en hetzelfde geldt voor de militaire kapelmuziek. De mate van belang van de genoemde muzieksoorten voor de ontwikkeling van de Creoolse populaire muziek is in het schema niet aangegeven, maar is grofweg als volgt. Allereerst van belang zijn de ontwikkelingen in de oorspronkelijke Creoolse muziek (middenbalk); ten tweede, van direct belang, de ‘Amerikaans/Creoolse’ en Amerikaanse muziek (onder de middenbalk); en in de derde plaats, indirect van belang, de ‘Europees/Creoolse’ en Europese muziek (boven de middenbalk). Over de samenhang tussen de ontwikkelingen in de Surinaamse samenleving en de opkomst van de populaire muziek is het volgende te zeggen. In de plantage-maatschappij is de tegenstelling tussen blank en zwart groot, zo ook de scheiding tussen nun muziek. De muziek der blanken was een afspiegeling en navolging van de West-Europese muziek, die der zwarten werd juist gekenmerkt door een proces van voortdurende aanpassing en door lokaal verschillende ontwikkelingen. Doorbreking van de scheiding (het leggen van een brug) tussen blanke en zwarte muziek begint, aan de Creoolse kant, met de vrijen en de Redi musu's, vooral in de DuGa naar eindnoot23, Lobisingi en wat later de Setdansi en de christelijke muziek. Aan de blanke kant is de doorbreking passiever, met bezoek aan de Du en de beschreven gewenning aan de stijlverandering in de dansorkestmuziek. Na de Emancipatie gaat de doorbreking verder bij de bovenlaag der Creolen en de blanken tot ze in het begin van | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
deze eeuw dezelfde muziek gaan gebruiken. Dit was muziek van andere Amerikaanse landen, waar acculturatie van blank en zwart verder gevorderd was dan in Suriname.
3. ‘Zondag op de goudvelden’. Uit: Anoniem 1896.
Bij de overige Creolen - het merendeel - was er sprake van een verdere klasse-indeling die zich uitte in het gebruik van christelijke muziek tegenover Winti en van Setdansi en, vanaf de twintiger jaren, Skraki Poku tegenover Kawina. Tussen de twee groepen wordt de brug ge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
vormd door de muziek van de balatableeders en gouddelvers, tussen de middengroep en de bovenlaag door het bazuinkoor met ritme en de Skraki Poku. Na 1940 ontstond de eerste vorm van de huidige Kaseko door de voortdurende invloed van de Zuid-Amerikaanse en Caraïbische muziek en door een herwaardering, door Skraki Poku-spelers en gebruikers, van de Kawina. Dit verliep parallel aan het proces van het steeds meer samenvallen van beide Creoolse klassen, onder meer onder invloed van de politieke opkomst van andere groepen, vooral de Hindostanen. Het is hier niet de plaats om veel over de style switch te zeggen - hoewel deze wel eens essentieel zou kunnen blijken voor alle Creoolse muziek - omdat daarvoor een gedetailleerd onderzoek naar de muziek en muziekgelegenheden nodig is, naast onderzoek naar de muziekgeschiedenis waartoe dit artikel een aanzet is.Ga naar eindnoot24 Toch wil ik er er het volgende over zeggen. De style switch komt zeer duidelijk voor bij de Setdansi en het bazuinkoor, hetgeen gezien hun plaats in het schema ook te verwachten was, en ook bij de Skraki Poku. De uitvoering begint vrij rustig, formeel en wordt gaandeweg - ‘als de stemming erin komt’, als er gedanst gaat worden - door de toevoeging van de ‘Kaseko swing’ opgewekter, informeler. Dergelijke overgangen komen, in kortere, minder uitgesproken vorm, in sommige Creoolse muzieksoorten zelfs pèr lied voor. Dat soortgenoten van de Kaseko, zoals de Calypso en de Merengue, wel internationaal bekend zijn geworden, ligt niet aan hun grotere muzikale waarde maar aan Suriname's cultureel geïsoleerde positie die het gevolg was van de vorm van blanke overheersing en, daarmee samenhangend, het late tijdstip van Emancipatie en Onafhankelijkheid. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
De auteurStudeerde musicologie aan de UvA, afstudeerrichting etnomusicologie (1984). Daarna deed hij een bronnenonderzoek en -compilatie betreffende Surinaamse muziek en dans. Op het ogenblik werkt hij aan zijn promotie etnomusicologie, na een jaar veldwerk. Onderwerp: muziek en dans der bezetenheidsculten in midden-Zambia, hun symbolische structuur en hun samenhang met andere aspecten van deze culten. |
|