des, kwamen speciaal voor dat doel naar de koloniën. Het koloniale bestuur en vooral de slaveneigenaren waren daar aanvankelijk mordicus tegen.
De Moravische broeders en zusters probeerden het met een eigen plantage, werkten in de stad en bedreven zending onder de Indianen aan de beneden-rivieren. Heel langzaam en met veel tegenwerking kwam de zending onder de slaven op gang. Ook aan zending onder de Marrons werd in 1765 begonnen. Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw, met de afschaffing van de slavernij op komst, kregen de zendelingen greep op de slaven. Scholen en internaten werden opgericht, medische zorg werd verschaft (melaatsenhospitaal), creolisering van kerk en zending kwam op gang. De bijbel werd in het Sranan vertaald, een Singi Boekoe samengesteld, het ‘Makzien vo Kristen-soema’ verscheen. De zending onder contractarbeiders kwam op gang. Onder de Marrons werd al sedert de vrede van 1765 gewerkt, om te beginnen aan de Boven-Suriname-rivier. De broeders en zusters werden, ondanks de weerstand van de slavenhouders tegen de bekering, wel geacht als moreel hoogstaande en ijverige mensen.
De invloed en hoogachting die bijvoorbeeld zuster Maria Hartmann genoot blijkt onder andere uit een verhaal van de rondreizende Kappler, omstreeks 1842 op bezoek bij de Posthouder op post Victoria aan de Suriname-rivier. De Posthouder hoort dat zuster Hartmann op bezoek komt en draait snel zijn collectie pornografische platen met het gezicht naar de muur. Zuster Hartmann ziet de omgedraaide prenten, draait er één om, barst woedend uit in een boetpredikatie en verlaat beledigd het huis (A. Kappler, 1881. Holländisch Guiana, Stuttgart, W. Kohlhammer: 71).
De Rooms-Katholieke Kerk werd tenslotte in 1785 in Suriname toegelaten onder allerlei restricties: geen priesterkleding, geen openbare religieuze bijeenkomsten, geen prediking onder de slaven. Het was een moeilijk en armoedig bestaan. Pas in de negentiende eeuw kwam de missie op gang onder Indianen en Marrons, en later onder Hindostanen, Javanen en Chinezen. De kloosterordes die zich ermee bezighielden waren onder meer de Redemptoristen, de Paters van Tilburg, de Zusters Franciscanessen, de Dochters van Maria Onbevlekt Ontvangen, Evenals Moravische broeders deden zij veel voor hun leden: onderwijs, internaten, medische hulp, hospitalen, werkgelegenheid. De onderlinge naijver kon soms hoog oplopen. Het kwam geregeld voor dat zending en missie elkaar verweten hun volgelingen ‘af te pakken’. Met name de Marrons zagen er vaak geen been in door beide gezindten gedoopt te worden: hoe meer religieuze bescherming hoe beter!
In Suriname heeft elke groep nieuwkomers zijn eigen religieuze patronen ingebracht: de oudste zijn die van de Indianen, dan die van de Europeanen, van de Afrikanen, de Chinezen, de Hindostanen en de Indonesiërs, iedere groep bovendien weer met zijn eigen varianten.
Op de bekeringsijver der christenen heeft iedere groep zijn eigen reacties gehad. Die zijn te beschrijven als een scala dat liep tussen de uitersten van totale aanvaarding en totale verwerping. Daartussenin kwamen allerlei mengvormen voor. Voor het colloquium hebben wij sprekers gezocht die voor de verschillende Surinaamse religies een beeld konden geven van de reactie van hun beoefenaars op dit proces van bekering.
Over het sociale, psychologische en economische klimaat waarin bekeringsbewegingen zich ontwikkelen en de vorm waarin de traditionele religie die beweging op haart beurt transformeert sprak Prof. J.M. Schoffeleers.
De Indiaanse religie van de Wayambo's en hun beeld van de katholieke godsdienst, de invloed die de missie op hun sociale en economische levenswijze heeft gehad werd behandeld door Drs. W. Desserjer.
De Marrons reageerden op de ingrijpende inbreuk van de christelijke leer op hun sociale structuur, die onverbrekelijk met de godsdienst is verbonden, met vele vormen van verzet, waaronder profetische bewegingen. Eén