Jan Voorhoeve kwam in Suriname aan het begin van de vijftiger jaren in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap om te werken aan een revisie van de bestaande vertaling van het Nieuwe Testament in het Sranan en tevens de voorbereiding van een vertaling van het Oude Testament. Onder de titel ‘Jan Voorhoeve nam het op voor een Assepoestertaal’ schreef Hugo Pos in het dagblad Trouw dat Voorhoeve, ‘toen geen sterveling meer een cent gaf om Suriname's Assepoestertaal haar uit de achtererven en de kostgrondjes heeft opgediept en een waardevolle plaats bezorgd.’ Het getuigt bovenal van moed, typerend voor Jan Voorhoeve, om over een taal die niet levensvatbaar is verklaard een proefschrift te schrijven met als titel: Voorstudies tot een Beschrijving van het Sranan Tongo (1953). En dat hij ondanks de lage sociale status van het Sranan deze taal een kans wilde geven moge blijken uit het voorwoord, waarin hij vaststeit dat het Sranan Tongo een taal is
gebrandmerkt door sociaal misprijzen... De schrijver is van mening dat een deugdelijke synchronische beschrijving van het Sr. Tg. een noodzakelijke voorwaarde is voor toekomstig onderzoek op het gebied van de Surinamistiek. Het is hierom vooral dat hij dit werk heeft ondernomen als een afsluiting van zijn universitaire studie en een voorbereiding op toekomstige arbeid.
Ook de derde stelling bij het proefschrift getuigt van zijn grote zorg voor het Sranan: ‘De mening van Rens, als zou het Sranan Tongo als taal ernstige tekortkomingen vertonen, “which prevent it from becoming the general medium of intercourse in all strata of society”, is van linguïstisch standpunt onaanvaardbaar.’ Op de conferentie over Creolentalen die in 1959 te Jamaica gehouden werd heeft Voorhoeve een voordracht gehouden met als titel ‘A Project for the Study of Creole Language History in Surinam’. Hierin beschrijft hij een aantal door hem ontworpen onderzoeksprojecten met betrekking tot de Surinamistiek, waarvan enkele door hemzelf inmiddels zijn voltooid.
Sedert zijn promotie in 1953 heeft Voorhoeve meer dan 30 artikelen en boeken geschreven over de Creolentalen van Suriname en over letterkundige en andere culturele onderwerpen m.b.t. Suriname. Uit zijn publicaties blijkt steeds weer hoezeer hij zich betrokken voelde bij de culturele strijd van de Surinamer, zonder de objectiviteit van de wetenschapsbeoefening uit het oog te verliezen. Van zijn werken noemen we Creole Drum, an Anthology of Creole Literature in Surinam, een standaardwerk dat hij in samenwerking met Ursy Lichtveld heeft samengesteld, een bloemlezing waarin een aanzienlijke hoeveelheid orale literatuur is opgenomen; Suriname, Spiegel der Vaderlandse Kooplieden, eveneens met Ursy Lichtveld, een boeiend historisch leesboek waarvan het voorwoord een weerspiegeling geeft van de omstandigheden waaronder het werk tot stand kwam:
De samenstellers... moesten dikwijls pionierswerk verrichten. De literatuur over Suriname blijkt meestal nog onvoldoende geëxploreerd, laat staan voldoende bestudeerd... Zo moest de noodzakelijke archiefstudie, de literair-historische waardebepaling, de datering, het bibliografisch en een enkele maal manuscriptologisch onderzoek - deze gehele voorarbeid - dikwijls door de samenstellers zelf verricht worden.
Sranan Syntax, een onderzoek naar de grammaticale structuur van het Sranan. ‘Historical and Linguistic Evidence in Favour of the Relexification Theory on the Formation of Creoles’, een invloedrijk artikel dat de laatste tijd onder zware druk is komen te staan. In dit artikel komt Voorhoeve, onder meer, tot de conclusie dat het moderne Sranan het resultaat is van een naar het Engels toe gerelexificeerde Afro-Portugese pidgin uit het midden van de zeven-