| |
| |
| |
Zeventiende Samenspraak.
Ik ben benieuwd, Vader! om uit uwen mond de bewyzen der Oranje-Tyranny te horen, die na de Omwenteling in het jaar van 1787, vooral in Holland, hebben plaats gehad.
Die zyn verschrikkelyk veel, myn Zoon! – ik word met killen schrik bevangen, en het hart ontzinkt my als ik aan de gruwelen, die toen gebeurd zyn, gedenke. – O hoe veel duizenden zyn door plundering, roof en vervolging toen niet ongelukkig geworden en van hun bestaan beroofd – maar wy zullen de ruime zee van rampen en ellende nu niet insteken – wy zullen die verschrikkelyke gebeurtenissen bewaren voor de lange winter avonden – zy zyn zoo overvloedig, dat wy er het voorjaar wel mede halen zullen.
Ik ben verblyd, Vader, over deze uwe schikking; doch intusschen wenschte ik wel, dat gy my nu nog het een ander van de Oranje-Tyranny wilde verhalen.
De Omwenteling zelve zal ons nog stof genoeg verschaffen, eer wy overgaan tot de schrikbarende gebeurtenissen die na dezelve, onder het oog van den Prins, hebben plaats gehad.
| |
| |
Die Omwenteling is zoo godloos, en draagt zoo vele kenmerken van de heerschzugt en de tyranny van het Huis van Oranje, dat gy ze diep in uw geheugen moet prenten, om ze nimmermeer te vergeten.
Ik beloof u, Vader, dat ik alle myne kragten daar toe zal inspannen.
Voor eerst kunt gy niet te diep in uw geheugen prenten, dat de Patriotten van dien tyd niets anders gedaan hebben dan de rechten, die hun rechtvaardig toekwamen, herroepen – en de abuizen, die van tyd tot tyd in het bestuur des Lands waren ingekropen, willen herstellen – en dat het eene volstrekte onwaarheid is, dat zy de Oude Constitutie hebben willen vernietigen, gelyk hun is te lasten gelegd.
En met dat al wierden zy met den naam van Landverdervers en Oproermakers bestempeld!
Dit was de list van Oranje en zynen aanhang, om het gemeen tegen de Patriotten voorintenemen, en kortzigtige menschen afteschrikken, om zich niet onder derzelver parthy te begeven.
Hoe kan het, zou men zeggen, aan vrygeboren ingezetenen kwalyk worden genomen, dat zy op het herstel van hunne verlorene rechten aandringen.
| |
| |
Dit kan hun nooit kwalyk worden genomen dan door een Tyran gelyk aan Willem den Vyfden, welke hier door betoond heeft nog grooter dwingeland te zyn dan Tiberius, den Romeinschen Keizer, welke nog beweerde, dat in een vrye Republiek de gemoederen en de tongen behoorden vry te zyn.
Maar laten wy niet van ons stuk afwyken. Het waren die Patriotten, welke ik u strak beschreven heb, om welken ter onder te brengen het Huis van Oranje de hulp van den Koning van Pruischen heeft ingeroepen.
Ja voor zeker – maar hoe onschuldig de Patriotten ook waren, hoe billyk hunne begeerte ook zyn mogt; het kon niet baten – de Heerschzugt van den Prins vorderde, dat hy over de Zonen der Vryheid moest zegepralen, al zou dan ook het gehele land geruïneerd en duizenden van inwoonderen aan de grootste ellenden overgegeven worden.
Waren er nog geen andere middelen voor handen, die de Prins had kunnen aanwenden, om de zaak in der minne byteleggen?
Verscheiden – maar een Tyran verkiest die middelen niet, als hy door geweld zyn oogmerk bereiken kan.
Ik kan u zelfs verzekeren, dat van de zyde der Patriotten wel middelen zyn aangewend
| |
| |
om den Prins daar toe te bewegen. Onder anderen weet ik, dat een Amsterdams Burger hem in het Kamp te Zeyst een bezoek heeft gegeven – en hem met alle mogelyke kragt van redenering eene schildery heeft voorgesteld van de rampen en tevens van de gevaren in welke het Vaderland zich gestort zag, en vooral van den roem, die zyne Hoogheid zoude verwerven, indien hy tot herstel der algemene rust wilde medewerken – welke rust ook tevens het duurzaam geluk van zyn Huis moest uitmaken.
En wilde hy in deze voorslagen van bevrediging niet toestemmen?
Wel neen – hy antwoordde kort en zakelyk, dat dergelyke voorslagen geheel niet strookte met zyn belang, en dat hy zyne rechten te wel kende om er van aftestaan.
Ik wist wel, dat hy een styfhoofdig man is, maar dat hy zulk een dwingeland was, zou ik nimmer hebben kunnen geloven.
Men had toen reeds het besluit genomen om Holland met geweld te dwingen, want twee dagen na dit bezoek, ondernam de Prinses hare berugte reize naar 's Hage, op welke zy, op order van de Commissie van Woerden, digt by Schoonhoven werd opgehouden.
Maar ik meende, dat die reize
| |
| |
door de Prinses ondernomen was met oogmerk om de gerezene geschillen door hare tusschenkomst byteleggen.
Dat zeggen de Prinsgezinden – maar het zal altyd vreemd en singulier blyven, dat de reize en het oogmerk van dien, na eene afwezigheid van twee jaren, voor de Staten van Holland was geheim gehouden, en dat daarentegen de aanhangers van Oranje en het graauw daar van alle bewustheid hadden, gelyk men uit de toebereidselen, die men op het platte land en in den Haag heeft willen in het werk stellen, om de Prinses te ontvangen, ten klaarsten heeft kunnen opmaken.
Maar zou het intusschen niet beter geweest zyn, dat men de Prinses in hare reize niet verhinderd had?
Zeker neen; indien deze voorzorg niet gebruikt was, zou er zeer zeker in den Haag een volledig oproer hebben plaats gehad, het welk bezwaarlyk zoude hebben kunnen gestuit worden, en waar van waarschynlyk de voornaamste Leden der Vergadering van Holland de slachtoffers zouden geweest zyn. – Immers die weet, dat het grootste gedeelte der Militie en der Burgery van den Haag en het Gemeen onder dezelve, de Oranje party was toegedaan, zal daar aan niet behoeven te twyfelen – trouwens er is geen groter bewys voor de waarheid daar van, dan het geen wy na de Omwenteling in den Haag hebben zien gebeuren.
| |
| |
Dan schynt die reize door de Prinses alleen maar ondernomen te zyn, om aangehouden te worden, en daar door gelegenheid te vinden om den Koning van Pruischen in het harnas te jagen tegen de Provintie Holland, en hem te bewegen om over zyne quasi beledigde Zuster satisfactie te vragen.
Juist schynt dit het oogmerk geweest te zyn. – want indien de Prinses met zulke vredelievende gevoelens had bezield geweest, had zy naderhand, toen de Pruischen reeds tot op het Gelders Territoir genaderd waren, nog de schoonste gelegenheid gehad de blyken daar van ten toon te spreiden.
Toen zyn haar nog voorslagen van bevrediging gedaan, maar zy wilde naar dezelve niet luisteren; integendeel toen zy bespeurde, dat de Hertog van Brunswyk, die het bevel voerde over de Pruissische troepen, wel eenigsints genegen was om naar voorslagen van minnelyke schikkingen te luisteren – spande zy alle hare vermogens te werk om hem overtehalen tot het spoedig ter uitvoer brengen van zyne vyandelyke oogmerken.
Wat was haar antwoord aan de genen die met zulke voorslagen by haar kwamen?
Zy antwoordde, dat zy geen reden had, om zich te verlaten op de belofte van de Staten van Holland, maar dat zy zich
| |
| |
volkomen gedroeg aan het verlicht oordeel en den wil van den Koning haren broeder – en daar mede was het afgedaan.
Hoe is het mogelyk, dat iemand, die zoo vele weldaden van een Land genoten had, als de Prinses van Holland genoten heeft, zoo Tyranniek kon handelen?
Ja, zy was volkomen meester van den wil van den Koning, met een enkeld woord had zy kunnen te weeg brengen, dat het gansche verschil in der minne was bygelegd – maar het was eenmaal besloten om Holland ongelukkig te maken, en van dat besluit scheen men niet te willen terug komen.
Ik weet niet hoe het mogelyk is, dat er nog menschen kunnen gevonden worden, die zulk een daad kunnen goedkeuren.
Men vind altyd verblinde menschen – en eigenbelangzoekers, die de snoodste daden pryzen, om dat zy er hun voordeel by vinden – maar zoo er ooit Tyranny in de wereld heeft plaats gehad, is het zeker in dit geval, dat men eenen vryen Staat, enkel om de plaats hebbende geschillen, met troepen van eene vreemde Mogendheid laat overvallen, en dat men de inwoonders dwingt om in hunne regeringsvorm zodanige veranderingen te maken als met de belangens van een enkeld Huis het meest overeenkomen – gelyk zulks toen in ons Gemenebest met betrekking tot het Huis van Oranje heeft plaats gehad.
| |
| |
Maar Vader, gy zeide zoo even, dat men besloten had om Holland ongelukkig te maken; is dan de Omwenteling van 1787 zoo ongelukkig voor Holland geweest?
Ja myn Zoon, de gevoelige slag die ons daar door is toegebragt, zullen wy misschien nimmer te boven komen – het is deze, die alle pogingen tot herstel, welke nu in onze dagen met zoo veel iever worden aangewend, zoo ongemakkelyk en byna onmogelyk maken.
Door die Omwenteling is het Finantiewezen van onze Provintie totaal bedorven – niet tegenstaande de Raadpensionaris van Bleiswyk, by het nederleggen van zyn post, verklaarde, dat hetzelve nog in een' goeden staat verkeerde.
Door die Omwenteling is de Bank van Amsterdam geheel geruïneerd en bedorven, zoo dat men in onzen tyd de grootste moeite gehad heeft om deszelfs credit eenigsints te herstellen.
Door die Omwenteling zyn duizende Familiën ongelukkig geworden, en door de snoodste plundering, die immer heeft plaats gehad, van hunne goederen beroofd.
Maar Vader, was het in de eerste oogenblikken, toen alles in verwarring was, wel mogelyk om alle baldadigheden tegentegaan?
Indien in de eerste oogenblikken der Omwenteling deze of gene baldadigheden
| |
| |
hadden plaats gehad, zou men zulks nog kunnen begrypen, maar het moest alle begrip te boven gaan, dat zulks heeft kunnen gebeuren, nadat de Vergadering van Holland eensgezind was, en de Prins zyn verblyf wederom in den Haag genomen had – toen moest men natuurlyk verwagten, dat alle zulke baldadigheden zouden worden gestuit, vooral na dat de Staten den Stadhouder by diverse placaten hier over hun ongenoegen te kennen gegeven en dezelve als strafbaar verklaard hadde – maar wy hebben gezien, dat niets heeft kunnen baten, en dat diergelyke wanbedryven langen tyd zyn blyven voortduren, zonder dat wy weten dat iemand daar voor is gestraft geworden – maar laten wy voor het tegenwoordige een gordyn schuiven voor alle die gruwelen, en dezelve tot eene andere gelegenheid besparen.
Al hoorde ik verder niets van die gruwelen, zou het evenwel niet ongemakkelyk zyn om optemaken, dat Willem de Vyfde een grote dwingeland geweest is.
En het geen gy verder hier uit kunt opmaken is het groot onderscheid, dat er heeft plaats gehad tusschen de Omwenteling van 1787 en die van 1795 – by de laatste is geen huis geschonden en geen mensch mishandeld geworden, zelfs niet die genen, die zich by de vorige Omwenteling aan de snoodste mishandeling der Patriotten en aan de verregaanste plunderingen hadden schuldig gemaakt.
| |
| |
Dat moet de Patriottische party tot eene eeuwige eer verstrekken.
Ja, zoo zich een volk ooit groot en verheven van ziel betoond heeft, zyn het de Patriotten geweest by den inmarsch der Fransche troepen. – Ik heb kort na dezelve Prinslui aangetroffen die deswegens tranen van vreugd gestort hebben, en ronduit verklaarden, dat zy nooit zulke verhevene denkbeelden van de Patriotten gevoed hebben.
Het was te wenschen, Vader! dat men die weldaden bleef erkennen.
Ja, dat was zeker te wenschen, maar het schynt, dat men alle die weldaden weder vergeten is – men behoeft slegts iemand van die party tegen te komen, om de boosheid uit zyne oogen te lezen, die in zyn hart huisvest – maar dit juist bevestigd, dat de meeste aanhangers van het Huis van Oranje even grote Tyrannen zyn, als de Afgod, voor wien zy zich gaarne weder zoude nederknielen.
Maar daar de tyd thans verloopen is, zo zullen wy, voor ditmaal, onze Samenspraaken eindigen.
|
|