| |
No. 39.
Vreugde - lied Omgezongen te worden ter Eere van den prins van Oranje Neerlands geliefde en dierbaare Erfstadhouder; op zyn Heugelyke Verjaardag den 8 Maert 1787,
1.
Komt nu braave wel gezinden,
Die altydt den Prins beminden,
Laat ons nu same Vreugde bedryven,
Laat ons nu vrolyk zingen,
Ons hart niet meer bedwingen:
Want dees' dag is het dubbeld waart.
Het is reeds den Agste Maart.
| |
2.
Vrolyk moeten wy nu weezen,
Ja al wierd het ook mispreezen,
Van die hoop die 't Staatsgebouw omvroeten
Zyn deugd niet kunnen lijden.
En hem daarom stout versmaen,
Maar dat Volk gaat ons niet aan.
| |
3.
Wij willen niet aan U denken,
't Souw onze Vreugde maar krenken,
En gij zult uw doel nooit berijken,
Want alle braave menschen,
Doen haar beste wenschen,
| |
| |
Voor de Prins en voor zijn Huijs,
Dat is uw wel het grootste Kruis.
| |
4.
Vieren zullen wij branden,
Gij meugt vrij knerse tanden,
En van spijt ons tragten te vernielen;
Wij blijven de Prins beminnen,
En wij vallen hem nooijt af,
Maar getrouw tot aan het Graf.
| |
5.
Waarom zou wij het ontveinsen?
En nu te rugge gaan deinsen,
Neen ô neen! wij durven het wel zeggen,
Al het bloed in onse Aderen,
Is als dat van onse Vaderen,
Het is het egte Neerdands Bloet,
Het ontbreekt ons aan geen moedt,
| |
6.
Laat ons nu ook onze beeden,
Die wij steeds heimelijk deeden,
Opentlijk voor onze Prins uijtspreeken,
Wij wensche hem van herte,
Een eijnd van al zijn smerte,
Dat hij spoedig al het verdriet,
Vergeet het geen hem tans geschiedt.
| |
7.
En dat al die hem beminnen,
Eijndelijk eens overwinnen,
En de Lasters zelvers mag doen zwijgen,
Dan zullen al zijn haters,
Zijn trouwelooze Verlaaters,
Van hun booze weg afgaan,
En hem weer ten dienste staan.
| |
8.
Dan zal Neerland weer floreren,
Den Nabuur zal ons dan weer Eeren,
Rust en Voorspoed zal ons weer ontmoeten!
Tweedragt ons land verlaaten,
Dan zulle de Heere Staaten,
Eensgezint met onze Vorst,
Die zijn last nu willig Torst.
| |
9.
Nu eens helder ingeschonken,
Tot de grondt toe uitgedronken,
Want wij moeten dog regt Vrolijk weezen,
Alle menschen doen dog mee:
Want het is den Agtste Maart,
Onze Prins van daag Verjaart.
| |
10.
Nog eens Helder ingeschonken,
En nog weer eens uijtgedronken,
Ter Eer van onze braave Vorstinne:
Alle braaven doen tog mee,
't Is van daag den Agste Maart,
Onze Prins is 't die Verjaart.
| |
| |
| |
11.
Nu nog eens een Frisse Beeker,
Want wij meenen het voorzeeker,
Tot Eere van de Jong Orangie Spruiten.
Patriotten doen niet mee,
Want dees dag al lang Verjaart,
Is ons blydschap dubbelt waart.
| |
12.
Nu eens helder opgesprongen,
En ook uit den Borst gezongen,
Tot vreugd van de Prins en de Princesse,
En niet min voor 't Jonge Kroost:
Want dat is tot Neêrlands troost:
Roepen zingen Wy, en loven,
Duyzent maal Orangje...., Orangje boven.
|
|