De van den hemel afgebeeden, in alle verdrukking, nog bloeiënden Oranjeboom
(ca. 1784)–Anoniem Oranjeboom, De van den hemel afgebeeden, in alle verdrukking, nog bloeiënden– Auteursrechtvrij2.Zoo iemand in den Schotel doopt
Of klinke de Pocaal,
En niet op Vorst Oranje hoopt
Die spreekt geen harte taal.
Ons beete Broods, ons teugje Wyn
Moete Eendragt en Oranje zyn.
Met Heil, met Heil, met Heil.
| |
3.Maar als men u een glaasje bied
Voor Eendragt en den Staat,
Vergeet dan 't zugtend Leyden niet
Daar 't ons aan 't harte gaat;
Zoo weer de trouw uit haare Vest
Der Snoode Tweedragts vuige Pest,
Om Rust, om Rust, om Rust.
| |
4.Een schuimpje tintelt nog in 't glas,
Het noodigt tot een dronk
De gulle Vreugd geeft op dit pas,
Aan ons een lieven lonk;
De Land en Kerkstaat aan haar zy
Eischt tot het heil der Burgery,
Een Klank, een Klank, een Klank.
| |
5.Een goede zaak bestaat in drien,
Nog eens dan in het rond,
Dat wy Oranjes luister zien,
Aan Neerlands Heilverbond;
Dat Waarheid eenmaal Zegenpraal,
's Lands Welvaard van den Hemel daal,
't Beklyf, 't Beklyf, 't Beklyf.
| |
6.Daar Vrienden is myn Rechterhand,
Ontfang de Burgertrouw!
Schenk my de uwe weer tot pand!
't Zy jonge Maagd, of Vrouw.
Een Eerbre Kusch is Tafelwet,
| |
[pagina 44]
| |
De Vriendschap op dit Zegel let,
Gekuscht, Gekuscht, Gekuscht.
| |
7.Zie zoo die Teug, dat Zoentje smaakt,
Daar 't kuitsche vreugde voed,
De Deugd heeft nooit geen Kusch gelaakt
Waar Vriendschap haar ontmoet:
Wel aan nog eens dan tot besluit,
En een Hoezeetje moet 'er uit;
Hoezee, Hoezee, Hoezee.
| |
8.Is nu aan Vriendschaps Wet voldaan,
Aan deezen Disch en Haard,
Ei laat 'er nog een Teug op staan,
Op 't Welzyn van de Waard.
Uw aller Heil en Vreedzaam Lot,
Waar Heil en Vrede woond, woond God.
Amen, Amen, Amen.
V. en V
|
|