Het Oranje vreugde-maal
(1747)–Anoniem Oranje vreugde-maal, Het– Auteursrechtvrijopgedischt in de gaare-keuken van de Gekroonde B. Ter gelegenheyd van de Verheffing van zijne Hoogheid
Op een aangename Voys:
Anthre
BEedroefde Herder ach!
Ik moet helaas nu zugten,
Om dat mijn Engelin,
Verstoot mijn trouwe Min,
O Wreede Herderin!
O Goon! Waar zal ik vlugten?
O Pijn! Ô Wrede smert!
Die mijn doorsneyd het Hert.
Engels Aer
Mijn Damon, ach! mijn Lief! hoe wilt gy vlugten?
Ik bid uw houd dog op van zugten,
Uw Philida, die zal uw smert verdryven,
Kom Herder wilt dan by mijn blyven,
Terwijl uw Minnares, toond zo haar liefde,
Die mijn met Hert en Ziel door-griefde.
| |
[pagina 83]
| |
Anthre.
Mijn waarde Philida,
Gy doet mijn nu herleven,
Ja door uw zoete Min,
Die gy mijn toond Vriendin,
Mijn Engel hoe kan ik,
Die gunst en vriendschap loone?
Daar ik na heb getragt,
En ook zo lang gewagt.
Engels Aer.
Nu Herder zijt gerust, ik zal uw loonen,
Mijn Min zal ik nu aan uw toonen,
Hebt gy dan nu wel meer voor my te vrezen?
Gy zijt mijn tweede Ziel, mijn Uytgelezen,
Kom laaten wy dan gaan onder de Linde,
Om ons daar te zamen gaan verbinde.
Anthre.
Wel aan dan Harderin,
Laat ons dan t’zaam gaan treden,
Onder de Linde Groen,
In ’t lieflijk Veld-gewas,
Kom laaten wy dan ras,
Mijn Lief, mijn Meesteressen,
Gaan vlegten eenen Hoed,
Bekranst van Roozen zoet.
|
|