Het Oranje vreugde-maal
(1747)–Anoniem Oranje vreugde-maal, Het– Auteursrechtvrijopgedischt in de gaare-keuken van de Gekroonde B. Ter gelegenheyd van de Verheffing van zijne Hoogheid
Voys: Koopt ’er niemand Almanak.BOter-markt gy zijt vermaard,
En voor al wel pryzens waard,
Uw Lof dat moet ik roemen,
Al wat in Amsterdam is,
Moet van veel Plaatzen koemen.
’s Maandags is ’t voor gewis
Altijd of ’er Kermis is,
Duyzende van Menschen,
| |
[pagina 59]
| |
Ook zo vindjer met playzier,
Wat jou Hert kan wenschen.
Voor eerst zo staat ’er fray ten toon,
Een Theater groot en schoon,
Daar met zoet genugten,
Twee-maal Daags word op Gespeeld,
Alderhande Klugten.
Rondom dit Theater staan,
Veel Wagens die ’er zijn gelaan,
Met veelerhande Prullen,
Daar gy kunt tot tijdverdrijf,
Uw Buykje dan mee vullen.
Dray-borden en Rijffelaars,
De Stapel van Boter en Kaas,
Neuten en Carstanjen,
Lekkere Zoete-Melks Thee,
Ook Appels van Oranjen.
Quakzalvers vol en zat,
Zoete Meysjes scheeld uw wat,
Gy hoeft niet te vreezen,
Hebt gy Scheurbuyk, Tandpijn, Koords,
Gy word hier genezen.
Bent gy Kreupel, Lam of Doof,
Hebbet maar een goed geloof,
Dan zal het wel lukken,
Al was gy zo Lam mijn Vriend,
Dat gy sprong op Krukken.
Ook hebje der Kleyn Jan,
Daar gy Liedjes koopen kan,
Liedjes en Liede-Boeken,
’t Geen uw Hertje maar begeert,
Zal hy uw strakjes zoeken.
Duyve-melkers, Vogelaars,
Zoete Meysjes ligt van Aars.
| |
[pagina 60]
| |
Ziet men daar met hoopen,
Al om haar profijt te doen,
Over de Markt loopen.
Rolders, Tolders, en zulk goed,
Wagtje voor dat sno Gebroed,
’t Keyken kan niet schaden,
Elk bewaard zijn Beursjes wel,
Laat uw van mijn raden.
Bolle-buysjes Groot en Heet,
Staan der tot uw dienst gereed,
Ook zo kund gy krygen,
Aliekruyken en Garnaal,
Zoete Koek en Vygen.
Krijgt gy ondertusschen Dorst,
Gaat en smeer eens braaf de Borst,
Neemt een Maandags-trantje,
In de eene Kroeg of aar,
Of in ’t Oliphantje.
Speeld dan eens in ’t Tiktak-Bord,
En komt gy dan Geld te kort,
Wat hoeft gy te zorgen,
Men hangt niemand op om schuld,
De Waard die mag borgen.
Vrienden word hier door geleerd,
Terwijl gy in ’t Bord verkeerd,
Verkeeren uw de zaaken,
Gy kunt tegen wil en dank,
Wel na Indien raaken.
Oorlof volgt dan mijnen raad,
Eer gy ’t uw beklaagt te laad,
En zegt poep Oost-Indie,
Laat zy t’zamen, zegt met mijn,
Amsterdam ik minje.
|
|