N.R.Ct. (6-6-'40) een bespreking van Jan H. Eekhouts ‘De Legenden van Jezus' Kindsheid’ en oordeelt dat E. zich te zeer heeft toegelegd op de romantische aesthetiek van zijn tot een persoonlijke kunsttaal getransformeerd dialect. De eigenlijke verbeeldingsarbeid verloor hij daarbij uit het oog. Houwink noemt de bundel een reeks drukke, overladen schilderijen, die diepte missen en hij hoopt dat de dichter in E. erin slagen zal de literator te overwinnen.
- D.Th. Jaarsma zegt in de bespreking van ‘De Freule’ van Theun de Vries (N.R.Ct. 11-6-'40) dat dit werkje een vrij juist beeld geeft van des schrijvers scheppend vermogen. Zelden ziet men verenigd in zo beknopt bestek een opmerkelijk onvermogen, karakters in hun totaliteit innerlijk te schouwen, met zo grote dichterlijke gaven in ander opzicht.
- In De Groene Amst. (6-7-'40) spreekt C.J. Kelk over Han Hoekstra's bundel ‘Het ongerijmde leven’: Geen grote of wonderdadige dichtkunst, maar niets dan de heldere, kortademige begeleiding van een eenvoudig leven, door een zacht en tegelijk sterk voelend mens, die zijn aardse bestaan niet verdoemt, niet verheerlijkt, maar uit simpele liefde berijmt, hoe ongerijmd het dan ook is.