Opwaartsche Wegen. Jaargang 18(1940)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 162] [p. 162] Muus Jacobse De jongen Terwijl hij turend achterover ligt Vang ik zijn blik: zijn wij nog kameraden, Jongen van mij? Als strakgespannen draden Trekken zijn lippen smal en trillend dicht. Ik weet: naardat zij vaker overtraden Worden zijn ogen grijzer, zijn gezicht Zal harden, koeler staan na elk gericht, Zijn mond zal geen geheimen meer verraden. Eens zal hij denken: 'k moet een masker dragen, Want wat mijn ogen in de verte zagen Is iets wat vader toch niet vatten kan - En ik: hoe kort was mij het kind een makker, Hij werd al man - straks kust een vrouw hem wakker En vindt het kind weer in hem, kind en man. [pagina 163] [p. 163] Muus Jacobse De dichter Achter zijn kamerraam wuiven de takken -: ‘Wrevel dat ik hier weer mijn tijd verslijt, Verkeer je eensklaps in genegenheid?’ Hij denkt: ‘Gevangenen in hun barakken Hebben het trotse recht van die men mijdt: Naar schuwe huldiging te mogen snakken - Roemt dan, o dichters, in uw boevenpakken Om u te wreken voor uw eenzaamheid!’ Maar soms ook, bang dat 't leven hem voorbijgaat - Wat kan het baten dat de droom hem vrijstaat, Moet hij ontberen wat er werklijk is? - Weet hij niet wat hij voor zijn hart moet wensen En of een leven als van and're mensen Dieper vervulling is of diepst gemis. [pagina 164] [p. 164] Muus Jacobse De dokter Had hij nooit walging van een anders wonden? Misschien, maar altijd weer werd zijn gemoed Vervuld van deernis om het willoos bloed En handen die zichzelf niet helpen konden. Toch, wie hem later, weer hersteld, ontmoet, Ontwijkt hem liefst: vriend die te veel doorgrondde, Bij wie men zwijgend zijn genezen zonden Als met chantagerekeningen boet... Want wie gezond zijn willen niet meer weten Van hen die ziek zijn: hij moet veel vergeten Om zich in stilte ter herinneren, Om achter de beschaamden en benauwden Enkel het kind te zien dat hem vertrouwde, - Vader van grootgeworden kinderen. Vorige Volgende