over ‘De mythe van Perk en tachtig’, ingaande tegen de mening van Menno ter Braak, dat Kloos indertijd de betekenis van Vosmaer wat op de achtergrond drong.
- De Vrije Bladen. Cahier III bevat een groot, episch-lyrisch gestemd gedicht van Jac. Schreurs M.S.C. ‘Het lied van den sluier’. Margreet, het kind van hogen staat, wordt ons voorgesteld op een soort zwerftocht. Al treden figuren als de Koopman, Moenen, een Kaper e.a. op, het verhaal als zodanig is bijzaak. De symbolen en 't Limburgse landschap op sommige ogenblikken domineren. Aan 't slot eindigt de tocht als 't ware opgelost in de Veronica-episode. Veronica die met de haren Jezus' gelaat wast op de lijdensweg. Dan keert Margreet (Veronica) weer terug in Limburg.
Schreurs' vers versmaadt de plastiek niet, maar bovenal boeit ons de symbolische visie, die de feitelijkheid omhoog tilt.
- De Gids. Van Duinkerken bespreekt in z'n April-kroniek uitvoerig het nieuwe tijdschrift Criterium en de medewerkers van dit blad. V.D. vindt Criterium niet beter dan Vrije Bladen, Forum en Werk, zelfs veel minder goed en ook veel minder oorspronkelijk. ‘Het stelt zich alleen een ruimer taak door de gevoelens van de medewerkers ook theoretisch te willen verdedigen. En juist deze verruiming blijkt de grootste verzwakking’.
‘In benarde omstandigheden’ verkeren we thans, het publiek is lusteloos, begeert geen literatuur, alleen een goed verhaal. Voor de verzen van Criterium heeft ons land dan geen publiek. Bij Aafjes constateert V.D. dat hier poëzie wordt vervaardigd zonder klankbodem. Het beginsel-programma van Cola Debrot is zo vaag, dat het nog alle kanten uit kan. Speelde hier de oprichting van 't blad als compromis een rol? Hoornik en Tergast verlangen in hun verzen naar bevrijding uit de ‘benarde omstandigheden’.
- Groot Nederland. In 't Aprilnummer bespreekt Binnendijk de bundel ‘De ziel der Steden’ van J.J. van Geuns. Diens poëzie komt volgens B. voort uit de bespiegelend-descriptieve sfeer, die de dichtkunst van de medewerkers aan ‘De Beweging’ kenmerkte. Redelijkheid en bezinning tegenover de impressionistische taalenergie. Van Geuns vertegenwoordigt daarbij de liefde voor traditie en de acceptatie der conventionele taal. In de nieuwste bundel spreekt duidelijk een gecultiveerde smaak. Gerard van Eckeren handelt over Binnendijk als criticus. Marsman geeft een aantal verzen uit de te verschijnen bundel ‘Tempel en Kruis’. Proza o.a. van R. van Lier, ‘In een Schoolschrift’.
- De Gemeenschap van Maart bevat een artikel van Jan Engelman over ‘Een nieuwe generatie’, waarmee E. bedoelt de figuren van ‘Werk’ en ‘Criterium’. Engelman vergelijkt optreden, geestelijke achtergrond van de Hoornik-generatie, met die van Marsman c.s. en constateert dan bij de dichters van nu gebrek aan generositeit, aan weidsheid van verbeelding, aan geloof in hun ster. Het doffe ontmoedigde betoog van Hoornik is ook heel iets anders dan de