Opwaartsche Wegen. Jaargang 17(1939-1940)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 420] [p. 420] Willem de Merode Frieslands vlaktenGa naar voetnoot*) Ach God, wat zijn uw groote vlakten schoon, Met 't zeilen van de vogels, en het schuimen Der schepen door de spiegelende ruimen Der plassen; waar de schuchtere anemoon Des voorjaars in de luwte waagt te ontluiken, Het woekeren van gouden boterbloem En rosse zuring, en het zoet gezoem Der hommels langs den schauw der luwe struiken. En hier en ginder aan 't bewogen zwerk Leunt, grauwe glorie, star, een oude kerk, Daarboven fonklen gouden torenhanen. Ach God, hoe vrij stijgt hier uw stoere wind En 't helle lachen van een boerenkind, Dat door de lucht vlerkt als de wilde zwanen. voetnoot*) Ongepubliceerd gedicht, uit het bezit van en opgedragen aan Ds. A. Mankes-Zernike. Gedateerd 10 Mei '25. Vorige Volgende